Deze akte in PDF-formaat

Transcription

Deze akte in PDF-formaat
48040
MONITEUR BELGE — 10.09.2007 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
VLAAMSE OVERHEID
N. 2007 — 3770
[C − 2007/36514]
19 JULI 2007. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende samenstelling en werking van de raadgevende
comités bij de intern verzelfstandigde agentschappen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en
Gezin
De Vlaamse Regering,
Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikel 6, § 2;
Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met
rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, inzonderheid op artikel 19;
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het Vlaams Zorgfonds tot een intern verzelfstandigd
agentschap met rechtspersoonlijkheid en tot wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende organisatie van de
zorgverzekering, inzonderheid op artikel 13;
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, inzonderheid op artikelen 25 en 26;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 betreffende de adviesraad bij het Vlaams Zorgfonds,
gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van
de Vlaamse Regering;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het Intern Verzelfstandigd
Agentschap Jongerenwelzijn, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het Intern Verzelfstandigd
Agentschap Zorg en Gezondheid, inzonderheid op artikel 18;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het
beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat
beleidsdomein, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 juni 2006 en 19 januari 2007;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 8 juni 2007;
Gelet op het advies van de Raad van State, met nr. 43/297/3, van 15/6/2007, met toepassing van artikel 84, § 1,
eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het advies van de adviesraad bij het Vlaams Zorgfonds van 10 juli 2007;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. — Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° raadgevende comités : de raadgevende comités bij de intern verzelfstandigde agentschappen van het
beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
2° Kind en Gezin : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;
3° VAPH : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met
een Handicap;
4° Vlaams Zorgfonds : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Zorgfonds;
5° Zorg en Gezondheid : het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid;
6° Jongerenwelzijn : het intern verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn;
7° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de Bijstand aan Personen en voor het Gezondheidsbeleid.
HOOFDSTUK II. — Samenstelling
Art. 2. § 1. De raadgevende comités van Jongerenwelzijn en Zorg en Gezondheid, bestaan elk uit 18 leden,
waarvan :
1° vier vertegenwoordigers van de gebruikers van de door het betrokken agentschap georganiseerde ondersteuning;
2° vier vertegenwoordigers van de voorzieningen, die actief zijn op het werkterrein van het betrokken agentschap;
3° vier vertegenwoordigers van de werknemers van de voorzieningen, vermeld in 2°;
4° zes onafhankelijke deskundigen.
§ 2. Het raadgevend comité van het VAPH bestaat uit 24 leden, waarvan :
1° zes vertegenwoordigers van de gebruikers van de door het agentschap georganiseerde ondersteuning;
2° zes vertegenwoordigers van de voorzieningen, die actief zijn op het werkterrein van het agentschap;
3° zes vertegenwoordigers van de werknemers van de voorzieningen, vermeld in 2°;
4° zes onafhankelijke deskundigen.
§ 3. Het raadgevend comité van Kind en Gezin bestaat uit 20 leden, waarvan :
1° vier vertegenwoordigers van de gebruikers van de door het betrokken agentschap georganiseerde ondersteuning;
2° vier vertegenwoordigers van de voorzieningen, die actief zijn op het werkterrein van het betrokken agentschap;
3° vier vertegenwoordigers van de werknemers van de voorzieningen, vermeld in 2°;
4° acht onafhankelijke deskundigen.
MONITEUR BELGE — 10.09.2007 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
§ 4. Het raadgevend comité van het Vlaams Zorgfonds bestaat uit 20 leden, waarvan :
1° vier vertegenwoordigers van de zorgkassen;
2° vier vertegenwoordigers van de verenigingen van gebruikers en mantelzorgers;
3° vier vertegenwoordigers van de erkende zorgverleners;
4° vier vertegenwoordigers van de Vlaamse sociale partners;
5° vier onafhankelijke deskundigen.
Art. 3. De leden worden door de Vlaamse Regering voor een periode van vier jaar benoemd.
