lois, decrets, ordonnances et reglements wetten, decreten

Transcription

32027
MONITEUR BELGE — 25.09.2001 — BELGISCH STAATSBLAD
LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN
MINISTERE DES AFFAIRES ECONOMIQUES
F. 2001 — 2622
[2001/11336]
10 AOUT 2001. — Loi relative
à la Centrale des Crédits aux Particuliers (1)
ALBERT II, Roi des Belges,
A tous, présents et à venir, Salut.
Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :
er
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
N. 2001 — 2622
[2001/11336]
10 AUGUSTUS 2001. — Wet betreffende
de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen, en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
CHAPITRE I . — Dispositions préliminaires
HOOFDSTUK I. — Voorafgaande bepalingen
Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 78 de la
Constitution.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in
artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. Pour l’application de la présente loi, il faut entendre par :
Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° la Banque : la Banque Nationale de Belgique;
1° de Bank : de Nationale Bank van België;
2° la Centrale : la Centrale des Crédits aux Particuliers visée à
l’article 3 de la présente loi;
2° de Centrale : de Centrale voor Kredieten aan Particulieren bedoeld
in artikel 3 van deze wet;
3° le contrat de crédit à la consommation : le contrat visé à l’article 1er,
4°, de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation;
3° de consumentenkredietovereenkomst : de overeenkomst bedoeld
in artikel 1, 4°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
4° le contrat de crédit hypothécaire : le contrat visé aux articles 1er et 2
de la loi du 4 août 1992 relative au crédit hypothécaire ou le contrat de
prêt ou d’ouverture de crédit hypothécaire visé à l’article 1er de l’arrêté
royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et
organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires;
4° de hypothecaire kredietovereenkomst : de overeenkomst bedoeld
in de artikelen 1 en 2 van de wet van 4 augustus 1992 op het
hypothecair krediet of het contract van hypothecaire lening of kredietopening bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 225 van
7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot
inrichting van de controle op de ondememingen van hypothecaire
leningen;
5° le prêteur : les personnes agréées en application de l’article 74,
alinéa 1er, de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation,
les personnes enregistrées en application de l’article 75bis, de la même
loi, les entreprises soumises au Titre II de la loi du 4 août 1992 relative
au crédit hypothécaire ainsi que les entreprises soumises au Titre II de
l’arrêté royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires
ou les établissements visés à l’article 65 du même arrêté;
5° de kredietgever : de personen erkend met toepassing van
artikel 74, eerste lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, de personen geregistreerd met toepassing van artikel 75bis,
van dezelfde wet, de ondernemingen onderworpen aan Titel II van de
wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en de ondememingen onderworpen aan Titel II van het koninklijk besluit nr. 225 van
7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot
inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire
leningen of de inrichtingen bedoeld in artikel 65 van hetzelfde besluit;
6° l’emprunteur : le consommateur visé à l’article 1er, 1°, de la loi du
12 juin 1991 relative au crédit à la consommation, ou l’emprunteur visé
dans la loi du 4 août 1992 relative au crédit hypothécaire, ou la
personne physique qui se constitue emprunteur au sens de l’arrêté
royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et
organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires et qui agit
exclusivement dans un but pouvant être considéré comme étranger à
ses activités commerciales, professionnelles ou artisanales.
6° de kredietnemer : de consument bedoeld in artikel 1, 1°, van de
wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, of de kredietnemer
bedoeld in de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, of
de natuurlijke persoon die schuldenaar is in de zin van het koninklijk
besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen
van hypothecaire leningen en die uitsluitend handelt met een oogmerk
dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of
ambachtelijke activiteiten.
CHAPITRE II. — La Centrale des Crédits aux Particuliers
HOOFDSTUK II. — De Centrale voor Kredieten aan Particulieren
Art. 3. § 1er. La Banque est chargée d’enregistrer dans la Centrale :
Art. 3. § 1. De Bank is belast met de registratie, in de Centrale, van :
1° les contrats de crédit à la consommation;
1° de consumentenkredietovereenkomsten;
2° les contrats de crédit hypothécaire;
2° de hypothecaire kredietovereenkomsten;
3° les défauts de paiement découlant des contrats de crédit à la
consommation et des contrats de crédit hypothécaire, qui répondent
aux critères fixés par le Roi.
§ 2. Les données enregistrées dans la Centrale concernent :
3° de wanbetalingen voortvloeiend uit de consumentenkredietovereenkomsten en de hypothecaire kredietovereenkomsten die beantwoorden aan de door de Koning vastgestelde criteria.
§ 2. De gegevens die in de Centrale worden geregistreerd betreffen :
1° l’identité de l’emprunteur, du prêteur et, le cas échéant, du
cessionnaire;
1° de identiteit van de kredietnemer, de kredietgever en, in voorkomend geval, de cessionaris;
2° les références du contrat de crédit à la consommation ou de crédit
hypothécaire;
2° de referenties van de consumentenkredietovereenkomst of de
hypothecaire kredietovereenkomst;
32028
3° le type de crédit;
3° het type van krediet;
4° les caractéristiques du contrat de crédit à la consommation ou de
crédit hypothécaire qui permettent de déterminer la situation débitrice
du contrat et son évolution;
4° de kenmerken van de consumentenkredietovereenkomst of de
hypothecaire kredietovereenkomst die het mogelijk maken om de
debetstand van de overeenkomst en zijn evolutie te bepalen;
5° le cas échéant, le motif du défaut de paiement communiqué par
l’emprunteur;
5° in voorkomend geval, de reden van de wanbetaling medegedeeld
door de kredietnemer;
6° le cas échéant, les facilités de paiement accordées.
6° in voorkomend geval, de toegestane betalingsfaciliteiten.
Le Roi détermine le contenu précis, les conditions et les modalités de
mise à jour ainsi que les délais de conservation de ces données.
De Koning bepaalt de precieze inhoud, de voorwaarden en de nadere
regels voor de bijwerking evenals de bewaartermijnen van deze
gegevens.
§ 3. La Banque élabore les instructions administratives et techniques
à respecter par les personnes qui sont tenues de communiquer des
données à la Centrale ou de la consulter.
§ 3. De Bank stelt de administratieve en technische richtlijnen vast die
moeten worden nageleefd door de personen die gehouden zijn
gegevens aan de Centrale mede te delen of haar te raadplegen.
CHAPITRE III. — Communication et consultation des données
HOOFDSTUK III. — Mededeling en raadpleging van de gegevens
Art. 4. Les prêteurs et les personnes désignées par le Roi communiquent à la Centrale les données concernant chaque contrat de crédit et
chaque défaut de paiement, visés à l’article 3, § 1er.
Art. 4. De kredietgevers en de door de Koning aangewezen personen delen aan de Centrale de gegevens mee betreffende elke kredietovereenkomst en elke wanbetaling, bedoeld in artikel 3, § 1.
Le Roi détermine les délais de communication de ces données à la
Centrale.
De Koning bepaalt de termijnen voor de mededeling van die
gegevens aan de Centrale.
Art. 5. Pour l’application de la présente loi et afin d’identifier les
emprunteurs, les prêteurs utilisent le numéro d’identification du
Registre national des personnes physiques.
Art. 5. Voor de toepassing van deze wet en met het oog op de
identificatie van de kredietnemers, gebruiken de kredietgevers het
identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Lors de la demande d’un contrat de crédit à la consommation ou
d’un contrat de crédit hypothécaire, l’emprunteur communique le
numéro d’identification précité.
Bij de aanvraag van een consumentenkredietovereenkomst of van
een hypothecaire kredietovereenkomst deelt de kredietnemer het
voornoemde identificatienummer mee.
La Banque est habilitée à utiliser le numéro d’identification du
Registre national des personnes physiques dans ses relations avec les
emprunteurs et les personnes visées aux articles 4, alinéa 1er, et 8, § 1er.
De Bank is gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken in haar relaties met de
kredietnemers en de personen bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, en
8, § 1.
Art. 6. § 1er. Tout contrat de crédit qui doit être enregistré conformément à l’article 3, § 1er, 1° ou 2°, doit mentionner :
Art. 6. § 1. Elke kredietovereenkomst die moet worden geregistreerd
overeenkomstig artikel 3, § 1, 1° of 2°, moet vermelden :
1° la clause : « Ce contrat fait l’objet d’un enregistrement dans la
Centrale des Crédits aux Particuliers conformément à l’article 3, § 1er, 1°
ou 2°, de la loi du 10 août 2001 relative à la Centrale des Crédits aux
Particuliers. »;
1° de clausule : « Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van
registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel 3, § 1, 1° of 2°, van de wet van 10 augustus 2001 betreffende
de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. »;
2° les finalités du traitement dans la Centrale;
2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
3° le nom de la Centrale;
3° de naam van de Centrale;
4° l’existence d’un droit d’accès, de rectification et de suppression des
données ainsi que les délais de conservation de ces dernières.
4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op
uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze
laatste.
§ 2. Lors du premier enregistrement conformément à l’article 3, § 1er,
3°, l’emprunteur en est informé sans délai par la Banque.
§ 2. Bij de eerste registratie overeenkomstig artikel 3, § 1, 3°, wordt de
kredietnemer daarvan onverwijld in kennis gesteld door de Bank.
Cette information doit indiquer :
Deze kennisgeving moet vermelden :
1° la référence du contrat concerné;
1° de referentie van de betrokken overeenkomst;
2° les finalités du traitement dans la Centrale;
2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;
3° le nom et l’adresse de la personne qui a communiqué les données;
3° de naam en het adres van de persoon die de gegevens heeft
medegedeeld;
4° l’existence d’un droit d’accès, de rectification et de suppression des
données ainsi que les délais de conservation de ces dernières.
4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op
uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze
laatste.
Art. 7. Selon les modalités fixées par le Roi, chaque emprunteur a
accès, sans frais, aux données enregistrées à son nom et peut librement
et sans frais demander la rectification des données erronées. En cas de
rectification, la Banque est tenue de communiquer cette rectification aux
personnes qui ont obtenu des renseignements de la Centrale et que
l’emprunteur indique.
Art. 7. Volgens de door de Koning vastgestelde nadere regels heeft
elke kredietnemer kosteloos toegang tot de op zijn naam geregistreerde
gegevens en kan hij, vrij en kosteloos, de rechtzetting vragen van
verkeerde gegevens. In geval van rechtzetting is de Bank ertoe
gehouden deze rechtzetting mede te delen aan de personen die
inlichtingen van de Centrale hebben verkregen en die de kredietnemer
aanduidt.
Art. 8. § 1er. Selon les règles établies par le Roi, la Banque ne peut
communiquer les renseignements qu’aux personnes visées à l’article 69,
§ 4, alinéa 1er, 1° à 5° et 7° à 9° de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit
à la consommation et à l’Office de Contrôle des Assurances dans
l’exécution de sa mission.
Art. 8. § 1. Volgens de regels die de Koning bepaalt, mag de Bank de
inlichtingen slechts mededelen aan de personen bedoeld in artikel 69,
§ 4, eerste lid, 1° tot 5° en 7° tot 9° van de wet van 12 juni 1991 op het
consumentenkrediet en aan de Controledienst voor de Verzekeringen,
binnen de uitvoering van zijn opdracht.
32029
Peuvent également recevoir les renseignements contenus dans la
Centrale, les centrales de crédit étrangères à condition que leurs
finalités, les données enregistrées et la protection qu’elles assurent en
matière de vie privée soient équivalentes à celles de la Centrale et
qu’elles fournissent, par réciprocité, leurs données à la Centrale.
De buitenlandse kredietcentrales kunnen eveneens mededeling krijgen van de inlichtingen opgenomen in de Centrale, op voorwaarde dat
hun doeleinden, de geregistreerde gegevens en de bescherming die zij
waarborgen op het vlak van de persoonlijke levenssfeer, gelijkwaardig
zijn met die van de Centrale en dat zij hun gegevens, op basis van
wederkerigheid, aan de Centrale verstrekken.
§ 2. Les renseignements communiqués par la Banque ne peuvent être
utilisés que dans le cadre de l’octroi ou de la gestion de crédits ou de
moyens de paiement, susceptibles de grever le patrimoine privé d’une
personne physique et dont l’exécution peut être poursuivie sur le
patrimoine privé de cette personne.
§ 2. De inlichtingen die door de Bank worden medegedeeld mogen
enkel gebruikt worden in het raam van het verstrekken van of het
beheer van kredieten of betalingsmiddelen, die van aard zijn het
privé-vermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de
uitvoering op het privé-vermogen kan voortgezet worden.
Ces renseignements ne peuvent être utilisés à des fins de prospection
commerciale.
Deze inlichtingen mogen niet worden gebruikt voor commerciële
prospectiedoeleinden.
§ 3. Les personnes qui ont obtenu des renseignements de la Centrale
doivent prendre les mesures nécessaires pour garantir le caractère
confidentiel de ces renseignements.
§ 3. De personen die inlichtingen van de Centrale hebben verkregen
moeten de nodige maatregelen treffen om het vertrouwelijk karakter
van die inlichtingen te waarborgen.
Art. 9. Afin d’obtenir des informations sur la situation financière et
la solvabilité de l’emprunteur, les prêteurs consultent la Centrale
préalablement à la conclusion d’un contrat de crédit à la consommation
ou à la remise d’une offre de crédit hypothécaire. Le Roi fixe les
modalités de cette consultation.
Art. 9. Teneinde informatie te verkrijgen over de financiële toestand
en de solvabiliteit van de kredietnemer, raadplegen de kredietgevers de
Centrale vooraleer zij een consumentenkredietovereenkomst sluiten of
een aanbod van hypothecaire kredietovereenkomst overhandigen. De
Koning stelt de nadere regels vast betreffende deze raadpleging.
Art. 10. Afin de compléter les informations obtenues lors de la
consultation visée à l’article 9, la Banque est habilitée à interroger pour
compte des prêteurs le fichier des avis de saisie, de délégation, de
cession et de réglement collectif de dettes, visé à l’article 1389bis/1 du
Code judiciaire. Le Roi détermine les données qui peuvent être
consultées.
Art. 10. Ter aanvulling van de informatie verkregen bij de raadpleging bedoeld in artikel 9, wordt de Bank gemachtigd om voor rekening
van de kredietgevers ondervragingen te verrichten van het bestand van
berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, bedoeld in artikel 1389bis/1 van het Gerechtelijk Wetboek. De
Koning bepaalt de gegevens die kunnen worden geraadpleegd.
Art. 11. Afin de compléter les informations obtenues lors de la
consultation visée à l’article 9, le Roi peut habiliter la Banque, aux
conditions qu’Il détermine, à interroger pour compte des prêteurs
d’autres fichiers centralisant des dettes impayées à charge des consommateurs. Dans ce cas, le Roi détermine les données qui peuvent être
consultées.
Art. 11. Ter aanvulling van de informatie verkregen bij de raadpleging bedoeld in artikel 9, kan de Koning, onder de voorwaarden die Hij
zelf bepaalt, de Bank machtigen voor rekening van de kredietgevers
andere bestanden te raadplegen met daarin een overzicht van onbetaalde schulden van consumenten. In dit geval bepaalt de Koning de
gegevens die mogen worden geraadpleegd.
CHAPITRE IV. — Dispositions diverses
HOOFDSTUK IV. — Diverse bepalingen
Art. 12. La Banque est habilitée à demander aux personnes à qui les
renseignements de la Centrale peuvent être fournis, le remboursement
des frais qu’elle expose pour la collecte, l’enregistrement, la gestion, le
contrôle et la diffusion des données de la Centrale.
Art. 12. De Bank is gemachtigd, aan de personen aan wie de
inlichtingen van de Centrale mogen worden verstrekt, de terugbetaling
te vragen van de kosten gemaakt voor het inzamelen, het registreren,
het beheer, de controle en het ter beschikking stellen van de gegevens
van de Centrale.
Art. 13. § 1er. Il est créé auprès de la Banque un Comité d’accompagnement comprenant des représentants des prêteurs, des emprunteurs,
de la Banque, de la Commission de la protection de la vie privée et du
ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions. Le Roi
détermine le mode de désignation de ces représentants ainsi que les
modalités de fonctionnement du comité.
Art. 13. § 1. Er wordt bij de Bank een Begeleidingscomité opgericht
dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de kredietgevers, de
kredietnemers, de Bank, de Commissie voor de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer en de minister tot wiens bevoegdheid de
Economische Zaken behoren. De Koning bepaalt de wijze waarop die
vertegenwoordigers worden aangewezen alsmede de nadere regels
voor de werking van het comité.
