un maillot de bain gagner une église un matin un cheveu heureux

Français: révision 1
un maillot de bain
gagner
une église
un matin
un cheveu
heureux
dangereux
un médecin
un couteau
se laver
une étoile
une poupée
un cuiller
recevoir
une montagne
une jupe
patiner
rentrer
gentil
une soeur
Les substantifs (zn.): donne la traduction des substantifs et donne le pluriel (meervoud)
1. un maillot de bains
een badpak
des maillots de bains
2. un cheveu
een haar
des cheveux
3. un couteau
een mes
des couteaux
4. un cuiller
een lepel
des cuillers
5. une église
een kerk
des églises
6. une étoile
een ster
des étoiles
7. une montagne
een berg
des montagnes
8. un matin
een morgen
des matins
9. un médecin
een dokter
des médecins
10. une poupée
een pop
des poupées
11. une jupe
een jurk
des jupes
12. une soeur
een zus
des soeurs
Les verbes (ww.): donne la traduction des verbes et donne le passé composé (voltooid deelwoord)
1. patiner
schaatsen
J’ai patiné
2. gagner
winnen
J’ai gagné
3. se laver
zich wassen
Je me suis lavé(e)
4. recevoir
ontvangen
J’ai reçu
5. rentrer
terugkeren
Je suis rentré(e)
Les adjectifs (bn.): donne la traduction des adjectifs et donne la forme masculine et féminine
1. heureux
gelukkig
heureuse
2. dangereux
gevaarlijk
dangereuse
3. gentil
lief
gentille
Ce, cette, cet, ces = deze
Ce voor een mannelijk woord: ce garçon
Cet voor een mannelijk woord met klinker of h: cet homme, cet ami
Cette voor een vrouwelijk woord: cette fille
Ces voor een woord in het meervoud: ces garçcons, ces filles, ces amis
Vertaal nu zelf de woordjes met passende vertaling voor DEZE (zie pg. 104-105)
deze kat
ce chat
dit schrift
ce cahier
dit café
ce café
deze bibliotheek
cette bibliothèque
deze verjaardag
cet anniversaire
deze moeder
cette mère
deze arm
ce bras
dit meisje
cette fille
die haren
ces cheveux
deze zus
cette soeur
dit dessert
ce dessert
deze sinaasappel
cette orange
deze frietjes
ces frites
deze vriendin
cette amie
deze vis
ce poisson
dit kind
cet enfant
deze pizza
cette pizza
deze buur
ce voisin
deze bank
ce banc
dit paard
ce cheval
Quel, quelle, quels, quelles = welke?
Quel voor mannelijk woord enkelvoud, quels, voor mannelijk woord meervoud
Quelle voor vrouwelijk woord enkelvoud, quelles voor vrouwelijk woord meervoud
Welke hond?
quel chien
Welke boeken?
quels livres
Welk konijn?
quel lapin
Welke menu’s?
quels menus
Welke kip?
quelle poule
Welke klassen?
quelles classes
Welke vogel?
quel oiseau
Welke voeten?
quels pieds
Welke koe?
quelle vache
Welke potloden?
quels crayons
Welke kus?
quel bisou
Welke kinderen?
quels enfants
Les verbes, de werkwoorden
être
zijn
avoir
hebben
•
je suis
ik ben
•
j'ai
ik heb
•
tu es
jij bent
•
tu as
jij hebt
•
il/elle est
hij/zij is
•
il/elle a
hij/zij heeft
•
nous sommes
wij zijn
•
nous avons
wij hebben
•
vous êtes
jullie zijn
•
vous avez
jullie hebben
•
ils/elles sont
zij zijn
•
ils/elles ont
zij hebben
aller
gaan
aimer
houden van
•
je vais
ik ga
•
j'aime
ik hou van
•
tu vas
jij gaat
•
tu aimes
jij houdt van
•
il/elle va
hij/zij gaat
•
il/elle aime
hij/zij houdt van
•
nous allons
wij gaan
•
nous aimons
wij houden van
•
vous allez
jullie gaan
•
vous aimez
jullie houden van
•
ils/elles vont
zij gaan
•
ils/elles aiment
zij houden van
se laver
zich wassen
recevoir
ontvangen
•
je me lave
ik was me
•
je reçois
ik ontvang
•
tu te laves
jij wast je
•
tu reçois
jij ontvangt
•
il/elle se lave
hij/zij wast zich
•
il/elle reçoit
hij/zij ontvangt
•
nous nous lavons
wij wassen ons
•
nous recevons
wij ontvangen
•
vous vous lavez
jullie wassen je
•
vous recevez
jullie ontvangen
•
ils/elles se lavent
zij wassen zich
•
ils/elles reçoivent zij ontvangen
gagner
winnen
rentrer
terugkeren
•
je gagne
ik win
•
je rentre
ik keer terug
•
tu gagnes
jij wint
•
tu rentres
jij keert terug
•
il/elle gagne
hij/zij wint
•
il/elle rentre
hij/zij keert terug
•
nous gagnons
wij winnen
•
nous rentrons
wij keren terug
•
vous gagnez
jullie winnen
•
vous rentrez
jullie keren terug
•
ils/elles gagnent zij winnen
•
ils/elles rentrent
zij keren terug
5.
7.
8.
9.
manteau
short
veste
vêtements
10. bonnet
11. pull
12. chaussettes
1. gants
2. blouse
3. pantalon
4. jupe
10. chaussures
12. chemise