Art. 4. De minister nodigt organisaties en geledingen uit om kandidaten voor te dragen voor de mandaten
vermeld in artikel 2, § 1, 1° tot en met 3°, § 2, 1° tot en met 3°, § 3, 1° tot en met 3° en § 4, 1° tot en met 4°.
Hij houdt hierbij rekening met de maatschappelijke relevantie en de belangrijkheid van deze organisaties en
geledingen evenals met de verscheidenheid ervan.
Art. 5. De minister wijst onder de leden van de raadgevende comités een voorzitter en hoogstens twee
ondervoorzitters aan.
Art. 6. De voordragende organisaties en geledingen duiden een plaatsvervanger aan voor de vertegenwoordigers,
vermeld in artikel 2, § 1, 1° tot en met 3°, § 2, 1° tot en met 3°, § 3, 1° tot en met 3° en § 4, 1° tot en met 4°.
Art. 7. De vertegenwoordigers, vermeld in artikel 2, § 1, 1° tot en met 3°, § 2, 1° tot en met 3°, § 3, 1° tot en
met 3°, en § 4, 1° tot en met 4°, worden voorgedragen op lijsten, waarbij voor elke vertegenwoordiger één mannelijke
en één vrouwelijke kandidaat worden voorgedragen.
Telkens als in een raadgevend comité één of meerdere mandaten ten gevolge van een voordrachtprocedure vacant
zijn, moeten per mandaat, één man en één vrouw worden voorgedragen.
Art. 8. § 1. De leden van de raadgevende comités worden door de minister ontslagen, op eigen verzoek, op
verzoek van de organisaties en geledingen vermeld in artikel 2 die de leden hebben voorgedragen, of om ernstige
redenen.
§ 2. Ontslagen leden worden voor de resterende duur van hun mandaat vervangen door hun plaatsvervanger.
Art. 9. Het lidmaatschap van een raadgevend comité is onverenigbaar met :
1° een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams
Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;
2° het ambt van minister, staatssecretaris en hun kabinetsleden;
3° het ambt van personeelslid van een departement of een agentschap, dat in een hiërarchische verhouding staat
tot de minister;
4° het ambt van personeelslid van het Vlaams Parlement en de bij het Vlaams Parlement opgerichte diensten;
5° het ambt van personeelslid van een strategische adviesraad opgericht krachtens het decreet van 18 juli 2003 tot
regeling van strategische adviesraden.
HOOFDSTUK III. — Werking
Art. 10. Elk raadgevend comité stelt binnen de drie maanden na de samenstelling, een huishoudelijk reglement
op, volgens het model in bijlage. Het huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering
voorgelegd.
HOOFDSTUK IV. — Slotbepalingen
Art. 11. Het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 betreffende de adviesraad bij het Vlaams Zorgfonds,
gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2005, wordt opgeheven op de datum van
inwerkingtreding van het ministerieel besluit tot samenstelling van het raadgevend comité van dit agentschap.
Art. 12. Artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern
verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn wordt opgeheven.
Art. 13. Artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern
verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid wordt opgeheven.
Art. 14. Artikel 66 en artikel 70 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het
Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van
agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving
met betrekking tot dat beleidsdomein, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 juni 2006 en
19 januari 2007, worden opgeheven op de datum van inwerkingtreding van de ministeriële besluiten tot samenstelling
van de raadgevende comités van de agentschappen in kwestie.
Art. 15. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen en voor het Gezondheidsbeleid, is belast
met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 juli 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
S. VANACKERE
48041
48042
MONITEUR BELGE — 10.09.2007 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Bijlage
Model van huishoudelijk reglement
1. Begrippenkader
Definities.