§ 2. Le Comité d’accompagnement est chargé d’émettre des avis sur :
§ 2. Het Begeleidingscomité is belast met het uitbrengen van
adviezen over :
1° tout projet d’arrêté à prendre en exécution de la présente loi, à
l’exception de l’arrêté visé au § 1er;
1° elk ontwerp van besluit opgesteld in uitvoering van deze wet, met
uitzondering van het besluit bedoeld in § 1;
2° l’organisation de la Centrale et l’impact des procédures d’exploitation sur ses coûts;
2° de organisatie van de Centrale en de invloed van de uitbatingprocedures op haar kosten;
3° le projet de budget annuel de la Centrale;
3° het ontwerp van jaarlijks budget van de Centrale;
4° le projet de rapport visé à l’article 14.
4° het ontwerp van verslag bedoeld in artikel 14.
32030
§ 3. Le Comité d’accompagnement est également chargé :
§ 3. Het Begeleidingscomité is eveneens belast met :
1° d’approuver les comptes annuels de la Centrale et d’affecter
l’excédent d’exploitation éventuel;
1° het goedkeuren van de jaarrekeningen van de Centrale en het
bestemmen van het eventuele exploitatieoverschot;
2° de fixer la structure et les modalités de la répartition du
remboursement des coûts visés à l’article 12;
2° het vaststellen van de structuur en de regels inzake de verdeling
van de terugbetaling van de kosten bedoeld in artikel 12;
3° d’approuver les instructions administratives et techniques visées à
l’article 3, § 3;
3° het goedkeuren van de administratieve en technische richtlijnen,
bedoeld in artikel 3, § 3;
4° d’approuver les accords d’échange de renseignements avec les
Centrales de crédit étrangères dans les conditions visées à l’article 8,
§ 1er, alinéa 2.
4° het goedkeuren van de akkoorden betreffende de uitwisseling van
inlichtingen met de buitenlandse Kredietcentrales volgens de voorwaarden bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid.
§ 4. Le Comité d’accompagnement peut demander au Collège des
réviseurs de la Banque de certifier les comptes de la Centrale.
§ 4. Het Begeleidingscomité kan aan het College van revisoren van de
Bank vragen om de rekeningen van de Centrale te certificeren.
Art. 14. Au moins une fois par an, la Banque adresse un rapport sur
le fonctionnement de la Centrale au ministre qui a les Affaires
économiques dans ses attributions.
Art. 14. Tenminste éénmaal per jaar brengt de Bank verslag uit over
de werking van de Centrale bij de minister tot wiens bevoegdheid de
Economische Zaken behoren.
Ce rapport contient notamment :
1° un aperçu du nombre et de la nature des données enregistrées;
2° un aperçu du nombre de consultations de la Centrale;
3° un compte rendu détaillé des frais résultant du fonctionnement de
la Centrale, avec indication des problèmes pratiques ou techniques
éventuels;
Dit verslag bevat onder meer :
1° een overzicht van het aantal en de aard van de geregistreerde
gegevens;
2° een overzicht van het aantal raadplegingen van de Centrale;
3° een omstandige weergave van de kosten voortvloeiend uit de
werking van de Centrale met aanduiding van de eventuele praktische
of technische moeilijkheden;
4° une analyse de l’évolution des défauts de paiement.
4° een analyse van de evolutie van de wanbetalingen.
Ce rapport est publié au Moniteur belge.
Dit verslag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
CHAPITRE V. — Sanctions, recherche et constatation des infractions
HOOFDSTUK V. — Sancties, opsporing en vaststelling van de inbreuken
Art. 15. § 1er. Sont punis d’une amende de 250 à 50 000 francs
belges :
Art. 15. § 1. Met een geldboete van 250 tot 50 000 Belgische frank
worden gestraft :
1° ceux qui ne se conforment pas aux obligations visées à l’article 4 et
aux arrêtés pris en exécution de cet article;
1° zij die de verplichtingen bedoeld in artikel 4 en in de besluiten ter
uitvoering van dat artikel niet naleven;
2° ceux qui ne se conforment pas au prescrit de l’article 8, § 2;
3° ceux qui ne se conforment pas aux obligations visées à l’article 9 et
aux arrêtés pris en exécution de cet article;
4° ceux qui ne se conforment pas à l’obligation visée à l’article 6, § 1er;
2° zij die het voorschrift van artikel 8, § 2, niet naleven;
3° zij die de verplichtingen bedoeld in artikel 9 en in de besluiten ter
uitvoering van dat artikel, niet naleven;
4° zij die de verplichting bedoeld in artikel 6, § 1, niet naleven;
5° ceux qui, volontairement, empêchent ou entravent l’exécution de
la mission des personnes mentionnées à l’article 17, chargées de
rechercher et constater les infractions aux dispositions de la présente
loi.
5° zij die opzettelijk het vervullen van de opdracht van de in
artikel 17 genoemde personen met het oog op de opsporing en
vaststelling van de inbreuken op de bepalingen van deze wet,
bemoeilijken of beletten.
§ 2. Les dispositions du livre 1er du Code pénal, y compris le
chapitre VII et l’article 85, sont applicables aux infractions visées au
§ 1er.
§ 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van
hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken
bedoeld in § 1.
Art. 16. Sans préjudice des sanctions de droit commun, le juge peut
d’office relever l’emprunteur de tout ou partie des intérêts de retard et
réduire ses obligations jusqu’au prix au comptant du bien ou du
service, ou au montant emprunté lorsque le prêteur ne s’est pas
conformé aux obligations visées à l’article 9.
Art. 16. Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, kan de rechter ambtshalve de kredietnemer ontslaan van het geheel of van een
gedeelte van de nalatigheidsinteresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot
het ontleende bedrag wanneer de kredietgever de verplichtingen
bedoeld in artikel 9 niet heeft nageleefd.
Art. 17. § 1er. Sans préjudice des devoirs incombant aux officiers de
police judiciaire, les agents commissionnés par le ministre ayant les
Affaires économiques dans ses attributions sont compétents pour
rechercher et constater les infractions mentionnées à l’article 15. Les
procès-verbaux dressés par ces agents font foi jusqu’à preuve du
contraire. Une copie en est adressée au contrevenant, par lettre
recommandée à la poste avec accusé de réception, dans les trente jours
de la date des constatations.
Art. 17. § 1. Onverminderd de plichten van de officieren van
gerechtelijke politie, zijn de door de minister tot wiens bevoegdheid de
Economische Zaken behoren aangestelde ambtenaren bevoegd om de
in artikel 15 vermelde inbreuken op te sporen en vast te stellen. De
processen-verbaal welke door die ambtenaren worden opgesteld,
hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift ervan
wordt bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs binnen
dertig dagen na de datum van de vaststellingen, aan de overtreder
toegezonden.
§ 2. Dans l’exercice de leurs fonctions, les agents visés au § 1er
peuvent :
§ 2. In de uitoefening van hun ambt mogen de in § 1 bedoelde
ambtenaren :
1° pénétrer, pendant les heures habituelles d’ouverture ou de travail,
dans les locaux et pièces dont l’accès est nécessaire à l’accomplissement
de leur mission;
1° binnentreden tijdens de gewone openings- of werkuren in de
lokalen en vertrekken waar zij voor het vervullen van hun opdracht
toegang moeten hebben;
32031
2° faire toutes les constatations utiles, se faire produire, sur première
réquisition et sans déplacement, les documents, pièces ou livres
nécessaires à leurs recherches et constatations et en prendre copie;
2° alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering en ter
plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan
afschrift nemen;
3° saisir, contre récépissé, les documents, pièces ou livres qui sont
nécessaires pour faire la preuve d’une infraction ou pour rechercher les
co-auteurs ou complices des contrevenants; la saisie est levée de plein
droit à défaut de confirmation par le ministère public dans les dix jours
ouvrables;
3° tegen ontvangstbewijs beslag leggen op documenten, stukken of
boeken noodzakelijk voor het bewijs van een inbreuk of om de
mededaders of medeplichtigen van de overtreders op te sporen; bij
ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie binnen
tien werkdagen is het beslag van rechtswege opgeheven;
4° s’ils ont des raisons de croire à l’existence d’une infraction,
pénétrer dans les locaux habités, avec l’autorisation préalable du juge
du tribunal de police. Les visites dans les locaux habités doivent
s’effectuer entre huit et dix-huit heures et être faites conjointement par
deux agents au moins.
4° indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een
inbreuk, in bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de rechter bij de politierechtbank. De bezoeken in de
bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens
twee ambtenaren gezamenlijk geschieden.
§ 3. Dans l’exercice de leurs fonctions, les agents visés au § 1er
peuvent requérir l’assistance de la police fédérale.
§ 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 bedoelde
ambtenaren de bijstand van de federale politie vorderen.
§ 4. Les agents commissionnés exercent les pouvoirs qui leur sont
accordés par le présent article sous la surveillance du procureur
général, sans préjudice de leur subordination à leurs supérieurs dans
l’administration.
§ 4. De gemachtigde ambtenaren oefenen de hun door dit artikel
verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureurgeneraal, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in
het bestuur.
Ils doivent prendre les mesures nécessaires qui permettent de
garantir le caractère confidentiel des données à caractère personnel
dont ils ont obtenu connaissance, ainsi que l’usage de ces données aux
seules fins requises pour l’exercice de leur mission de surveillance.
Zij moeten de nodige maatregelen treffen teneinde het vertrouwelijk
karakter van de persoonsgegevens waarvan ze kennis hebben gekregen
te waarborgen en tevens verzekeren dat deze gegevens enkel worden
aangewend voor doeleinden, vereist voor de uitoefening van hun
toezichtstaak.
§ 5. En cas d’application de l’article 18, le procès-verbal visé au § 1er
n’est transmis au procureur du Roi que lorsqu’il n’a pas été donné suite
à l’avertissement.
§ 5. In geval van toepassing van artikel 18, wordt het in § 1 bedoeld
proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings,
wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven.
En cas d’application de l’article 19, le procès-verbal n’est transmis au
procureur du Roi que lorsque le contrevenant n’a pas accepté la
proposition de transaction.
In geval van toepassing van artikel 19, wordt het proces-verbaal pas
toegezonden aan de procureur des Konings, wanneer de overtreder niet
is ingegaan op het voorstel tot minne!ijke schikking.
Art. 18. Lorsqu’il est constaté une infraction visée à l’article 15, le
ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions, ou l’agent
commissionné par lui en application de l’article 17, peut adresser au
contrevenant un avertissement le mettant en demeure de mettre fin à
cet acte.
Art. 18. Als een inbreuk zoals bedoeld in artikel 15, wordt vastgesteld, kan de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken
behoren, of de door hem aangestelde ambtenaar met toepassing van
artikel 17, een waarschuwing richten tot de overtreder, waarbij die tot
stopzetting van deze handeling wordt aangemaand.
L’avertissement est notifié au contrevenant dans un délai de trois
semaines à dater de la constatation des faits, par lettre recommandée à
la poste avec accusé de réception ou par la remise d’une copie du
procès-verbal de constatation des faits.
De overtreder wordt, binnen drie weken vanaf de vaststelling van de
feiten, in kennis gesteld van deze waarschuwing, per aangetekende
brief met ontvangstbewijs, of door overhandiging van een kopie van
het proces-verbaal van de vaststelling van de feiten.
L’avertissement mentionne :
1° les faits imputés et la ou les dispositions légales enfreintes;
2° le délai dans lequel il doit y être mis fin;
De waarschuwing vermeldt :
1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepaling of
-bepalingen;
2° de termijn binnen welke zij dienen te worden stopgezet;
3° que s’il n’est pas donné suite à l’avertissement, les agents
commissionnés en application de l’article 17 pourront aviser le
procureur du Roi ou proposer un règlement transactionnel tel que
prévu à l’article 19.
3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, de
met toepassing van artikel 17 aangestelde ambtenaren de procureur des
Konings kunnen inlichten of een minnelijke regeling zoals bepaald in
artikel 19 kunnen voorstellen.
Art. 19. Les agents commissionnés à cette fin par le ministre ayant
les Affaires économiques dans ses attributions peuvent, au vu des
procès-verbaux constatant une infraction aux dispositions visées à
l’article 15 et dressés par les agents visés à l’article 17, proposer aux
contrevenants le paiement d’une somme qui éteint l’action publique.
Art. 19. De daartoe door de minister tot wiens bevoegdheid de
Economische Zaken behoren aangestelde ambtenaren kunnen, na
inzage van de processen-verbaal waarbij een inbreuk wordt vastgesteld
op de bepalingen bedoeld in artikel 15, en opgesteld door de in artikel
17 bedoelde ambtenaren, aan de overtreders de betaling voorstellen
van een som die de strafvordering doet vervallen.
Cette somme ne peut être supérieure au montant maximum de
l’amende fixée à l’article 15 majoré des décimes additionnels. Les tarifs
ainsi que les modalités de paiement et de perception sont fixés par le
Roi.
Deze som mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de
geldboete bepaald in artikel 15 verhoogd met de opdeciemen. De
tarieven alsmede de betalings- en inningsregeling worden vastgesteld
door de Koning.
CHAPITRE VI. — Dispositions modificatives et finales
HOOFDSTUK VI. — Wijzigings- en slotbepalingen
Art. 20. Dans l’article 13 de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à
la consommation, les mots « banque centrale de données déterminés
confornément à l’article 71, § 4, » sont remplacés par les mots « Centrale
prévue par la loi du 10 août 2001 relative à la Centrale des Crédits aux
Particuliers ».
Art. 20. In artikel 13 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, worden de woorden « centrale gegevensbank, bepaald
overeenkomstig artikel 71, § 4 » en vervangen door de woorden
« Centrale, bedoeld in de wet van 10 augustus 2001 betreffende de
Centrale voor Kredieten aan Particulieren ».
Art. 21. Dans l’article 14, § 3, 10°, de la même loi, les mots « Banque
Nationale de Belgique, visé à l’article 71 » sont remplacés par les mots
« Centrale des Crédits aux Particuliers visée à l’article 13 ».
Art. 21. In artikel 14, § 3, 10°, van dezelfde wet, worden de woorden
« Nationale Bank van België bedoeld in artikel 71 » vervangen door de
woorden : « Centrale voor Kredieten aan Particulieren bedoeld in
artikel 13 ».
32032
Art. 22. Dans l’article 15 de la même loi, les mots « article 71 » sont
remplacés par les mots « article 9 de la loi du 10 août 2001 relative à la
Centrale des Crédits aux Particuliers ».
Art. 22. In artikel 15 van dezelfde wet, worden de woorden
« artikel 71 », vervangen door de woorden « artikel 9 van de wet van
10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren ».
Art. 23. Dans l’article 69, § 4, alinéa 1er, de la même loi, le point 8°,
inséré par la loi du 11 décembre 1998 transposant la directive 95/46/CE
du 24 octobre 1995 du Parlement européen et du Conseil relatif à la
protection des personnes physiques à l’égard du traitement de données
à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, en devient
le point 9°.
Art. 23. In artikel 69, § 4, eerste lid, van dezelfde wet, wordt punt 8°,
ingevoegd bij de wet van 11 december 1998, tot omzetting van de
richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en
de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het
vrij verkeer van die gegevens, punt 9°.
Art. 24. L’article 70, § 2, alinéa 2, de la même loi, remplacé par la loi
du 11 décembre 1998, est remplacé par l’alinéa suivant :
Art. 24. Artikel 70, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij
de wet van 11 december 1998, wordt vervangen als volgt :
« Le consommateur peut librement et sans frais, aux conditions
déterminées par le Roi, faire rectifier les données erronées. Dans ce cas,
le responsable du traitement est tenu de communiquer cette rectification aux personnes qui ont obtenu des renseignements de sa part et que
la personne enregistrée indique. »
« De consument kan verkeerde gegevens vrij en kosteloos laten
rechtzetten volgens de voorwaarden door de Koning bepaald. In dat
geval is de verantwoordelijke voor de verwerking ertoe gehouden deze
verbetering mede te delen aan de personen die inlichtingen van hem
hebben verkregen en die de geregistreerde persoon aanduidt. »
Art. 25. L’article 71 de la même loi est abrogé.
Art. 25. Artikel 71 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 26. Dans l’article 72, § 2, de la même loi, les mots « et de la loi
du 10 août 2001 relative à la Centrale des Crédits aux Particuliers, » sont
insérés entre les mots « de la présente loi » et « créer un Comité de
surveillance ».
Art. 26. In artikel 72, § 2, van dezelfde wet, worden de woorden « en
van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor
Kredieten aan Particulieren » ingevoegd tussen de woorden « van deze
wet » en « een Toezichtscomité oprichten ».
Art. 27. A l’article 92 de la même loi, la référence à l’article 71 est
supprimée.