2. Praktische werking
- Voorzitterschap : aanduiding, taken en bevoegdheden;
- Leden : omschrijving van de rechten;
- Secretariaat;
- Wijze van uitnodigen;
- Aard en frequentie van de vergaderingen;
- Omschrijving rechtsgeldig quotum;
- Modaliteiten van de besluitvorming;
- Totstandkoming van de agenda;
- Organisatie van de besprekingen en de besluitvorming;
- Modaliteiten van betrekken van externen bij de werkzaamheden.
3. Deontologie
- Formeel engagement van de leden en plaatsvervangers;
- Organisatie van de aan./afwezigheden;
- Bekendmaking van de besluitvorming;
- Klachtenbehandeling.
4. Informatie- en rapporteringsopdracht van het comité
- Organisatie van de verslaggeving;
- Organisatie van de archivering;
- De informeringsplicht t.a.v./door de administrateur-generaal.
5. Aard van de dossiers en rapporten die aan het raadgevend comité voorgelegd moeten worden
- Betrokkenheid bij de totstandkoming van de beheersovereenkomst;
- Betrokkenheid bij de totstandkoming van de begrotingsvoorstellen/uitvoering;
- Advisering betreffende de administratieve lasten en de reguleringsimpact bij de totstandkoming van opheffende,
wijzigende en nieuwe regelgeving.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 houdende samenstelling
en werking van de raadgevende comités bij de intern verzelfstandigde agentschappen van het beleidsdomein Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
S. VANACKERE
TRADUCTION
AUTORITE FLAMANDE
F. 2007 — 3770
[C − 2007/36514]
19 JUILLET 2007. — Arrêté du Gouvernement flamand portant composition et fonctionnement des conseils
consultatifs auprès des agences autonomisées internes du domaine politique de l’Aide sociale, de la Santé
publique et de la Famille
Le Gouvernement flamand,
Vu le décret cadre sur la politique administrative du 18 juillet 2003, notamment l’article 6, § 2;
Vu le décret du 30 avril 2004 portant création de l’agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique
’Kind en Gezin’, notamment l’article 19;
Vu le décret du 7 mai 2004 portant transformation du ″Vlaams Zorgfonds″ en une agence autonomisée interne
dotée de la personnalité juridique et modifiant le décret du 30 mars 1999 portant organisation de l’assurance soins,
notamment l’article 13;
Vu le décret du 7 mai 2004 portant création de l’agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique
″Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap″ (Agence flamande pour les Personnes handicapées),
notamment les articles 25 et 26;
Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 17 juillet 2000 relatif au conseil consultatif auprès du ″Vlaams
Zorgfonds″, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 septembre 2005;
Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 fixant les attributions des membres du Gouvernement
flamand;
Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l’agence autonomisée interne
″Jongerenwelzijn″, notamment l’article 20;
Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l’agence autonomisée interne ″Zorg en
Gezondheid″ (Soins et Santé), notamment l’article 18;
Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 31 mars 2006 concernant le Département de l’Aide sociale, de la
Santé publique et de la Famille, relatif à l’entrée en vigueur de la réglementation créant des agences dans le domaine
politique Aide sociale, Santé publique et Famille et modifiant la réglementation concernant ce domaine politique,
modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 2 juin 2006 et 19 janvier 2007;
Vu l’accord du Ministre flamand chargé du Bdget, donné le 8 juin 2007;
MONITEUR BELGE — 10.09.2007 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Vu l’avis n° 43/297/3 du Conseil d’Etat, donné le 15.06.07, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des
lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;
Vu l’avis du conseil consultatif auprès du ″Vlaams Zorgfonds″ (Fonds flamand d’Assurance Soins), donné le
10 juillet 2007;
Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-Etre, de la Santé publique et de la Famille;
Après délibération,
Arrête :
CHAPITRE Ier. — Définitions
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
1° comités consultatifs : les comités consultatifs auprès des agences autonomisées internes du domaine politique
de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille;
2° ″Kind en Gezin″ : l’agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique ″Kind en Gezin″;
3° ″VAPH″ : l’agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique ″Vlaams Agentschap voor Personen
met een Handicap″ (Agence flamande pour les Personnes handicapées);
4° ″Vlaams Zorgfonds″ : l’agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique ″Vlaams Zorgfonds″;
5° ″Zorg en Gezondheid″ : l’agence autonomisée interne ″Zorg en Gezondheid″;
6° « Jongerenwelzijn » : l’agence autonomisée interne ″Jongerenwelzijn″;
7° Ministre : le Ministre flamand ayant l’Assistance aux Personnes et la Politique de la Santé dans ses attributions.
CHAPITRE II. — Composition
Art. 2. § 1 . Les comités consultatifs de ″Jongerenwelzijn″ et ″Zorg en Gezondheid″ se composent chacun de
18 membres, dont :
er
1° quatre représentants des usagers du soutien organisé par l’agence concernée;
2° quatre représentants des structures actives dans le champ d’action de l’agence concernée;
3° quatre représentants des travailleurs des structures visées au point 2°;
4° six experts indépendants.
§ 2. Le comité consultatif de ″VAPH″ se compose de 24 membres, dont :
1° six représentants des usagers du soutien organisé par l’agence;
2° six représentants des structures actives dans le champ d’action de l’agence;
3° six représentants des travailleurs des structures visées au point 2°;
4° six experts indépendants.
§ 3. Le comité consultatif de ″Kind en Gezin″ se compose de 20 membres, dont :
1° quatre représentants des usagers du soutien organisé par l’agence concernée;
2° quatre représentants des structures actives dans le champ d’action de l’agence concernée;
3° quatre représentants des travailleurs des structures visées au point 2°;
4° huit experts indépendants.
§ 4. Le comité consultatif du ″Vlaams Zorgfonds″ se compose de 20 membres, dont :
1° quatre représentants des caisses d’assurance soins;
2° quatre représentants des associations de demandeurs d’aide et d’intervenants de proximité;
3° quatre représentants des prestataires de soins agréés;
4° quatre représentants des partenaires sociaux flamands;
5° cinq experts indépendants.
Art. 3. Les membres sont nommés par le Gouvernement flamand pour une période de quatre ans.
Art. 4. Le Ministre invite les organisations et groupements à proposer des candidats pour les mandats visés à
l’article 2, § 1er, 1° à 3° inclus, § 2, 1° à 3° inclus, § 3, 1° à 3° inclus, et § 4, 1° à 4° inclus, tout en tenant compte de la
pertinence sociale et de l’importance de ces organisations et groupements, ainsi que de leur diversité.
Art. 5. Le Ministre désigne parmi les membres des comités consultatifs un président et au maximum deux
vice-présidents.
Art. 6. Les organisations et groupements proposants désignent un suppléant pour les représentants visés à
l’article 2, § 1er, 1° à 3° inclus, § 2, 1° à 3° inclus, § 3, 1° à 3° inclus, et § 4, 1° à 4° inclus.
Art. 7. Les représentants visés à l’article 2, § 1er, 1° à 3° inclus, § 2, 1° à 3° inclus, § 3, 1° à 3° inclus, et § 4, 1° à 4°
inclus, sont proposés sur des listes; pour chaque représentant sont proposés 1 candidat de sexe masculin et 1 candidat
de sexe féminin.
Chaque fois qu’au sein d’un comité consultatif un ou plusieurs mandats sont à conférer à la suite d’une procédure
de présentation, les candidatures d’au moins un homme et une femme sont présentées par mandat.
Art. 8. § 1er. Les membres des comités consultatifs sont licenciés par le Ministre, à leur propre demande, à la
demande des organisations et groupements visés à l’article 2 ayant proposé les membres ou pour des raisons graves.
§ 2. Des membres licenciés sont remplacés, pour la durée restante de leur mandat, par leur suppléant.