Art. 27. In artikel 92 van dezelfde wet, wordt de verwijzing naar
artikel 71 geschrapt.
Art. 28. L’article 101, § 1er, 12°, de la même loi, est abrogé.
Art. 28. Artikel 101, § 1, 12°, van dezelfde wet, wordt opgeheven.
Art. 29. Dans l’article 116 de la même loi, la référence à l’article 71 est
supprimée.
Art. 29. In artikel 116 van dezelfde wet, wordt de verwijzing naar
artikel 71 geschrapt.
Art. 30. L’article 46 de la loi du 4 août 1992 relative au crédit
hypothécaire est abrogé.
Art. 30. Artikel 46 van de wet van 4 augustus 1992 op het
hypothecair krediet wordt opgeheven.
Art. 31. Avant de proposer les arrêtés d’exécution de la présente loi,
à l’exception de l’arrêté visé à l’article 13, § 1er, le ministre qui a les
Affaires économiques dans ses attributions consulte le Conseil de la
Consommation, la Commission de la protection de la vie privée et le
Comité d’accompagnement visé à l’article 13 de la présente loi, et fixe
le délai dans lequel l’avis doit être donné. Passé ce délai, l’avis n’est
plus requis.
Art. 31. Vooraleer de besluiten ter uitvoering van deze wet, met
uitzondering van het besluit bedoeld in artikel 13, § 1, voor te stellen,
raadpleegt de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken
behoren de Raad voor het Verbruik, de Commissie voor de beschermming van de persoonlijke levenssfeer en het Begeleidingscomité
beoogd in artikel 13 van deze wet, en bepaalt de termijn binnen welke
het advies moet worden gegeven. Na deze termijn is het advies niet
meer vereist.
Art. 32. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres,
adapter les dispositions de la présente loi aux obligations découlant
pour la Belgique d’accords ou de traités intenationaux, dans la mesure
où il s’agit de matières que la Constitution ne réserve pas au législateur.
Art. 32. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de
Ministerraad, de bepalingen van deze wet aanpassen aan de verplichtingen die voor België voortvloeien uit internationale akkoorden of
verdragen, voor zover het aangelegenheden betreft die de Grondwet
niet aan de wetgever heeft voorbehouden.
Art. 33. La présente loi s’applique également aux contrats de crédit
à la consommation et aux contrats de crédit hypothécaire, conclus avant
son entrée en vigueur.
Art. 33. Deze wet is eveneens van toepassing op de consumentenkredietovereenkomsten en de hypothecaire kredietovereenkomsten,
gesloten voor haar inwerkingtreding.
Pour les contrats de crédit conclus avant la date d’entrée en vigueur
de l’article 4, l’information visée à l’article 6, § 1er, prend la forme d’un
avis non nominatif publié au Moniteur belge, émanant du ministre qui a
les Affaires économiques dans ses attributions.
Voor de kredietovereenkomsten die gesloten werden vóór de datum
van inwerkingtreding van artikel 4, gebeurt de kennisgeving bedoeld
in artikel 6, § 1, in de vorm van een niet-nominatief bericht in het
Belgisch Staatsblad, uitgaande van de minister tot wiens bevoegdheid de
Economische Zaken behoren.
Les personnes visées à l’article 4, alinéa 1er, ne sont pas tenues à la
communication des contrats de crédit à la consommation visés à
l’article 3, § 1er, 1°, et des contrats de crédit hypothécaire visés à
l’article 3, § 1er, 2°, dont la durée restant à courir est égale ou inférieure
à six mois au moment de l’entrée en vigueur de l’article 4.
De personen bedoeld in artikel 4, eerste lid, zijn niet gehouden tot de
mededeling van de consumentenkredietovereenkomsten bedoeld in
artikel 3, § 1, 1°, en de hypothecaire kredietovereenkomsten bedoeld in
artikel 3, § 1, 2°, waarvan de resterende looptijd gelijk of korter is dan
zes maanden op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4.
Art. 34. La présente loi entre en vigueur le jour de sa pubication au
Moniteur belge, à l’exception des articles 4, 5, 12, 16 à 30, qui entrent en
vigueur à la date fixée par le Roi.
Art. 34. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch
Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 4, 5, 12, 16 tot 30, die in werking treden op de door de Koning
bepaalde datum.
Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceau
de l’Etat et publiée par le Moniteur belge.
Donné à Nice, le 10 août 2001.
32033
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden
bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Nice, 10 augustus 2001.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre de l’Economie,
Ch. PICQUE
De Minister van Economie,
Ch. PICQUE
Scellé du sceau de l’Etat :
Met ’s Lands zegel gezegeld :
Le Ministre de la Justice,
M. VERWILGHEN
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
Note
Nota
(1) Chambre des représentants :
Documents parlementaires :
Session ordinaire :
Projet de loi, n° 1123/1. — Amendements, nos 1123/2 à 5. — Rapport
de la Commission de l’Economie, de la Politique scientifique, de
l’Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des
Classes moyennes et de l’Agriculture, n° 1123/6. — Texte adopté par le
Commission, n° 1123/7. — Amendements, n° 1123/8. — Texte adopté
par la Commission, n° 1123/9.
(1) Kamer van volksvertegenwoordigers :
Parlementaire stukken :
Gewone zitting 2000-2001.
Wetsontwerp, nr. 1123/1. — Amendementen, nrs. 1123/2 tot 5. —
Verslag van de Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale Wetenschappelijke en Culturele
Instellingen, de Middenstand en de Landbouw, nr. 1123/6. — Tekst
aangenomen door de Commissie, nr. 1123/7. — Amendementen,
nr. 1123/8. — Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1123/9.
Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. — Bespreking
en aanneming : 23 mei 2001.
Senaat :
Stukken van de Senaat :
Gewone zitting 2000-2001 :
Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 2-767/1. — Amendementen, nr. 2-767/2. — Verslag,
nr. 2-767/3. — Amendement, nr. 2-767/4. — Beslissing om niet te
amenderen, nr. 2-767/5.
Handelingen van de Senaat. — Bespreking : 18 juli 2001. — Aanneming : 19 juli 2001.
Annales de la Chambre des représentants. — Discussion et adoption :
23 mai 2001.
Sénat :
Documents du sénat :
Session ordinaire 2000-2001 :
Projet transmis par la Chambre des représentants, n° 2-767/1. —
Amendements, n° 2-767/2. — Rapport, n° 2-767/3. — Amendement,
n° 2-767/4. — Décision de ne pas amender, n° 2-767/5.
Annales du Sénat. — Discussion : 18 juillet 2001. — Adoption :
19 juillet 2001.
*
MINISTERE DES COMMUNICATIONS
ET DE L’INFRASTRUCTURE
MINISTERIE VAN VERKEER
EN INFRASTRUCTUUR
F. 2001 — 2623
[C − 2001/14190]
10 AOUT 2001. — Arrêté royal
modifiant l’arrêté royal du 23 janvier 2001
fixant les redevances aériennes de route
N. 2001 — 2623
[C − 2001/14190]
10 AUGUSTUS 2001. — Koninklijk besluit tot wijziging van het
koninklijk besluit van 23 januari 2001 houdende vaststelling van
de ″en route″-luchtvaartheffingen
Vu la Convention internationale de coopération pour la sécurité de la
navigation aérienne ″Eurocontrol″, faite à Bruxelles le 13 décembre 1960, approuvée par la loi du 12 mars 1962 et son Protocole
modificatif, fait à Bruxelles le 12 février 1981, approuvé par la loi du
16 novembre 1984;
Vu l’Accord multilatéral relatif aux redevances de route, fait à
Bruxelles le 12 février 1981 et approuvé par la loi du 16 novembre 1984;
Gelet op het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang
van de veiligheid van de luchtvaart ″Eurocontrol″, opgemaakt te
Brussel op 13 december 1960, goedgekeurd door de wet van
12 maart 1962 en het Protocol tot wijziging ervan, opgemaakt te Brussel
op 12 februari 1981, goedgekeurd door de wet van 16 november 1984;
Gelet op de Multilaterale Overeenkomst betreffende ″en route″heffingen, opgemaakt te Brussel op 12 februari 1981 en goedgekeurd
door de wet van 16 november 1984;
Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet
van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 2001 houdende
vaststelling van de ″en route″-luchtvaartheffingen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op
12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van
4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Vu la loi du 27 juin 1937 portant révision de la loi du 16 novembre 1919 relative à la réglementation de la navigation aérienne,
notamment l’article 5;
Vu l’arrêté royal du 23 janvier 2001 fixant les redevances aériennes de
route;
Vu les lois sur le Conseil d’Etat coordonnées le 12 janvier 1973,
notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 et
modifié par la loi du 4 août 1996;
Vu l’urgence;
32034
Considérant la nécessité de mettre en œuvre sans délai la décision
n° 61 de la Commission élargie d’Eurocontrol relative à la détermination des taux unitaires pour la période d’application commençant le
1er janvier 2001, ainsi que la décision n° 62 relative à l’imposition d’un
intérêt sur le paiement tardif des redevances de route pour la période
d’application commençant le 1er janvier 2001, étant donné que le
produit de ces redevances contribue à rembourser les dépenses faites
par Belgocontrol;
Sur la proposition de Notre Ministre de la Mobilité et des Transports,
Overwegende de noodzaak om onverwijld de beslissing nr. 61 van de
Uitgebreide Commissie van Eurocontrol met betrekking tot de vaststelling van de tarieven per eenheid voor de tijdvakken aanvangend op
1 januari 2001, alsmede de beslissing nr. 62 met betrekking tot het
aanrekenen van interest wegens te late betaling van ″en route″heffingen voor de tijdvakken aanvangend op 1 januari 2001 in
toepassing te brengen, aangezien de opbrengst van deze heffingen
bijdraagt tot de terugbetaling van de door Belgocontrol gedane kosten;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Nous avons arrêté et arrêtons :
er
Article 1 . L’article 3 de l’arrêté royal du 23 janvier 2001 fixant les
redevances aériennes de route est remplacé par la disposition suivante :
Artikel 1. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 23 januari 2001
houdende vaststelling van de ″en route″-luchtvaartheffingen, wordt
vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 3. Le taux unitaire de redevance est de 66,91 EUR, basé sur un
taux de change de 40,3399 BEF pour 1 EUR. »
« Art. 3. Het tarief per eenheid van de heffing bedraagt 66,91 EUR
uitgaande van een wisselkoers van 40,3399 BEF voor 1 EUR. »
Art. 2. L’article 4 du même arrêté est remplacé par la disposition
suivante :
Art. 2. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de
volgende bepaling :
« Art. 4. Le taux de l’intérêt imposable sur le paiement tardif des
redevances de route est fixé à 9,45 % par an. »
« Art. 4. De interest bij te late betaling van ″en route″-heffingen
bedraagt op jaarbasis 9,45%. »
Art. 3. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2001.
Art. 4. Notre Ministre de la Mobilité et des Transports est chargée de
l’exécution du présent arrêté.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 4. Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de
uitvoering van dit besluit.
Donné à Nice, le 10 août 2001.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Ministre de la Mobilité et des Transports,
Mme I. DURANT
De Minister van Mobiliteit en Vervoer,
Mevr. I. DURANT
*
MINISTERE DES AFFAIRES SOCIALES,
DE LA SANTE PUBLIQUE ET DE L’ENVIRONNEMENT
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN,
VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
F. 2001 — 2624
[C − 2001/22656]
10 AOUT 2001. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 23 mars 1982
portant fixation de l’intervention personnelle des bénéficiaires ou
de l’intervention de l’assurance soins de santé dans les honoraires
pour certaines prestations
N. 2001 — 2624
[C − 2001/22656]
10 AUGUSTUS 2001. — Koninklijk besluit tot wijziging van het
koninklijk besluit van 23 maart 1982 tot vaststelling van het
persoonlijk aandeel van de rechthebbenden of van de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in het
honorarium voor bepaalde verstrekkingen
Vu la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et
indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, notamment l’article 37, § 1er,
modifié par la loi du 20 décembre 1995, l’arrêté royal du 16 avril 1997
et la loi du 24 décembre 1999;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,
inzonderheid op de artikelen 37, § 1, gewijzigd bij de wet van
20 december 1995, het koninklijk besluit van 16 april 1997 en de wet van
24 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1982 tot vaststelling van
het persoonlijk aandeel van de rechthebbenden of van de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in het
honorarium voor bepaalde verstrekkingen, inzonderheid op artikel 7,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 januari 1991, 22 januari 1991,
7 juni 1991, 4 juli 1991, 25 oktober 1994 en 10 maart 1999;
Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole van
10 november 2000;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor
geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en
invaliditeitsverzekering gegeven op 27 november 2000;
Gelet op het advies van de Algemene Raad van 18 december 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op
2 februari 2001;
Vu l’arrêté royal du 23 mars 1982 portant fixation de l’intervention
personnelle des bénéficiaires ou de l’intervention de l’assurance soins
de santé dans les honoraires pour certaines prestations, notamment
l’article 7, modifié par les arrêtés royaux des 2 janvier 1991, 22 janvier 1991, 7 juin 1991, 4 juillet 1991, 25 octobre 1994 et 10 mars 1999;
Vu l’avis de la Commission de contrôle budgétaire du 10 novembre 2000;
Vu l’avis du Comité de l’assurance soins de santé de l’Institut
national d’assurance maladie-invalidité donné le 27 novembre 2000;
Vu l’avis du Conseil général en date du 18 décembre 2000;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 2 février 2001;
Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 19 mars 2001;
Vu l’avis 31.456/1 du Conseil d’Etat, donné le 19 avril 2001;
Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et des
Pensions,
32035
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van
19 maart 2001;
Gelet op het advies 31.456/1 van de Raad van State, gegeven op
19 april 2001;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
er
Article 1 . L’article 7, alinéa 3, a) de l’arrêté royal du 23 mars 1982
portant fixation de l’intervention personnelle des bénéficiaires ou de
l’intervention de l’assurance soins de santé dans les honoraires pour
certaines prestations, est complété comme suit :
Artikel 1. Artikel 7, derde lid, a) van het koninklijk besluit van
23 maart 1982 tot vaststelling van het persoonlijk aandeel van de
rechthebbenden of van de tegemoetkoming van de verzekering voor
geneeskundige verzorging in het honorarium voor bepaalde verstrekkingen, wordt aangevuld als volgt :
« 4° lorsqu’il a subi une des prestations nos 226936 - 226940 N 300 et
227054 - 227065 N 350 visées à l’article 14, e), de l’annexe de l’arrêté
royal du 14 septembre 1984 précité. »
« 4° wanneer hij een van de verstrekkingen nummers 226936 - 226940
N 300 en 227054 - 227065 N 350 bedoeld in artikel 14, e) van de bijlage
bij vorengenoemd koninklijk besluit van 14 september 1984, heeft
ondergaan. »
Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au
Moniteur belge.
Art. 2. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het
Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt..
Art. 3. Notre Ministre des Affaires Sociales et des Pensions est
chargé de l’exécution du présent arrêté.
Art. 3. Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met
de uitvoering van dit besluit.