Art. 9. La qualité de membre du comité consultatif est incompatible avec :
1° un mandat au Parlement européen, à la Chambre des représentants, au Sénat, au Parlement flamand et au
Parlement de Bruxelles-Capitale;
2° les fonctions de Ministre, de secrétaire d’Etat et des membres de leurs cabinets;
3° la fonction de membre du personnel d’un département ou d’une agence, qui est en relation hiérarchique avec
le Ministre;
4° la fonction de membre du personnel du Parlement flamand et des services créés auprès du Parlement flamand;
48043
48044
MONITEUR BELGE — 10.09.2007 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
5° la fonction de membre du personnel d’un conseil consultatif stratégique créé en vertu du décret du 18 juillet 2003
réglant les conseils consultatifs stratégiques.
CHAPITRE III. — Fonctionnement
Art. 10. Chaque comité consultatif établit, dans les trois mois de sa composition, un règlement d’ordre intérieur,
suivant le modèle repris en annexe. Le règlement d’ordre intérieur est soumis à l’approbation du Gouvernement
flamand.
CHAPITRE IV. — Dispositions finales
Art. 11. L’arrêté du Gouvernement flamand du 17 juillet 2000 relatif au conseil consultatif auprès du ″Vlaams
Zorgfonds″, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 septembre 2005, est abrogé à la date d’entrée en
vigueur de l’arrêté ministériel portant composition du comité consultatif de l’agence susvisée.
Art. 12. L’article 21 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l’agence autonomisée
interne ″Jongerenwelzijn″ est abrogé.
Art. 13. L’article 19 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l’agence autonomisée
interne ″Zorg en Gezondheid″ (Soins et Santé) est abrogé.
Art. 14. Les articles 66 et 70 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 31 mars 2006 concernant le Département
de l’Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, relatif à l’entrée en vigueur de la réglementation créant des
agences dans le domaine politique Aide sociale, Santé publique et Famille et modifiant la réglementation concernant
ce domaine politique, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 2 juin 2006 et 19 janvier 2007, sont abrogés
à la date d’entrée en vigueur des arrêtés ministériels portant composition des comités consultatifs des agences en
question.
Art. 15. Le Ministre flamand qui a l’Assistance aux Personnes et la Politique de Santé dans ses attributions,
est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Bruxelles, le 19 juillet 2007.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
K. PEETERS
Le Ministre flamand du Bien-Etre, de la Santé publique et de la Famille,
S. VANACKERE
Annexe
Modele de règlement d’ordre intérieur
1. Cadre de définitions
Définitions.
2. Mise en œuvre pratique
- Présidence : désignation, tâches et compétences;
- Membres : description des droits;
- Secrétariat;
- Mode d’invitation;
- Nature et fréquence des réunions;
- Description du quota valable;
- Modalités de la prise de décision;
- Etablissement de l’ordre du jour;
- Organisation des discussions et de la prise de décision;
- Modalités de l’association de personnes externes aux activités.
3. Déontologie
- Engagement formel des membres et des suppléants;
- Organisation des présences/absences;
- Publication de la prise de décision;
- Traitement des plaintes.
4. Mission d’information et de rapportage du comité
- Organisation du rapportage;
- Organisation de l’archivage;
- L’obligation d’information au/par l’administrateur général.
10. Nature des dossiers et rapports devant être soumis au comité consultatif
- Participation à l’élaboration du contrat de gestion;
- Participation à l’élaboration des propositions budgétaires et à l’exécution du budget;
- Conseils au sujet des charges administratives et de l’impact de régulation lors de l’élaboration de réglementations abrogatoires, modificatrices et nouvelles.
Vu pour être joint à l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2007 portant composition et fonctionnement
des conseils consultatifs auprès des agences autonomisées internes du domaine politique de l’Aide sociale, de la
Santé publique et de la Famille.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
K. PEETERS
Le Ministre flamand du Bien-Etre, de la Santé publique et de la Famille,
S. VANACKERE