Donné à Nice, 10 août 2001.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre des Affaires sociales et des Pensions,
F. VANDENBROUCKE.
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
F. VANDENBROUCKE.
c
F. 2001 — 2625
[C − 2001/22655]
5 SEPTEMBRE 2001. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du
14 septembre 1984 établissant la nomenclature des prestations de
santé en matière d’assurance obligatoire soins de santé et indemnités
N. 2001 — 2625
[C − 2001/22655]
5 SEPTEMBER 2001. — Koninklijk besluit tot wijziging van het
koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de
nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
Vu la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et
indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, notamment l’article 35
§§ 1er et 2, modifié par les lois du 20 décembre 1995, du 22 février 1998
et du 25 janvier 1999 et par l’arrêté royal du 25 avril 1997;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,
inzonderheid op artikel 35 §§ 1 en 2, gewijzigd bij de wetten van
20 december 1995, 22 februari 1998 en 25 januari 1999, en bij het
koninklijk besluit van 25 april 1997;
Gelet op de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot
vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen, inzonderheid op de artikelen 11, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 1986, 7 januari 1987, 22 juli 1988,
23 oktober 1989, 10 juli 1990, 22 januari 1991, 7 juni 1991, 19 december 1991, 2 september 1992, 12 augustus 1994, 7 augustus 1995,
18 februari 1997, 31 augustus 1998, 9 oktober 1998, 29 april 1999 en
8 december 2000, 13, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van
30 januari 1986, 22 juli 1988, 12 december 1991, 17 juli 1992, 12 augustus 1994, 29 april 1999 en 8 december 2000, 20, § 1, gewijzigd bij de wet
van 21 december 1994 en bij de koninklijke besluiten van 30 januari 1986,
7 januari 1987, 22 juli 1988, 23 oktober 1989, 7 december 1989,
14 december 1989, 10 juli 1990, 22 januari 1991, 7 juni 1991, 3 oktober 1991, 19 december 1991, 2 september 1992, 25 juli 1994, 12 augustus 1994, 10 juli 1996, 18 februari 1997, 31 augustus 1998, 9 oktober 1998,
29 april 1999 en 8 december 2000, 25, § 1, gewijzigd bij de koninklijke
besluiten van 30 januari 1986, 11 januari 1988, 22 juli 1988, 14 december 1989, 22 januari 1991, 12 augustus 1994, 7 augustus 1995,
31 augustus 1998 en 29 april 1999;
Vu l’annexe à l’arrêté royal du 14 septembre 1984, établissant la
nomenclature des prestations de santé en matière d’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, notamment les articles 11, modifié
par les arrêtés royaux des 30 janvier 1986, 7 janvier 1987, 22 juillet 1988,
23 octobre 1989, 10 juillet 1990, 22 janvier 1991, 7 juin 1991, 19 décembre 1991, 2 septembre 1992, 12 août 1994, 7 août 1995, 18 février 1997,
31 août 1998, 9 octobre 1998, 29 avril 1999 et 8 décembre 2000, 13,
modifié par les arrêtés royaux des 30 janvier 1986, 22 juillet 1988,
12 décembre 1991, 17 juillet 1992, 12 août 1994, 29 avril 1999 et
8 décembre 2000, 20, § 1er, modifié par la loi du 21 décembre 1994 et par
les arrêtés royaux des 30 janvier 1986, 7 janvier 1987, 22 juillet 1988,
23 octobre 1989, 7 décembre 1989, 14 décembre 1989, 10 juillet 1990,
22 janvier 1991, 7 juin 1991, 3 octobre 1991, 19 décembre 1991,
2 septembre 1992, 25 juillet 1994, 12 août 1994, 10 juillet 1996,
18 février 1997, 31 août 1998, 9 octobre 1998, 29 avril 1999 et
8 décembre 2000, 25, § 1er,, modifié par les arrêtés royaux des
30 janvier 1986, 11 janvier 1988, 22 juillet 1988, 14 décembre 1989,
22 janvier 1991, 12 août 1994, 7 août 1995, 31 août 1998 et 29 avril 1999;
32036
Vu les propositions du Conseil technique médical formulées au cours
de sa réunion du 24 octobre 2000;
Gelet op de voorstellen van de Technische geneeskundige raad,
gedaan tijdens zijn vergadering van 24 oktober 2000;
Vu l’avis émis par le Service du Contrôle médical en date du
24 octobre 2000;
Gelet op het advies, uitgebracht door de Dienst voor geneeskundige
controle op 24 oktober 2000;
Vu la décision de la Commission nationale médico-mutualiste du
19 février 2001;
Gelet op de beslissing van de Nationale commissie geneesherenziekenfondsen van 19 februari 2001;
Vu l’avis de la Commission de contrôle budgétaire du 28 février 2001;
Gelet op het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole van
28 februari 2001;
Vu la décision du Comité de l’assurance soins de santé de l’Institut
national d’assurance maladie-invalidité en date du 5 mars 2001;
Gelet op de beslissing van het Comité van de verzekering voor
geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en
invaliditeitsverzekering van 5 maart 2001;
Vu l’avis de l’Inspection des Finances, émis le 9 avril 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, uitgebracht op
9 april 2001;
Vu l’accord du Ministre du Budget, émis le 25 juillet 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting,
uitgebracht op 25 juli 2001;
Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,
Vu l’urgence;
Considérant que les moyens budgétaires prévus doivent être utilisés
immédiatement afin de faire face à des besoins prioritaires du secteur;
qu’en vue de la création de la sécurité juridique nécessaire et dans
l’intérêt d’un traitement adéquat et qualitatif de la population de
patients concernée, l’incertitude sur le terrain relative au rôle et à la
position des pédiatres, doit être retirée d’urgence;
Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales,
12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de voorziene budgettaire middelen onverwijld
moeten ingezet worden teneinde tegemoet te komen aan prioritaire
behoeften van de sector; dat, met het oog op het scheppen van de
nodige rechtszekerheid, en in het belang van een adequate en
kwaliteitsvolle behandeling van de betrokken patiëntenpopulatie, de
onduidelijkheid op het terrein betreffende de rol en de positie van de
pediaters dringend weggenomen moet worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken,
Article 1er. A l’article 11 de l’annexe à l’arrêté royal du 14 septembre 1984 établissant la nomenclature des prestations de santé en matière
d’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, modifié par les
arrêtés royaux des 30 janvier 1986, 7 janvier 1987, 22 juillet 1988,
23 octobre 1989, 10 juillet 1990, 22 janvier 1991, 7 juin 1991, 19 décembre 1991, 2 septembre 1992, 12 août 1994, 7 août 1995, 18 février 1997,
31 août 1998, 9 octobre 1998, 29 avril 1999 et 8 décembre 2000, il est
inséré un § 5 avec les dispositions suivantes :
Artikel 1. In artikel 11 van de bijlage bij het koninklijk besluit van
14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de
geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke
besluiten van 30 januari 1986, 7 januari 1987, 22 juli 1988, 23 oktober 1989, 10 juli 1990, 22 januari 1991, 7 juni 1991, 19 december 1991,
2 september 1992, 12 augustus 1994, 7 augustus 1995, 18 februari 1997,
31 augustus 1998, 9 oktober 1998, 29 april 1999 en 8 december 2000,
wordt een § 5 ingevoegd met de volgende bepalingen:
« § 5. Pour les prestations 350033 – 350044, 350055 – 350066, 351035 –
351046, 353172 – 353183, 353231 – 353242, 353275 – 353286, 354056 –
354060, 354196 – 354200, 354255 – 354266, 355316 – 355320, 355331 –
355342, 355375 – 355386, 355390 – 355401, 355412 – 355423, 355434 –
355445, 355456 – 355460, 355471 – 355482, 355493 – 355504, 355515 –
355526, 355552 – 355563, 355530 – 355541, 355574 – 355585, 355596 –
355600, 355611 – 355622, 355633 – 355644, 355655 – 355666, 355670 –
355681, 355692 – 355703, 355714 – 355725, 355736 – 355740, 355751 –
355762, 355773 – 355784, 355795 – 355806, 355810 – 355821, 355854 –
355865, 355876 – 355880, 355891 – 355902, 355913 – 355924, 355935 –
355946, 355950 – 355961 effectuées chez des enfants de moins de 7 ans,
les honoraires sont majorés de 13 %. »
« § 5. Voor de verstrekkingen 350033 – 350044, 350055 – 350066,
351035 – 351046, 353172 – 353183, 353231 – 353242, 353275 – 353286,
354056 – 354060, 354196 – 354200, 354255 – 354266, 355316 – 355320,
355331 – 355342, 355375 – 355386, 355390 – 355401, 355412 – 355423,
355434 – 355445, 355456 – 355460, 355471 – 355482, 355493 – 355504,
355515 – 355526, 355552 – 355563, 355530 – 355541, 355574 – 355585,
355596 – 355600, 355611 – 355622, 355633 – 355644, 355655 – 355666,
355670 – 355681, 355692 – 355703, 355714 – 355725, 355736 – 355740,
355751 – 355762, 355773 – 355784, 355795 – 355806, 355810 – 355821,
355854 – 355865, 355876 – 355880, 355891 – 355902, 355913 – 355924,
355935 – 355946, 355950 – 355961 verricht bij kinderen jonger dan 7 jaar
worden de honoraria verhoogd met 13 %. »
Art. 2. A l’article 13, § 2, de la même annexe, modifié par les arrêtés
royaux des 30 janvier 1986, 22 juillet 1988, 12 décembre 1991,
17 juillet 1992, 12 août 1994, 29 avril 1999 et 8 décembre 2000, au 2°, la
disposition suivante est insérée in fine :
Art. 2. In artikel 13, § 2 van dezelfde bijlage, gewijzigd bij de
koninklijke besluiten van 30 januari 1986, 22 juli 1988, 12 december 1991, 17 juli 1992, 12 augustus 1994, 29 april 1999 en 8 december 2000, in 2°, wordt de volgende bepaling ingevoegd in fine:
″…, à l’exception des honoraires pour les prestations de réanimation
invasive ou de ventilation positive chez les enfants de moins de 7 ans″.
″…, met uitzondering van honoraria voor de verstrekkingen van
invasieve reanimatie of positieve ventilatie bij kinderen jonger dan
7 jaar″.
Art. 3. A l’article 20, § 1er de la même annexe, modifié par la loi du
21 décembre 1994 et par les arrêtés royaux des 30 janvier 1986,
7 janvier 1987, 22 juillet 1988, 23 octobre 1989, 7 décembre 1989,
14 décembre 1989, 10 juillet 1990, 22 janvier 1991, 7 juin 1991,
3 octobre 1991, 19 décembre 1991, 2 septembre 1992, 25 juillet 1994,
12 août 1994, 10 juillet 1996, 18 février 1997, 31 août 1998, 9 octobre 1998,
29 avril 1999 et 8 décembre 2000, sont apportées les modifications
suivantes :
Art. 3. In artikel 20, §1 van dezelfde bijlage, gewijzigd bij de wet van
21 december 1994 en bij de koninklijke besluiten van 30 januari 1986,
7 januari 1987, 22 juli 1988, 23 oktober 1989, 7 december 1989,
14 december 1989, 10 juli 1990, 22 januari 1991, 7 juni 1991, 3 oktober 1991, 19 december 1991, 2 september 1992, 25 juli 1994, 12 augustus 1994, 10 juli 1996, 18 februari 1997, 31 augustus 1998, 9 oktober 1998,
29 april 1999 en 8 december 2000, worden de volgende wijzigingen
aangebracht:
Au b) :
32037
In b):
la disposition suivante est insérée in fine :
os
« Pour les prestations n 471015 – 471026, 471030 – 471041, 471052 –
471063, 471251 – 471262, 471273 – 471284, 471295 – 471306, 471310 –
471321, 471332 – 471343, 471354 – 471365, 471376 – 471380, 471391 –
471402, 471413 – 471424, 471516 – 471520, 471531 – 471542, 471553 –
471564, 471575 – 471586, 471612 – 471623, 471715 – 471726, 471730 –
471741, 471752 – 471763, 471774 – 471785, 471796 – 471800, 471811 –
471822, effectuées chez des enfants de moins de 7 ans, les honoraires
sont majorés de 13 %. »
wordt in fine de volgende bepaling ingevoegd :
« Voor de verstrekkingen nrs. 471015 – 471026, 471030 – 471041,
471052 – 471063, 471251 – 471262, 471273 – 471284, 471295 – 471306,
471310 – 471321, 471332 – 471343, 471354 – 471365, 471376 – 471380,
471391 – 471402, 471413 – 471424, 471516 – 471520, 471531 – 471542,
471553 – 471564, 471575 – 471586, 471612 – 471623, 471715 – 471726,
471730 – 471741, 471752 – 471763, 471774 – 471785, 471796 – 471800,
471811 – 471822, verricht bij kinderen jonger dan 7 jaar worden de
honoraria verhoogd met 13 %. »
In c)
Au c)
la disposition suivante est insérée in fine:
os
« Pour les prestations n 472076 – 472080, 472091 – 472102, 472113 –
472124, 472135 – 472146, 472194 – 472205, 472216 – 472220, 472231 –
472242, 472356 – 472360, 472393 – 472404, 472415 – 472426, 472452 –
472463, 472555 – 472566, 472570 – 472581, 473012 – 473023, 473034 –
473045, 473056 – 473060, 473093 – 473104, 473130 – 473141, 473174 –
473185, 473211 – 473222, 473255 – 473266, 473270 – 473281, 473292 –
473303, 473314 – 473325, 473351, 473373, 473395 – 473406, 473410 –
473421, 473432 – 473443, 473491 – 473502, 473535 – 473546, 473550 –
473561, 473572 – 473583, 473594 – 473605, 473616 – 473620, 473631 –
473642, 473653 – 473664, 473675 – 473686, 473690 – 473701, 473712 –
473723, 473734 – 473745, 473756 – 473760, 473771 – 473782, effectuées
chez des enfants de moins de 7 ans, les honoraires sont majorés de
13 %. »
wordt in fine de volgende bepaling ingevoegd :
« Voor de verstrekkingen nrs. 472076 – 472080, 472091
472113 – 472124, 472135 – 472146, 472194 – 472205, 472216
472231 – 472242, 472356 – 472360, 472393 – 472404, 472415
472452 – 472463, 472555 – 472566, 472570 – 472581, 473012
473034 – 473045, 473056 – 473060, 473093 – 473104, 473130
473174 – 473185, 473211 – 473222, 473255 – 473266, 473270
473292 – 473303, 473314 – 473325, 473351, 473373, 473395
473410 – 473421, 473432 – 473443, 473491 – 473502, 473535
473550 – 473561, 473572 – 473583, 473594 – 473605, 473616
473631 – 473642, 473653 – 473664, 473675 – 473686, 473690
473712 – 473723, 473734 – 473745, 473756 – 473760, 473771
verricht bij kinderen jonger dan 7 jaar worden de honoraria
met 13 %. »
– 472102,
– 472220,
– 472426,
– 473023,
– 473141,
– 473281,
– 473406,
– 473546,
– 473620,
– 473701,
– 473782,
verhoogd
In d)
Au d)
1. le libellé et la valeur relative de la prestation 474515 – 474526 sont
adaptés comme suit :
1. worden de omschrijving en de betrekkelijke waarde van de
verstrekking 474515 – 474526 als volgt gewijzigd:
« Présence effective dans la salle d’accouchement à la fin du travail et
au moment de la naissance et prise en charge du nouveau-né en cas de
grossesse à risque et sur prescription du médecin accoucheur, du
médecin spécialiste en pédiatrie, par nouveau-né......................... K 52 »
« Effectieve aanwezigheid in de verloskamer aan het einde van de
weeën en op het ogenblik van de uitdrijving en ten laste neming van de
pasgeborene, in geval van risicozwangerschap, op voorschrift van de
verloskundige, van een geneesheer voor kindergeneeskunde, per
pasgeborene........................................................................................... K 52 »
2. La règle d’application suivante est insérée après la prestation
n° 474515-474526 :
2. De volgende toepassingsregel wordt ingevoegd na de verstrekking
nr. 474515-474526 :
« Par grossesse à risque, il faut comprendre les situations telles que
reprises dans l’annexe à l’arrêté royal du 20 août 1996 fixant les normes
auxquelles une fonction de soins néonatals locaux (fonction N*) doit
satisfaire pour être agréée. »
« Onder risicozwangerschap worden verstaan de situaties zoals ze
opgenoemd zijn in de bijlage bij het koninklijk besluit van 20 augustus 1996 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie van
lokale neonatale zorg (N*-functie) moet voldoen om te worden
erkend. »
au e)
in e)
Il est inséré in fine les dispositions suivantes :
Worden in fine de volgende bepalingen ingevoegd:
« Pour les prestations n°s 475016 – 475020, 475075 – 475086, 475532 –
475543, 475650 – 475661, 475812 – 475823, 475834 – 475845, 475856 –
475860, 475871 – 475882, 475893 – 475904, 476011 – 476022, 476033 –
476044, 476070 – 476081, 476114 – 476125, 476173 – 476184, 476195 –
476206, 476210 – 476221, 476232 – 476243, 476254 – 476265, 476276 –
476280, 476291 – 476302, 476313 – 476324, 476335 – 476346, 476615 –
476626, 476630 – 476641, 476652 – 476663, effectuées chez des enfants de
moins de 7 ans, les honoraires sont majorés de 13 %″.
« Voor de verstrekkingen nrs. 475016 – 475020, 475075 – 475086,
475532 – 475543, 475650 – 475661, 475812 – 475823, 475834 – 475845,
475856 – 475860, 475871 – 475882, 475893 – 475904, 476011 – 476022,
476033 – 476044, 476070 – 476081, 476114 – 476125, 476173 – 476184,
476195 – 476206, 476210 – 476221, 476232 – 476243, 476254 – 476265,
476276 – 476280, 476291 – 476302, 476313 – 476324, 476335 – 476346,
476615 – 476626, 476630 – 476641, 476652 – 476663, verricht bij kinderen
jonger dan 7 jaar worden de honoraria verhoogd met 13 %. »
Au f)
In f)
la disposition suivante est insérée in fine :
Wordt in fine de volgende bepaling ingevoegd :
« Pour les prestations n°s 477116 – 477120 et 477131 – 477142
effectuées chez des enfants de moins de 7 ans, les honoraires sont
majorés de 13 %. »
« Voor de verstrekkingen nrs. 477116 – 477120 en 477131 – 477142
verricht bij kinderen jonger dan 7 jaar worden de honoraria verhoogd
met 13 %. »
Art. 4. A l’article 25, § 1er de la même annexe, modifié par les arrêtés
royaux des 30 janvier 1986, 11 janvier 1988, 22 juillet 1988, 14 décembre 1989, 22 janvier 1991, 12 août 1994, 7 août 1995, 31 août 1998 et
29 avril 1999 sont apportées les modifications suivantes :
Art. 4. In artikel 25, § 1 van dezelfde bijlage gewijzigd bij de
koninklijke besluiten van 30 januari 1986, 11 januari 1988, 22 juli 1988,
14 december 1989, 22 januari 1991, 12 augustus 1994, 7 augustus 1995,
31 augustus 1998 en 29 april 1999 worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1. Les intitulés, les prestations et la règle d’application suivants sont
insérés après la prestation n° 598846 :
1. Worden de hoofdingen, de volgende verstrekkingen en toepassingsregel ingevoegd na de verstrekking nr. 598846:
« Honoraires pour l’examen clinique par le médecin spécialiste en
pédiatrie d’un nouveau-né séjournant dans un service N*
« Honorarium voor het klinisch onderzoek van een pasgeborene die
in een dienst N* verblijft, door de geneesheer-specialist voor kindergeneeskunde
596024 le 1er examen........................................................................... C 43
596024 het eerste onderzoek ............................................................. C 43
e
e
596046 le 2 et le 3 ............................................................................. C 32
e
596061 le 4 et suivants ................................................................... C 21,5
596046 het tweede en het derde ....................................................... C 32
596061 het vierde en volgende ...................................................... C 21,5
32038
Honoraires pour l’examen clinique par le médecin spécialiste en
pédiatrie accrédité d’un nouveau-né séjournant dans un service N*
Honorarium voor het klinisch onderzoek van een pasgeborene die in
een dienst N* verblijft, door de geaccrediteerde geneesheer-specialist
voor kindergeneeskunde
596120 le 1er examen ............................................................. C 43 + Q 30
596120 het eerste onderzoek................................................ C 43 + Q 30
596142 le 2e et le 3e ................................................................. C 32 +Q 30
596142 het tweede en het derde ......................................... C 32 + Q 30
596164 le 4e et suivants....................................................... C 21,5 +Q 30
596164 het vierde en volgende......................................... C 21,5 + Q 30
Une seule des prestations n°s 596024, 596046, 596061, 596120, 596142,
596164 peut être portée en compte par jour. Elles ne sont pas
cumulables avec la prestation 599104, ni avec des prestations techniques effectuées par un médecin spécialiste en pédiatrie.
Per dag mag maar één van de verstrekkingen nrs. 596024, 596046,
596061, 596120, 596142, 596164 aangerekend worden. Ze zijn niet
cumuleerbaar met de verstrekking 599104, noch met technische verstrekkingen uitgevoerd door een geneesheer-specialist voor kindergeneeskunde.
Honoraires de surveillance par un médecin spécialiste en pédiatrie
d’un malade hospitalisé dans un service NIC :
Honorarium voor toezicht door een geneesheer-specialist voor
kindergeneeskunde op een in een dienst NIC opgenomen zieke :
596223 le 1er jour ................................................................................. C 51
596223 de 1ste dag ............................................................................... C51
596245 le 2e et le 3e jour, par jour .................................................... C 44
596245 de tweede en derde dag, per dag ........................................ C44
596260 le 4e jour et jours suivants, par jour................................ C 21,5
596260 de vierde en de volgende dagen, per dag ..................... C 21,5
Honoraires de surveillance par un médecin spécialiste en pédiatrie
accrédité d’un malade hospitalisé dans un service NIC :
Honorarium voor toezicht door een geaccrediteerde geneesheerspecialist voor kindergeneeskunde op een in een dienst NIC opgenomen zieke :
596326 le 1er jour.................................................................... C 51 + Q 30
596326 de 1ste dag ................................................................... C51 + Q30
596341 le 2e et le 3e jour, par jour....................................... C 44 + Q 30
596341 de tweede en derde dag, per dag ............................ C44 + Q30
596363 le 4e jour et jours suivants, par jour................. C 21,5 + Q 30″
596363 de vierde en de volgende dagen, per dag ....... C 21,5 + Q30″
2. L’intitulé et les prestations correspondantes 599001, 598242, 599222
et 598264 sont supprimés.
2. worden de hoofdingen en de overeenkomstige verstrekkingen
599001, 598242, 599222 en 598264 geschrapt.
3. L’intitulé, les prestations et la règle d’application suivants sont
insérés après la prestation 599465 :
3. worden de hoofding, verstrekkingen en toepassingsregel ingevoegd na de verstrekking 599465 :
« Honoraires pour l’examen pédiatrique, effectué chez un bénéficiaire
hospitalisé de moins de 16 ans, par le médecin spécialiste en pédiatrie,
sur prescription du médecin spécialiste non pédiatre qui exerce la
surveillance, avec rapport écrit repris dans le dossier médical :
« Honorarium voor het pediatrisch onderzoek, uitgevoerd bij een
opgenomen rechthebbende, jonger dan 16 jaar, door een geneesheerspecialist voor kindergeneeskunde op voorschrift van de geneesheerspecialist niet-pediater, die het toezicht uitoefent, met schriftelijk
verslag in het medisch dossier :
596525 le premier examen ................................................................. C 30
596525 het eerste onderzoek ............................................................. C 30
596540 l’examen et/ou traitement pédiatrique suivant .............. C 20.
596540 het volgende pediatrisch onderzoek en/of behandeling ............................................................................................................ C 20.
Les prestations 596525 et 596540 ne sont pas cumulables avec les
prestations techniques effectuées par un médecin spécialiste en pédiatrie. Elles ne peuvent être portées en compte chacune qu’une seule fois
pendant une même période d’hospitalisation. »
De verstrekkingen 596525 en 596540 zijn niet cumuleerbaar met
technische verstrekkingen uitgevoerd door een geneesheer-specialist
voor kindergeneeskunde. Zij mogen elk slechts éénmaal aangerekend
worden tijdens dezelfde opnameperiode. »
Art. 5. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er octobre 2001.
Art. 6. Notre Ministre des Affaires sociales est chargé de l’exécution
du présent arrêté.
Donné à Bruxelles, le 5 septembre 2001.
Art. 5. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2001.
Art. 6. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering
van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 september 2001.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre des Affaires sociales et des Pensions,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
F. VANDENBROUCKE
F. 2001 — 2626
[C − 2001/22599]
N. 2001 — 2626
32039
[C − 2001/22599]
20 AOUT 2001. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministériel du
22 février 2001 fixant les mesures de contrôle concernant l’utilisation de certaines protéines animales transformées destinées à
l’alimentation des animaux
20 AUGUSTUS 2001. — Ministerieel besluit tot wijziging van het
ministerieel besluit van 22 februari 2001 tot vaststelling van
controlemaatregelen betreffende het gebruik van bepaalde verwerkte dierlijke eiwitten bestemd voor dierlijke voeding
La Ministre de la Protection de la Consommation, de la Santé
publique et de l’Environnement,
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu,
Vu la loi du 11 juillet 1969 relative aux pesticides et aux matières
premières pour l’agriculture, l’horticulture, la sylviculture et l’élevage,
modifiée par les lois du 21 décembre 1998 et du 5 février 1999;
Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen
en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt,
gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;
Vu l’arrêté ministériel du 22 février 2001 fixant les mesures de
contrôle concernant l’utilisation de certaines protéines animales transformées destinées à l’alimentation des animaux;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 februari 2001 tot vaststelling
van controlemaatregelen betreffende het gebruik van bepaalde verwerkte dierlijke eiwitten bestemd voor dierlijke voeding;
Vu le Traité instituant la Communauté économique européenne du
25 mars 1957 approuvé par la loi du 2 décembre 1957;
Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Economische
Gemeenschap van 25 maart 1957 bekrachtigd door de wet van
2 december 1957;
Vu la décision n° 2001/165/CE du 27 février 2001 de la Commission
des Communautés européennes modifiant, au regard des protéines
hydrolysées, la décision 2001/9/CE relative aux mesures de contrôle
requises pour la mise en oeuvre de la décision 2000/766/CEE du
Conseil relative à certaines mesures de protection à l’égard des
encéphalopathies spongiformes transmissibles et à l’utilisation de
protéines animales dans l’alimentation des animaux;
Gelet op de beschikking nr. 2001/165/EG van 27 februari 2001 van de
Commissie van de Europese Gemeenschappen tot wijziging, wat
gehydrolyseerde eiwitten betreft, van beschikking 2001/9/EG betreffende controlemaatregelen voor de tenuitvoerlegging van beschikking 2000/766/EG van de Raad betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme
encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten;
Vu l’avis du comité scientifique institué auprès de l’Agence fédérale
pour la Sécurité de la chaı̂ne alimentaire, donné le 17 août 2001;
Gelet op het advies van het wetenschappelijk comité ingesteld bij het
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven
op 17 augustus 2001;
12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van
Vu l’urgence;
Gelet op dringende noodzakelijkheid;
Considérant que certaines mesures telles que définies dans l’arrêté
ministériel du 22 février 2001 fixant les mesures de contrôle concernant
l’utilisation de certaines protéines animales transformées destinées à
l’alimentation des animaux, doivent être éclaircies afin d’éviter des
interprétations erronées;
Overwegende dat bepaalde maatregelen, zoals omschreven in het
ministerieel besluit van 22 februari 2001 tot vaststelling van controlemaatregelen betreffende het gebruik van bepaalde verwerkte dierlijke
eiwitten bestemd voor dierlijke voeding, dienen verduidelijkt te
worden teneinde verkeerdelijke interpretaties te vermijden;
Considérant que, à côté de l’utilisation de protéines hydrolysées
dérivées de cuirs et de peaux, l’utilisation de certaines autres protéines
hydrolysées peut être autorisée dans les aliments autres que les
aliments pour ruminants;
Overwegende dat, naast het gebruik van gehydrolyseerde eiwitten
van huiden, het gebruik van bepaalde andere gehydrolyseerde eiwitten
kan toegelaten worden in voeders andere dan voeders voor herkauwers;
Considérant que ceci doit être communiqué sans délai à tous les
concernés,
Overwegende dat dit onverwijld aan alle betrokkenen dient meegedeeld te worden,
Arrête :
Besluit :
Article 1er. Au point 8 de l’article 2 de l’arrêté ministériel du
22 février 2001 fixant les mesures de contrôle concernant l’utilisation de
certaines protéines animales transformées destinées à l’alimentation
des animaux, les mots « qui est mis en circulation » sont remplacés par
les mots « qui est envoyé vers un autre Etat membre ».
Artikel 1. In punt 8° van artikel 2 van het ministerieel besluit van
22 februari 2001 tot vaststelling van controlemaatregelen betreffende
het gebruik van bepaalde verwerkte dierlijke eiwitten bestemd voor
dierlijke voeding, worden de woorden « in het verkeer wordt
gebracht » vervangen door de woorden « wordt verzonden naar een
andere Lidstaat ».
Art. 2. L’article 3 du même arrêté est remplacé par la disposition
suivante :
Art. 2. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de
volgende bepaling :
« Art. 3. L’utilisation dans l’alimentation des animaux de protéines
hydrolysées dérivées de poissons, de plumes, de cuirs et de peaux
comme visé au chapitre V, rubrique 8, point 9 de l’annexe de l’arrêté
royal du 8 février 1999 relatif au commerce et à l’utilisation des
substances destinées à l’alimentation des animaux, est autorisée
uniquement dans les conditions suivantes :
« Art. 3. Het vervoederen van gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren
en huiden zoals bedoeld in hoofdstuk V, rubriek 8, punt 9 van de bijlage
bij het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en
het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, is uitsluitend
toegelaten onder de volgende voorwaarden :
1° les protéines hydrolysées dérivées de poissons, de plumes, de cuirs
et de peaux sont uniquement autorisées pour l’alimentation d’animaux
autres que les ruminants;
1° gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren en huiden zijn uitsluitend
toegelaten voor het vervoederen aan andere dieren dan herkauwers;
32040
2° les protéines hydrolysées dérivées de poissons, de plumes, de cuirs
et de peaux doivent :
2° gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren en huiden :
a) être produites dans des usines de transformation ne produisant
que des protéines hydrolysées, agréées à cette fin par l’autorité
compétente conformément à l’article 5, paragraphe 2, de la directive 90/667/CEE;
a) worden vervaardigd in speciale verwerkingsbedrijven voor de
productie van gehydrolyseerde eiwitten, die daartoe door de bevoegde
overheid zijn erkend overeenkomstig artikel 5, lid 2, van richtlijn 90/667/EEG;
b) subir un échantillonnage et une analyse après le traitement
indiquant que les protéines hydrolysées ont un poids moléculaire
inférieur à 10 000 daltons;
b) worden na verwerking bemonsterd en geanalyseerd, waarbij moet
blijken dat de gehydrolyseerde eiwitten een molecuulgewicht hebben
dat kleiner dan 10 000 dalton is;
En outre, les protéines hydrolysées dérivées de cuirs et de peaux
doivent :
Voor gehydrolyseerde eiwitten uit huiden geldt bovendien dat ze :
a) provenir de cuirs et de peaux d’animaux qui ont été abattus dans
un abattoir et dont les carcasses ont été déclarées propres à la
consommation humaine, après les inspections ante et post mortem;
a) worden vervaardigd uit huiden van dieren die in een slachthuis
zijn geslacht en waarvan de karkassen op grond van een antemortemen postmortemkeuring geschikt zijn bevonden voor de menselijke
consumptie;
b) être obtenues par un procédé de production comprenant des
mesures appropriées destinées à réduire autant que possible la
contamination des cuirs et des peaux, et par un prétraitement des
matières premières par saumurage, chaulage et lavage intensifs, suivi
d’une exposition des matières concernées à un pH supérieur à 11
pendant plus de 3 heures à une température supérieure à 80 °C, puis
d’un traitement thermique à une température supérieure à 140 °C
pendant 30 minutes, à une pression supérieure à 3,6 bars ou d’un
procédé de production équivalent approuvé conformément à la
procédure visée à l’article 17 de la directive 89/662/CEE;
b) worden vervaardigd via een productieproces dat adequate maatregelen omvat om de verontreiniging van huiden zoveel mogelijk te
beperken, en een verdere voorbewerking van deze grondstoffen door
pekelen, kalken en intensief wassen, gevolgd door blootstelling van het
materiaal aan een pH van meer dan 11 gedurende meer dan 3 uur bij
een temperatuur van meer dan 80 °C, gevolgd door een warmtebehandeling bij meer dan 140 °C gedurende 30 minuten bij een druk van meer
dan 3,6 bar, of een gelijkwaardig proces dat volgens de procedure van
artikel 17 van richtlijn 89/662/EEG is goedgekeurd;
3° les aliments pour animaux contenant des protéines hydrolysées
dérivées de poissons, de plumes, de cuirs et/ou de peaux ne peuvent
être produits que dans des établissements fabriquant des aliments pour
animaux, qui ne préparent pas d’aliments pour ruminants et qui sont
agréés ou enregistrés par l’autorité compétente conformément aux
dispositions de l’arrêté royal du 30 octobre 1998.
3° dierenvoeders bevattende gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren
en/of huiden mogen alleen vervaardigd worden in inrichtingen voor
diervoeders die geen voeders voor herkauwers vervaardigen en door
de bevoegde autoriteit zijn erkend of geregistreerd overeenkomstig de
bepalingen van het koninklijk besluit van 30 oktober 1998.
Par dérogation à la disposition mentionnée au premier alinéa, la
production d’aliments pour ruminants dans des établissements qui
fabriquent également des aliments pour d’autres espèces animales
contenant des protéines hydrolysées dérivées de poissons, de plumes,
de cuirs et/ou de peaux, peut être permise à condition que :
Bij wijze van uitzondering op de bepaling in lid 1 kan toestemming
worden verleend voor de vervaardiging van voeders voor herkauwers
in inrichtingen die ook dierenvoeders met gehydrolyseerde eiwitten uit
vis, veren en/of huiden voor andere diersoorten vervaardigen, mits :
a) le transport et le stockage des matières premières destinées aux
ruminants soient complètement séparés des matières premières interdites dans l’alimentation des ruminants, et
a) het vervoer en de opslag van voedermiddelen voor herkauwers
volledig gescheiden zijn van voedermiddelen waarvoor een verbod op
het vervoederen aan herkauwers geldt, en
b) les installations de stockage, de transport, de fabrication et de
conditionnement des aliments composés destinés aux ruminants soient
complètement séparées, et
b) de faciliteiten voor opslag, vervoer, productie en verpakking van
mengvoeders voor herkauwers volledig gescheiden zijn, en
c) les registres détaillant les achats et les utilisations des protéines
hydrolysées dérivées de poissons, de plumes, de cuirs et/ou de peaux,
ainsi que les ventes d’aliments pour animaux contenant des protéines
hydrolysées obtenues à partir de cuirs et/ou de peaux, soient mis à la
disposition de l’autorité compétente, et
c) de boekhouding betreffende de aankopen en het gebruik van
gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren en/of huiden en de verkopen
van dierenvoeders die gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren en/of
huiden bevatten, aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking worden
gesteld, en
d) des contrôles de routine soient réalisés sur les aliments pour
ruminants afin de s’assurer de l’absence de protéines animales
transformées interdites telles que définies au chapitre V, rubrique 8,
point 9 de l’annexe de l’arrêté royal du 8 février 1999, et ceci
conformément aux dispositions de l’arrêté royal du 30 octobre 1998.
d) routinetests worden uitgevoerd op diervoeders die voor herkauwers zijn bestemd, teneinde te garanderen dat er geen verboden
verwerkte dierlijke eiwitten in voorkomen zoals bedoeld in hoofdstuk V, rubriek 8, punt 9 van de bijlage bij het koninklijk besluit van
8 februari 1999, en dit overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk
besluit van 30 oktober 1998.
Afin d’obtenir la dérogation mentionnée au deuxième alinéa, une
demande doit être introduite à ce sujet auprès du Ministre.
Teneinde de in lid 2 bedoelde afwijking te bekomen, dient een
aanvraag hiertoe ingediend te worden bij de Minister.
4° l’étiquetage des aliments pour animaux contenant des protéines
hydrolysées obtenues à partir de poissons, de plumes, de cuirs et/ou de
peaux doit clairement porter la mention « Contient des protéines
hydrolysées - ne peut pas être utilisé dans l’alimentation des ruminants »;
4° op de etiketten van diervoeders die gehydrolyseerde eiwitten uit
vis, veren en/of huiden bevatten, moeten duidelijk de woorden « Bevat
gehydrolyseerde eiwitten - niet geschikt voor het vervoederen aan
herkauwers » worden vermeld;
5° les aliments pour animaux en vrac contenant des protéines
hydrolysées dérivées de poissons, de plumes, de cuirs et/ou de peaux
sont transportés au moyen de véhicules qui ne transportent pas en
même temps des aliments pour ruminants. Si le véhicule est utilisé
ultérieurement pour transporter d’autres produits, il doit être nettoyé et
inspecté de manière approfondie avant et après le transport d’aliments
pour animaux en vrac contenant des protéines hydrolysées dérivées de
poissons, de plumes, de cuirs et/ou de peaux;
5° diervoeders in bulk die gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren
en/of huiden bevatten, worden vervoerd in voertuigen die niet
tegelijkertijd voeders voor herkauwers vervoeren. Indien het voertuig
vervolgens voor het vervoer van andere producten gebruikt wordt,
moet het vóór en ná het vervoer van diervoeders in bulk die
gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren en/of huiden bevatten grondig
worden gereinigd en geı̈nspecteerd;
32041
6° l’utilisation et l’entreposage d’aliments pour animaux, autres que
les aliments pour animaux familiers, contenant des protéines hydrolysées dérivées de poissons, de plumes, de cuirs et/ou de peaux, sont
interdits dans les exploitations agricoles où des ruminants sont
détenus, engraissés ou élevés pour la production de denrées alimentaires;
6° het gebruik en de opslag van andere gehydrolyseerde eiwitten uit
vis, veren en/of huiden bevattende diervoeders dan voeders voor
gezelschapsdieren, is verboden op bedrijven waar herkauwers worden
gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen;
7° chaque lot de protéines hydrolysées dérivées de poissons, de
plumes, de cuirs et/ou de peaux qui est envoyé vers un autre Etat
membre, doit être accompagné d’un certificat officiel établi selon le
modèle en annexe de cet arrêté.
7° elke partij gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren en/of huiden
die wordt verzonden naar een andere Lidstaat dient vergezeld te gaan
van een officieel certificaat, opgesteld naar het model in de bijlage bij dit
besluit. »
Art. 3. Il est inséré dans le même arrêté, à la place de l’article 4 qui
devient l’article 5, un nouvel article 4 rédigé comme suit :
Art. 3. In hetzelfde besluit wordt in de plaats van artikel 4 dat
artikel 5 wordt, een nieuw artikel 4 ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 4. § 1er. Les articles 1er, 2 et 3 du présent arrêté ne sont pas
d’application pour les aliments pour animaux qui ne sont pas détenus,
engraissés ou élevés pour la production de denrées alimentaires.
« Art. 4. § 1. De artikelen 1, 2 en 3 van dit besluit zijn niet van
toepassing op voeders voor dieren die niet worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen.
§ 2. Les aliments pour animaux, y compris les aliments pour animaux
familiers, qui sont destinés à l’alimentation des animaux qui ne sont pas
détenus, engraissés ou élevés pour la production de denrées alimentaires et qui ne contiennent pas d’autres protéines animales transformées que la farine de poisson ou les solubles de poisson, le phosphate
dicalcique dérivé d’os dégraissés et/ou les protéines hydrolysées
dérivées de poissons, de plumes de cuirs et de peaux, seront produits
conformément au point 6° de l’article 1er, point 4° de l’article 2 ou
point 3° de l’article 3 du présent arrêté. »
§ 2. Dierenvoeders, inclusief voeders voor gezelschapsdieren, die
bestemd zijn voor het vervoederen aan dieren die niet worden
gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen en die geen andere verwerkte dierlijke eiwitten bevatten dan
vismeel of visperssap, dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen en/of
gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren en huiden, worden vervaardigd
overeenkomstig respectievelijk punt 6° van artikel 1, punt 4° van
artikel 2, of punt 3° van artikel 3 van dit besluit. »
§ 3. Les aliments pour animaux, autres que les aliments pour
animaux familiers, contenant de la farine de poisson, des solubles de
poisson, du phosphate dicalcique dérivé d’os et/ou des protéines
hydrolysées dérivées de poissons, de plumes, de cuirs et de peaux, ne
peuvent être délivrés qu’aux exploitations où ne sont pas détenus,
engraissés ou élevés des ruminants.
§ 3. Dierenvoeders andere dan voeders voor gezelschapsdieren
bevattende vismeel, visperssap, dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen en/of gehydrolyseerde eiwitten uit vis, veren en huiden mogen
uitsluitend geleverd worden aan bedrijven waar geen herkauwers
worden gehouden, vestgemest of gefokt.
Art. 4. Dans le titre du certificat officiel visé en annexe du même
arrêté, les mots « de cuirs et de peaux » sont remplacés par les mots « de
poissons, de plumes, de cuirs et de peaux. »
Art. 4. In de titel van het officieel certificaat in bijlage bij hetzelfde
besluit worden de woorden « van huiden » vervangen door de
woorden « van vis, veren en huiden ».
Moniteur belge.
Art. 5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het
Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 20 augustus 2001.
Bruxelles, le 20 août 2001.
Mevr. M. AELVOET
Mme M. AELVOET
*
MINISTERE DE L’INTERIEUR
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
F. 2001 — 2627
[C − 2001/00606]
21 JUIN 2001. — Arrêté royal établissant la traduction officielle en
langue allemande de l’arrêté royal du 1er juillet 1999 portant
coordination de la loi du 5 août 1991 sur la protection de la
concurrence économique
N. 2001 — 2627
[C − 2001/00606]
21 JUNI 2001. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële
Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 1 juli 1999
houdende coördinatie van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging
Vu la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la
Communauté germanophone, notamment l’article 76, § 1er, 1°, et § 3,
remplacé par la loi du 18 juillet 1990;
Vu le projet de traduction officielle en langue allemande de l’arrêté
royal du 1er juillet 1999 portant coordination de la loi du 5 août 1991 sur
la protection de la concurrence économique, établi par le Service central
de traduction allemande du Commissariat d’arrondissement adjoint à
Malmedy;
Sur la proposition de Notre Ministre de l’Intérieur,
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der
instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1°, en § 3, vervangen bij de wet van 18 juli 1990;
Gelet op het ontwerp van officiële Duitse vertaling van het koninklijk
besluit van 1 juli 1999 houdende coördinatie van de wet van
5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging,
opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling van het
Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken,
er
Article 1 . Le texte annexé au présent arrêté constitue la traduction
officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 1er juillet 1999 portant
coordination de la loi du 5 août 1991 sur la protection de la concurrence
économique.
Artikel 1. De bij dit besluit gevoegde tekst is de officiële Duitse
vertaling van het koninklijk besluit van 1 juli 1999 houdende coördinatie van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de
economische mededinging.
Art. 2. Notre Ministre de l’Intérieur est chargé de l’exécution du
présent arrêté.
Art. 2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de
Donné à Bruxelles, le 21 juin 2001.
ALBERT
Gegeven te Brussel, 21 juni 2001.
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre de l’Intérieur,
A. DUQUESNE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
32042
Annexe - Bijlage
MINISTERIUM DER WIRTSCHAFTSANGELEGENHEITEN
1. JULI 1999 — Königlicher Erlass zur Koordinierung des Gesetzes vom 5. August 1991
über den Schutz des wirtschaftlichen Wettbewerbs
ALBERT II., König der Belgier,
Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruß!
Aufgrund des Gesetzes vom 5. August 1991 über den Schutz des wirtschaftlichen Wettbewerbs, abgeändert durch
die Gesetze vom 22. März 1993 und 26. April 1999 und durch die Königlichen Erlasse vom 31. März 1995 und
14. Juni 1999, insbesondere des Artikels 56bis;
Aufgrund der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat, insbesondere des Artikels 3 § 1, ersetzt
durch das Gesetz vom 4. Juli 1989 und abgeändert durch das Gesetz vom 4. August 1996;
Aufgrund der Dringlichkeit, begründet durch den Umstand, dass das Gesetz vom 26. April 1999 (Artikel 77 der
Verfassung) zur Abänderung verschiedener Artikel des Gesetzes vom 5. August 1991 über den Schutz des
wirtschaftlichen Wettbewerbs am 27. April 1999 in Kraft getreten ist; dass das Gesetz vom 5. August 1991 ebenfalls
abgeändert worden ist durch ein anderes Gesetz vom 26. April 1999 (Artikel 78 der Verfassung) und, was die Schwellen
für die Anmeldung von Zusammenschlüssen betrifft, durch einen Königlichen Erlass vom 14. Juni 1999; dass die Texte
koordiniert werden sollten, um eine kohärente und harmonisierte Anwendung der neuen Bestimmungen zu
ermöglichen;
Auf Vorschlag Unseres Ministers der Wirtschaft
Haben Wir beschlossen und erlassen Wir:
Artikel 1. Die Bestimmungen der Gesetze vom 5. August 1991, 26. April 1999 (I) und 26. April 1999 (II) werden
gemäß dem Text in der Anlage zu vorliegendem Erlass koordiniert.
Art. 2. Unser für die Wirtschaftsangelegenheiten zuständiger Minister ist mit der Ausführung des vorliegenden
Erlasses beauftragt.
Gegeben zu Brüssel, den 1. Juli 1999
ALBERT
Von Königs wegen:
Der Minister der Wirtschaft
E. DI RUPO
Anlage I
Am 1. Juli 1999 koordiniertes Gesetz über den Schutz des wirtschaftlichen Wettbewerbs
KAPITEL I - Begriffsbestimmungen
Artikel 1 - Für die Anwendung des vorliegenden Gesetzes ist beziehungswiese sind zu verstehen unter:
a) Unternehmen: alle natürlichen oder juristischen Personen, die dauerhaft wirtschaftliche Zwecke verfolgen,
b) beherrschender Stellung: eine Stellung, die es einem Unternehmen ermöglicht, die Erhaltung eines wirksamen
Wettbewerbs zu verhindern und sich gegenüber seinen Konkurrenten, Abnehmern oder Lieferanten merklich
unabhängig zu verhalten,
c) Minister: der für die Wirtschaftsangelegenheiten zuständige Minister.
KAPITEL II - Wettbewerbspraktiken
Abschnitt 1 - Wettbewerbsbeschränkende Praktiken
Art. 2 - § 1 - Verboten sind alle Vereinbarungen zwischen Unternehmen, Beschlüsse von Unternehmensvereinigungen und aufeinander abgestimmte Verhaltensweisen, die eine merkliche Verhinderung, Einschränkung oder
Verfälschung des Wettbewerbs auf dem betreffenden belgischen Markt oder auf einem wesentlichen Teil davon
bezwecken oder bewirken, insbesondere:
a) die unmittelbare oder mittelbare Festsetzung der An- oder Verkaufspreise oder sonstiger Geschäftsbedingungen,
b) die Einschränkung oder Kontrolle der Erzeugung, des Absatzes, der technischen Entwicklung oder der
Investitionen,
c) die Aufteilung der Märkte oder Versorgungsquellen,
d) die Anwendung unterschiedlicher Bedingungen bei gleichwertigen Leistungen gegenüber Handelspartnern,
wodurch diese im Wettbewerb benachteiligt werden,
e) die an den Abschluss von Verträgen geknüpfte Bedingung, dass die Vertragspartner zusätzliche Leistungen
annehmen, die weder sachlich noch nach Handelsbrauch in Beziehung zum Vertragsgegenstand stehen.
§ 2 - Aufgrund des vorliegenden Artikels verbotene Vereinbarungen oder Beschlüsse sind von Rechts wegen
nichtig.
§ 3 - Jedoch können die Bestimmungen von § 1 des vorliegenden Artikels für nicht anwendbar erklärt werden auf:
- Vereinbarungen oder Gruppen von Vereinbarungen zwischen Unternehmen,
- Beschlüsse oder Gruppen von Beschlüssen von Unternehmensvereinigungen und
- aufeinander abgestimmte Verhaltensweisen oder Gruppen von solchen,
die unter angemessener Beteiligung der Verbraucher an dem entstehenden Gewinn zur Verbesserung der Warenerzeugung oder -verteilung oder zur Förderung des technischen oder wirtschaftlichen Fortschritts beitragen oder es
kleinen und mittleren Betrieben ermöglichen, ihre Wettbewerbsstellung auf dem betreffenden Markt oder auf dem
internationalen Markt zu festigen, ohne dass den beteiligten Unternehmen:
a) Beschränkungen auferlegt werden, die für die Verwirklichung dieser Ziele nicht unerlässlich sind, oder
b) Möglichkeiten eröffnet werden, für einen wesentlichen Teil der betreffenden Waren den Wettbewerb auszuschalten.
Art. 3 - Verboten ist die missbräuchliche Ausnutzung einer beherrschenden Stellung auf dem betreffenden
belgischen Markt oder auf einem wesentlichen Teil davon durch ein oder mehrere Unternehmen.
Dieser Missbrauch kann insbesondere in Folgendem bestehen:
a) der unmittelbaren oder mittelbaren Erzwingung von unangemessenen Einkaufs- oder Verkaufspreisen oder
sonstigen Geschäftsbedingungen,
b) der Einschränkung der Erzeugung, des Absatzes oder der technischen Entwicklung zum Schaden der
Verbraucher,
c) der Anwendung unterschiedlicher Bedingungen bei gleichwertigen Leistungen gegenüber Handelspartnern,
wodurch diese im Wettbewerb benachteiligt werden,
d) der an den Abschluss von Verträgen geknüpften Bedingung, dass die Vertragspartner zusätzliche Leistungen
annehmen, die weder sachlich noch nach Handelsbrauch in Beziehung zum Vertragsgegenstand stehen.
Art. 4 - In Artikel 2 § 1 und in Artikel 3 erwähnte Praktiken werden im Folgenden als wettbewerbsbeschränkende
Praktiken bezeichnet.
Art. 5 - § 1 - In Artikel 2 § 1 erwähnte Praktiken müssen nicht Gegenstand der in Artikel 7 erwähnten Anmeldung
sein, wenn die beteiligten Unternehmen individuell die in Artikel 12 § 2 des Gesetzes vom 17. Juli 1975 über die
Buchhaltung und den Jahresabschluss der Unternehmen vorgeschriebenen Bedingungen erfüllen.
§ 2 - In Abweichung von § 1 wird die in Artikel 12 § 2 des vorerwähnten Gesetzes vorgesehene Bedingung in Bezug
auf den Jahresumsatz für Banken, Kreditinstitute und andere Finanzinstitute nicht berücksichtigt.
Art. 6 - § 1 - Der Wettbewerbsrat kann auf Antrag der beteiligten Unternehmen oder Unternehmensvereinigungen feststellen, dass nach den ihm bekannten Tatsachen für ihn kein Anlass besteht, gegen eine Vereinbarung, einen
Beschluss oder eine aufeinander abgestimmte Verhaltensweise aufgrund von Artikel 2 § 1 oder Artikel 3 des
vorliegenden Gesetzes einzuschreiten.
§ 2 - Der König bestimmt die Modalitäten für die Einreichung von Anträgen auf Negativattest, die in § 1 erwähnt
sind.
Art. 7 - § 1 - In Artikel 2 § 1 des vorliegenden Gesetzes erwähnte Vereinbarungen, Beschlüsse und aufeinander
abgestimmte Verhaltensweisen, für die die beteiligten Unternehmen Artikel 2 § 3 in Anspruch nehmen wollen, sind
beim Wettbewerbsrat anzumelden.
Solange sie nicht angemeldet worden sind, kann die in Artikel 2 § 3 erwähnte Erklärung nicht abgegeben werden,
außer wenn es sich um eine in Artikel 5 § 1 erwähnte Praktik handelt.
§ 2 - Paragraph 1 des vorliegenden Artikels gilt nicht für Vereinbarungen, Beschlüsse und aufeinander
abgestimmte Verhaltensweisen, wenn:
1. entweder an ihnen nur zwei Unternehmen beteiligt sind und sie lediglich:
a) einen Vertragsbeteiligten bei der Weiterveräußerung von Waren, die er von dem anderen Vertragsbeteiligten
bezieht, in der Freiheit der Gestaltung von Preisen oder Geschäftsbedingungen beschränken,
b) dem Erwerber oder dem Benutzer von gewerblichen Schutzrechten - insbesondere von Patenten, Zeichnungen,
Modellen oder Warenzeichen - oder dem Berechtigten aus einem Vertrag zur Übertragung oder Gebrauchsüberlassung
von Herstellungsverfahren oder von zum Gebrauch und zur Anwendung von Betriebstechniken dienenden
Kenntnissen Beschränkungen hinsichtlich der Ausübung dieser Rechte auferlegen,
2. oder sie lediglich zum Gegenstand haben:
a) die Entwicklung oder einheitliche Anwendung von Normen und Typen,
b) die gemeinsame Forschung nach technischen Verbesserungen, wenn das Ergebnis allen Beteiligten zugänglich
ist und von allen Beteiligten ausgenutzt werden darf.
Diese Vereinbarungen, Beschlüsse und aufeinander abgestimmten Verhaltensweisen können angemeldet werden.
§ 3 - Der König bestimmt die Modalitäten für die Anmeldung der in § 1 erwähnten Vereinbarungen, Beschlüsse
beziehungsweise aufeinander abgestimmten Verhaltensweisen.
Art. 8 - Vereinbarungen, Beschlüsse und aufeinander abgestimmte Verhaltensweisen müssen nicht angemeldet
werden, solange sie aufgrund von Artikel 85 § 3 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Wirtschaftsgemeinschaft
davon befreit sind.
32043
32044
Abschnitt 2 - Zusammenschlüsse
Art. 9 - § 1 - Für die Anwendung des vorliegenden Gesetzes wird ein Zusammenschluss dadurch bewirkt, dass:
a) zwei oder mehr bisher voneinander unabhängige Unternehmen fusionieren,
b) - eine oder mehrere Personen, die bereits mindestens ein Unternehmen kontrollieren, oder
- ein oder mehrere Unternehmen durch den Erwerb von Anteilsrechten oder Vermögenswerten, durch Vertrag oder
in sonstiger Weise die unmittelbare oder mittelbare Kontrolle über die Gesamtheit oder über Teile eines oder mehrerer
Unternehmen erwerben.
§ 2 - Die Gründung eines Gemeinschaftsunternehmens, das auf Dauer alle Funktionen einer selbständigen
wirtschaftlichen Einheit erfüllt, stellt einen Zusammenschluss im Sinne von § 1 Buchstabe b) dar.
§ 3 - Für die Anwendung des vorliegenden Gesetzes wird die Kontrolle durch Rechte, Verträge oder andere Mittel
begründet, die einzeln oder zusammen unter Berücksichtigung aller tatsächlichen oder rechtlichen Umstände die
Möglichkeit gewähren, einen bestimmenden Einfluss auf die Tätigkeit eines Unternehmens auszuüben, insbesondere
durch:
1. Eigentums- oder Nutzungsrechte an der Gesamtheit oder an Teilen des Vermögens des Unternehmens,
2. Rechte oder Verträge, die einen bestimmenden Einfluss auf die Zusammensetzung, die Beratungen oder
Beschlüsse der Organe des Unternehmens gewähren.
§ 4 - Die Kontrolle wird für die Person oder die Personen oder für die Unternehmen begründet:
a) die aus diesen Rechten oder Verträgen selbst berechtigt sind oder
b) die, obwohl sie aus diesen Rechten oder Verträgen nicht selbst berechtigt sind, die Befugnis haben, die sich
daraus ergebenden Rechte auszuüben.
§ 5 - Ein Zusammenschluss wird nicht bewirkt:
a) wenn Kreditinstitute, sonstige Finanzinstitute oder Versicherungsgesellschaften, deren normale Tätigkeit
Geschäfte und den Handel mit Wertpapieren für eigene oder fremde Rechnung einschließt, vorübergehend Anteile an
einem Unternehmen zum Zwecke der Veräußerung erwerben, sofern sie die mit den Anteilen verbundenen
Stimmrechte nicht ausüben, um das Wettbewerbsverhalten des Unternehmens zu bestimmen, oder sofern sie die
Stimmrechte nur ausüben, um die Veräußerung der Gesamtheit oder von Teilen des Unternehmens oder seiner
Vermögenswerte oder die Veräußerung der Anteile vorzubereiten, und sofern die Veräußerung innerhalb eines Jahrs
nach dem Zeitpunkt des Erwerbs erfolgt; diese Frist beträgt zwei Jahre, wenn die Anteile zur Repräsentierung von
zweifelhaften oder überfälligen Forderungen erworben wurden,
b) wenn ein gerichtlich oder öffentlich bestellter Vertreter aufgrund einer gerichtlichen Entscheidung oder eines
anderen Verfahrens der Zwangsliquidation die Kontrolle erwirbt.
Art. 10 - § 1 - Für Zusammenschlüsse ist die vorherige Erlaubnis des Wettbewerbsrates erforderlich, der feststellt,
ob sie zulässig sind.
§ 2 - Bei der in § 1 erwähnten Entscheidung berücksichtigt der Rat:
a) die Notwendigkeit, im nationalen Markt wirksamen Wettbewerb aufrechtzuerhalten und zu entwickeln,
insbesondere im Hinblick auf die Struktur aller betroffenen Märkte und den tatsächlichen oder potentiellen Wettbewerb
durch innerhalb oder außerhalb des Königreichs ansässige Unternehmen,
b) die Marktstellung und die wirtschaftliche Macht und Finanzkraft der beteiligten Unternehmen, die
Wahlmöglichkeiten der Lieferanten und Abnehmer, ihren Zugang zu den Beschaffungs- und Absatzmärkten, rechtliche
oder tatsächliche Marktzutrittsschranken, die Entwicklung des Angebots und der Nachfrage bei den jeweiligen
Erzeugnissen und Dienstleistungen, die Interessen der Zwischen- und Endverbraucher und die Entwicklung des
technischen und wirtschaftlichen Fortschritts, sofern diese dem Verbraucher dient und den Wettbewerb nicht
behindert.
§ 3 - Zusammenschlüsse, die keine beherrschende Stellung begründen oder verstärken, durch die wirksamer
Wettbewerb im nationalen Markt oder in einem wesentlichen Teil davon erheblich behindert wird, sind für zulässig zu
erklären.
§ 4 - Zusammenschlüsse, die eine beherrschende Stellung begründen oder verstärken, durch die wirksamer
Wettbewerb im nationalen Markt oder in einem wesentlichen Teil davon erheblich behindert wird, sind für unzulässig
zu erklären.
§ 5 - Insoweit die Gründung eines Gemeinschaftsunternehmens, das einen Zusammenschluss gemäß Artikel 9
darstellt, die Koordinierung des Wettbewerbsverhaltens unabhängig bleibender Unternehmen bezweckt oder bewirkt,
wird eine solche Koordinierung nach den Kriterien des Artikels 2 beurteilt, um festzustellen, ob das Vorhaben zulässig
ist.
Bei dieser Beurteilung berücksichtigt der Wettbewerbsrat insbesondere, ob:
- es auf dem Markt des Gemeinschaftsunternehmens oder auf einem diesem vor- oder nachgelagerten Markt oder
auf einem eng mit ihm verknüpften Markt eine nennenswerte und gleichzeitige Präsenz von zwei oder mehr
Gründerunternehmen gibt,
- die unmittelbar aus der Gründung des Gemeinschaftsunternehmens erwachsende Koordinierung den beteiligten
Unternehmen die Möglichkeit eröffnet, für einen wesentlichen Teil der betreffenden Waren und Dienstleistungen den
Wettbewerb auszuschalten.
§ 6 - Aus Gründen des Gemeinwohls darf der Ministerrat von Amts wegen oder auf Antrag der Parteien die
Verwirklichung eines Zusammenschlusses, der vom Wettbewerbsrat für unzulässig erklärt worden ist, gemäß den
Bestimmungen von Artikel 34bis erlauben.
Art. 11 - § 1 - Die Bestimmungen des vorliegenden Abschnitts finden nur Anwendung, wenn die beteiligten
Unternehmen in Belgien gemeinsam einen gemäß den in Artikel 46 erwähnten Kriterien bestimmten Umsatz von mehr
als 40 Millionen Euro oder 1 613 596 000 Franken erzielen und mindestens zwei der beteiligten Unternehmen in Belgien
jeweils einen Umsatz von mindestens 15 Millionen Euro oder 605 098 500 Franken erzielen.
§ 2 - Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass und nach Konsultierung des Wettbewerbsrates
und der Wettbewerbskommission die in § 1 erwähnten Schwellen erhöhen.
§ 3 - Alle drei Jahre prüft der Wettbewerbsrat die in § 1 erwähnten Schwellen und berücksichtigt dabei unter
anderem die wirtschaftliche Auswirkung und den Verwaltungsaufwand für die Unternehmen.
Im Hinblick auf diese Überprüfung gibt der Dienst Wettbewerb dem Rat eine Stellungnahme ab.
Art. 12 - § 1 - Im vorliegenden Gesetz erwähnte Zusammenschlüsse sind innerhalb eines Monats nach
Vertragsabschluss, Veröffentlichung des Kauf- oder Tauschangebots oder des Erwerbs einer die Kontrolle begründenden Beteiligung beim Wettbewerbsrat anzumelden. Die Frist beginnt mit der ersten der vorerwähnten Handlungen. Die
Parteien können jedoch einen Vertragsentwurf anmelden, wenn sie ausdrücklich ihre Absicht erklären, einen Vertrag
abzuschließen, der in allen wettbewerbsrechtlich relevanten Punkten nicht erheblich vom angemeldeten Entwurf
abweicht.
§ 2 - Zusammenschlüsse, die Gegenstand eines Vertrags sind, sind von den gemeinsam handelnden Beteiligten
anzumelden; in den anderen Fällen muss die Anmeldung von demjenigen, der den Zusammenschluss bewirkt hat,
vorgenommen werden.
§ 3 - Die Modalitäten der in § 1 erwähnten Anmeldungen werden vom König bestimmt.
§ 4 - Bis der Wettbewerbsrat eine Entscheidung über die Zulässigkeit des Zusammenschlusses fasst, können die
beteiligten Unternehmen nur Maßnahmen im Zusammenhang mit dem Zusammenschluss treffen, die die Möglichkeit
offenlassen, den Zusammenschluss rückgängig zu machen, und die Marktstruktur nicht dauerhaft verändern.
§ 5 - Nach Ablauf des ersten Zeitraums von fünfundvierzig Tagen für die Untersuchung des Zusammenschlusses
kann der Wettbewerbsrat, außer wenn ein Vertragsentwurf angemeldet wurde, sich auf Antrag der an dem
Zusammenschluss beteiligten Unternehmen darüber aussprechen, ob eine oder mehrere Maßnahmen im Zusammenhang mit dem Zusammenschluss, die die vorerwähnten Unternehmen durchführen möchten, die Möglichkeit
offenlassen, rückgängig gemacht zu werden, beziehungsweise die Marktstruktur dauerhaft verändern oder nicht. In
diesem Fall fordert der Wettbewerbsrat den Berichterstatter auf, binnen zwei Wochen einen Bericht mit den
Ermessenselementen, die für die im vorliegenden Paragraphen erwähnte Entscheidungsfindung notwendig sind, zu
hinterlegen.
Der Rat kann seine Entscheidung mit Bedingungen und Auflagen verbinden.
Art. 13 - Zusammenschlüsse, die der Kontrolle der Kommission der Europäischen Gemeinschaften unterworfen
sind, unterliegen nicht der durch vorliegendes Gesetz eingeführten Kontrolle.
KAPITEL III - Organe und Verfahren
Abschnitt 1 - Dienst Wettbewerb und Berichterstatterkorps
Art. 14 - § 1 - Der Dienst Wettbewerb des Ministeriums der Wirtschaftsangelegenheiten ist mit der Ermittlung
und Untersuchung der in Kapitel II erwähnten Praktiken beauftragt.
Er untersucht die aufgrund des vorliegenden Gesetzes eingereichten Sachen und überwacht die Ausführung der
getroffenen Entscheidungen.
Das Ministerium der Wirtschaftsangelegenheiten ist ebenfalls mit dem Sekretariat des Wettbewerbsrates und dem
Sekretariat des Berichterstatterkorps beauftragt.
§ 2 - Beim Dienst Wettbewerb wird ein Berichterstatterkorps eingesetzt.
Die Berichterstatter werden durch eine Prüfung im Wettbewerbsverfahren angeworben. Sie müssen Inhaber des
Diploms eines Doktors oder Lizenziaten der Rechte, eines Handelsingenieurs oder eines Doktors oder Lizenziaten der
Wirtschaftswissenschaften sein. Sie müssen eine nützliche Erfahrung von mindestens drei Jahren in den Bereichen
Wettbewerb und Verfahrensregeln nachweisen.
Die Berichterstatter werden vom König ernannt. Sie unterliegen einem Verwaltungs- und Besoldungsstatut, das
ihre Unabhängigkeit gewährleistet. In Disziplinarsachen gelten die auf Finanzinspektoren anwendbaren Vorschriften.
Das Korps zählt ebenso viele Berichterstatter des französischen Sprachkaders wie des niederländischen
Sprachkaders.
Mindestens ein Berichterstatter muss die Kenntnis der deutschen Sprache nachweisen.
Die Berichterstatter sind insbesondere damit beauftragt:
1. die Untersuchung zu leiten und zu organisieren; das Berichterstatterkorps legt insbesondere die Reihenfolge, in
der die Akten bearbeitet werden, fest und verteilt die zu untersuchenden Akten unter die Berichterstatter,
2. den Bediensteten des Dienstes die Dienstaufträge zu erteilen, die in Artikel 23 des vorliegenden Gesetzes
erwähnten Dienstaufträge einbegriffen,
3. den Untersuchungsbericht zu erstellen und ihn dem Wettbewerbsrat vorzulegen.
Sie dürfen im Zusammenhang mit der Bearbeitung der aufgrund von Artikel 23 § 1 Buchstaben a), b), c), d) und f)
eingereichten Sachen keinerlei ausdrückliche Anweisung erbitten oder entgegennehmen.
Die Berichterstatter bestimmen aus ihrer Mitte und mit Stimmenmehrheit einen Korpschef für einen Zeitraum von
höchstens drei Jahren. Dieses Mandat ist erneuerbar.
32045
32046
Der Korpschef führt den Vorsitz bei den Versammlungen des Berichterstatterkorps. Ist der Korpschef abwesend
oder verhindert, wird er vom dienstältesten Berichterstatter oder bei gleichem Dienstalter vom ältesten Berichterstatter
vertreten.
Die Berichterstatter können alle Handlungen zwecks Erfüllung ihres Auftrags ausführen, außer wenn das Gesetz
diese Handlungen dem Berichterstatterkorps vorbehält. In diesem Fall entscheidet das Berichterstatterkorps mit
Stimmenmehrheit; bei Stimmengleichheit ist die Stimme des Korpschefs ausschlaggebend.
Das Berichterstatterkorps legt seine Geschäftsordnung fest, die vom König gebilligt wird.
Art. 15 - Der König trifft die notwendigen Maßnahmen zur Festlegung des Stellenplans des Dienstes Wettbewerb
und des Stellenplans des Berichterstatterkorps, zur Bestimmung der diesbezüglichen Zugangsbedingungen und zur
Gewährleistung ihrer Arbeit; dabei berücksichtigt Er die besondere Notwendigkeit der Unabhängigkeit der
Berichterstatter, die den in Artikel 14 § 2 erwähnten Korps bilden, und die erforderliche Stabilität, Spezialisierung und
Kontinuität des Dienstes.
Der König bestimmt insbesondere das Statut der Berichterstatter gemäß den Grundsätzen einer ebenen Laufbahn.
Der König bestimmt das Statut der Mitglieder des Sekretariats des Wettbewerbsrates.
Abschnitt 2 - Wettbewerbsrat
Art. 16 - Beim Ministerium der Wirtschaftsangelegenheiten wird ein Wettbewerbsrat eingesetzt. Dieser Rat ist ein
administratives Rechtsprechungsorgan, das befugt ist, Entscheidungen zu fassen, Vorschläge zu machen und
Stellungnahmen abzugeben, wie im vorliegenden Gesetz vorgesehen.
Was Fragen der allgemeinen Wettbewerbspolitik betrifft, verfügt er außerdem über eine allgemeine Begutachtungsbefugnis, die er aus eigener Initiative oder auf Antrag des Ministers ausübt.
Art. 17 - § 1 - Der Wettbewerbsrat setzt sich aus zwanzig Mitgliedern zusammen, nämlich:
1. einem Präsidenten und einem Vizepräsidenten, der den Präsidenten bei Abwesenheit oder Verhinderung
vertritt; sie werden unter den Magistraten des gerichtlichen Standes bestimmt,
2. acht Mitgliedern, die unter den Magistraten des gerichtlichen Standes, unter den seit mehr als zehn Jahren im
Verzeichnis der Anwaltskammer eingetragenen Rechtsanwälten oder unter den Personen, die beauftragt sind, an einer
belgischen Universität oder an einer in der Europäischen Union gelegenen Universität Rechtswissenschaft zu lehren,
bestimmt werden. Mindestens vier dieser acht Mitglieder werden unter den Magistraten des gerichtlichen Standes
bestimmt,
3. zehn Mitgliedern, die aufgrund ihrer Fachkenntnis in Wettbewerbsangelegenheiten bestimmt werden; höchstens
sechs unter ihnen dürfen Personen sein, die im Sinne von Artikel 205 des Gerichtsgesetzbuches als an der
Geschäftsführung einer Handelsgesellschaft beteiligt anzusehen sind.
§ 2 - Der Präsident, der Vizepräsident und die anderen Mitglieder des Wettbewerbsrates werden durch einen im
Ministerrat beratenen Königlichen Erlass ernannt. Ihr Mandat dauert sechs Jahre. Es ist erneuerbar.
Mitglieder des Wettbewerbsrates üben ihre Funktion bei Ablauf ihres Mandats weiter aus, solange sie nicht ersetzt
worden sind.
§ 3 - Der Präsident und der Vizepräsident müssen die Kenntnis der französischen und der niederländischen
Sprache nachweisen.
Mindestens ein Mitglied muss die Kenntnis der deutschen Sprache nachweisen.
§ 4 - Der Präsident, der Vizepräsident und zwei Mitglieder, die vom König unter den in § 1 erwähnten Mitgliedern
bestimmt werden, üben ihre Funktion vollzeitig aus.
Magistrate, die im Wettbewerbsrat eine Vollzeitfunktion ausüben, unterliegen für die Dauer ihres Mandats
Artikel 293 des Gerichtsgesetzbuches nicht.
Der Präsident, der Vizepräsident und die beiden für eine Vollzeitfunktion bestimmten Mitglieder dürfen während
der gesamten Dauer ihres Mandats keine andere Berufstätigkeit ausüben. Der König kann jedoch auf Vorschlag des
Ministers die Ausübung einer zusätzlichen, nebenberuflichen Berufstätigkeit erlauben, sofern diese Tätigkeit mit der
Ausübung eines Mandats im Wettbewerbsrat vereinbar ist.
§ 5 - Was die in § 4 erwähnten, unter den Magistraten des gerichtlichen Standes bestimmten Mitglieder betrifft,
erfolgt ihre Ersetzung als Magistrat unverzüglich durch eine Ernennung über den Stellenplan hinaus. Handelt es sich
um einen Korpschef, erfolgt seine Ersetzung durch die Ernennung über den Stellenplan hinaus eines Magistrats des
unmittelbar untergeordneten Rangs.
Der Präsident und der Vizepräsident des Wettbewerbsrates beziehen ein Gehalt, das dem Gehalt einschließlich der
damit verbundenen Erhöhungen und Vorteile entspricht, das der Präsident eines Gerichts Erster Instanz, dessen
Bereich mindestens 500 000 Einwohner zählt, bezieht. Dieses Gehalt darf jedoch nicht unter demjenigen liegen, das sie
im gerichtlichen Stand bezogen.
Der Magistrat, der im Wettbewerbsrat eine Vollzeitfunktion ausübt, wird für die Dauer seines Mandats beurlaubt.
Gemäß Artikel 315 des Gerichtsgesetzbuches nimmt der Magistrat seinen Platz in der Rangliste wieder ein, sobald
sein Mandat endet.
§ 6 - Die in § 4 erwähnten Mitglieder, die nicht als Präsident oder Vizepräsident bestimmt sind, beziehen zu Beginn
ihres ersten Mandats ein Gehalt, das dem Gehalt entspricht, das ein Vizepräsident eines Gerichts Erster Instanz, dessen
Bereich mindestens 500 000 Einwohner zählt, bezieht.
§ 7 - Der Wettbewerbsrat kann in mehrere Kammern unterteilt werden. Alle Kammern setzen sich aus einer
gleichen Anzahl Mitglieder zusammen.
In jeder Kammer wird der Vorsitz von einem Magistrat des gerichtlichen Standes geführt und jede Kammer besteht
aus mindestens drei Mitgliedern.
Wenn ein Mitglied rechtmäßig verhindert ist, kann der Präsident des Rates ein anderes Mitglied bestimmen, um
es zu vertreten. Ist der Präsident einer Kammer verhindert, führt das älteste Mitglied der betreffenden Kammer den
Vorsitz.
§ 8 - Der König bestimmt die Bedingungen für die Ernennung und das Statut des Präsidenten, des Vizepräsidenten
und der anderen Mitglieder des Wettbewerbsrates, die ihre Funktion vollzeitig ausüben.
Die Gesetze in Bezug auf die Pensionsregelung der Mitglieder des zivilen Staatspersonals und ihrer Rechtsnachfolger sind ebenfalls anwendbar auf die Mitglieder des Wettbewerbsrates, die nicht das Statut eines Magistrats oder
Staatsbediensteten haben und ihre Funktion vollzeitig ausüben.
§ 9 - Dem Wettbewerbsrat stehen ein Sekretär und ein beigeordneter Sekretär bei, die zu diesem Zweck vom
Minister oder von seinem Beauftragten unter den Beamten des Ministeriums der Wirtschaftsangelegenheiten bestimmt
werden.
Der Sekretär und der beigeordnete Sekretär gehören verschiedenen Sprachrollen an.
Der Minister bestimmt auf dieselbe Weise stellvertretende Sekretäre.
§ 10 - Honorarmagistrate und zur Emeritierung zugelassene Magistrate haben ebenfalls die Eigenschaft eines
Magistrats im Sinne der vorhergehenden Paragraphen; dies gilt nicht für die Personen, die eine Vollzeitfunktion im
Wettbewerbsrat ausüben.
Art. 18 - § 1 - Jedes Mitglied des Rates muss den Präsidenten über Beteiligungen, die es hat oder erlangt, und
über Funktionen, die es im Rahmen einer wirtschaftlichen Tätigkeit ausübt, informieren.
§ 2 - Mitglieder des Wettbewerbsrates können aus den in Artikel 828 des Gerichtsgesetzbuches aufgeführten
Gründen wegen Befangenheit abgelehnt werden. Überdies dürfen Mitglieder des Wettbewerbsrates nicht an
Beratungen teilnehmen in Sachen, an denen sie ein Interesse haben, oder falls sie eine der interessehabenden Parteien
vertreten beziehungsweise vertreten haben.
Außerdem dürfen sie in einer Sache, die aufgrund des vorliegenden Gesetzes anhängig gemacht wurde, nicht als
Beistand einer Partei auftreten.
§ 3 - Wenn die Ablehnung angefochten wird, entscheidet der Wettbewerbsrat darüber in Abwesenheit des
betreffenden Mitglieds.
§ 3bis - Wenn die Ablehnung angefochten wird, muss das betreffenden Mitglied angehört werden. Gegen die
Entscheidung des Wettbewerbsrates kann keine Beschwerde eingereicht werden.
§ 4 - Der König ersetzt gemäß Artikel 17 § 3 ein Mitglied, wenn:
- gegen dieses Mitglied ein Konkursverfahren eröffnet oder ihm ein Vergleich gewährt wurde,
- es durch Disziplinarmaßnahme seiner Funktion enthoben wurde,
- es zu einer Gefängnisstrafe von mehr als sechs Monaten verurteilt wurde,
- es einen Ablehnungsgrund verschwiegen hat,
- ihm für einen Verstoß gegen vorliegendes Gesetz eine Sanktion auferlegt wurde.
Der König ersetzt ebenfalls ein Mitglied, wenn:
- es an einer körperlichen oder geistigen Unfähigkeit leidet,
- es keinen Wohnort auf belgischem Staatsgebiet mehr hat,
- es Mitglied der Gesetzgebenden Kammern oder eines Regional- oder Gemeinschaftsrates ist.
Art. 18bis - Mitglieder des Wettbewerbsrates sind an das Berufsgeheimnis gebunden und dürfen vertrauliche
Auskünfte, von denen sie aufgrund ihrer Funktion Kenntnis haben, keiner Person oder Behörde mitteilen, es sei denn,
sie werden vor Gericht als Zeuge geladen.
Verstöße gegen vorliegenden Artikel werden mit den in Artikel 458 des Strafgesetzbuches vorgesehenen Strafen
geahndet.
Die Bestimmungen von Buch I des Strafgesetzbuches einschließlich Kapitel VII und Artikel 85 finden Anwendung
auf die im vorliegenden Artikel erwähnten Verstöße.
Art. 19 - § 1 - Der Rat erstellt seine Geschäftsordnung und legt sie dem König zur Billigung vor.
§ 2 - Der Rat kann alle notwendigen Untersuchungen vornehmen oder vornehmen lassen.
§ 3 - Bei Stimmengleichheit ist die Stimme des Präsidenten der Kammer ausschlaggebend.
§ 4 - Der Rat befindet durch eine mit Gründen versehene Entscheidung über alle Sachen, die bei ihm anhängig
gemacht werden, nachdem er die Gründe der interessehabenden Unternehmen und der eventuellen Kläger, für
Letztere nur auf ihren Antrag hin, oder des Beraters ihrer Wahl angehört hat.
§ 5 - Der Wettbewerbsrat übermittelt dem Minister und den Gesetzgebenden Kammern jährlich einen Bericht über
die Anwendung des Gesetzes. Der Wettbewerbsrat veröffentlicht diesen Bericht.
Die Entscheidungen, Vorschläge, Stellungnahmen des Wettbewerbsrates, die Entscheide des Appellationshofes
von Brüssel und die Beschlüsse des Ministerrates werden diesem Bericht als Anlage beigefügt.
Art. 20 - Der König bestimmt die Höhe der Vergütungen, die den Mitgliedern des Wettbewerbsrates, die ihre
Funktion nicht vollzeitig ausüben, den Sachverständigen und allen Personen, die mit dem Rat zusammenzuarbeiten
haben, zuerkannt werden.
32047
32048
Abschnitt 3 - Wettbewerbskommission
Art. 21 - Beim Zentralen Wirtschaftsrat wird unter der Bezeichnung Wettbewerbskommission eine paritätische
Kommission eingesetzt, die damit beauftragt ist, Stellungnahmen abzugeben aus eigener Initiative oder auf Antrag:
a) des Königs zu allen Entwürfen von Erlassen in Ausführung des vorliegenden Gesetzes, für die es die
Konsultierung der Kommission vorsieht,
b) des Ministers zu allen Fragen der allgemeinen Wettbewerbspolitik und zu allen Vorentwürfen zur Abänderung
des vorliegenden Gesetzes,
c) des Wettbewerbsrates zu allen Fragen der allgemeinen Wettbewerbspolitik und in den in Artikel 28
vorgesehenen Fällen.
Wenn die Wettbewerbskommission einem Begutachtungsantrag innerhalb der vom Minister festgelegten Frist, die
mindestens fünfzehn Werktage betragen muss, nicht nachkommt, ist die Stellungnahme nicht mehr erforderlich.
Art. 22 - Der König bestimmt Zusammensetzung und Arbeitsweise der Wettbewerbskommission und ihres
Sekretariats.
Er bestimmt ebenfalls die Höhe der Vergütungen, die dem Präsidenten und den Mitgliedern der Kommission und
allen Personen, die mit der Kommission zusammenzuarbeiten haben, zuerkannt werden.
Abschnitt 4 - Untersuchungsverfahren
Art. 23 - § 1 - Die Untersuchung einer Sache seitens des Berichterstatterkorps erfolgt:
a) auf Antrag der beteiligten Unternehmen oder Unternehmensvereinigungen im Fall eines Antrags auf
Negativattest aufgrund von Artikel 6 oder eines Antrags auf individuelle Befreiung aufgrund von Artikel 2 § 3,
b) auf Antrag der in Artikel 12 erwähnten Beteiligten im Fall eines angemeldeten Zusammenschlusses,
c) von Amts wegen oder auf Antrag des Ministers oder des Wettbewerbsrates, wenn dies durch schwerwiegende
Indizien gerechtfertigt ist, oder nach Klage einer natürlichen oder juristischen Person, die ein unmittelbares und
aktuelles Interesse nachweist, im Fall eines Verstoßes gegen Artikel 2 § 1, Artikel 3, Artikel 12 § 1 oder im Fall der
Nichteinhaltung einer aufgrund von Artikel 12 § 5, Artikel 33 oder Artikel 34 getroffenen Entscheidung,
d) auf Antrag des Ministers der Kleinen und Mittleren Betriebe, einer spezifischen öffentlichen Einrichtung oder
anderen öffentlichen Körperschaft, die mit der Kontrolle oder Überwachung eines Wirtschaftssektors beauftragt ist, im
Fall eines Verstoßes gegen Artikel 2 § 1, Artikel 3 oder Artikel 12 § 1,
e) von Amts wegen, auf Antrag des Ministers oder des Wettbewerbsrates im Hinblick auf die Ausarbeitung eines
Königlichen Erlasses zur Gewährung einer Befreiung für Gruppen von Vereinbarungen, Beschlüssen und aufeinander
abgestimmten Verhaltensweisen aufgrund von Artikel 2 § 3,
f) auf Antrag des Appellationshofes von Brüssel im Fall der Anwendung von Artikel 42.
§ 2 - 1. Die Berichterstatter können zur Erfüllung der ihnen übertragenen Aufgaben von den Unternehmen und
Unternehmensvereinigungen alle erforderlichen Auskünfte einholen. Sie bestimmen die Frist, in der ihnen diese
Auskünfte erteilt werden müssen.
2. Richten die Berichterstatter ein Auskunftsverlangen an ein Unternehmen oder an eine Unternehmensvereinigung, so weisen sie auf die Rechtsgrundlage und den Zweck ihres Auskunftsverlangens hin.
3. Werden die von Unternehmen oder Unternehmensvereinigungen verlangten Auskünfte innerhalb der vom
Berichterstatter festgesetzten Frist nicht oder nicht vollständig, unrichtig beziehungsweise entstellt erteilt, so kann das
Berichterstatterkorps die Auskünfte durch mit Gründen versehene Entscheidung anfordern.
Diese Entscheidung bezeichnet die geforderten Auskünfte und bestimmt die Frist zur Erteilung der Auskünfte.
Wenn die Entscheidung zum Auskunftsverlangen an eines der anmeldenden Unternehmen gerichtet wird, setzt sie
außerdem die in Artikel 33 erwähnten Fristen bis zum Tag der Erteilung der Auskünfte oder spätestens bis zu dem Tag,
an dem die vom Berichterstatterkorps bestimmte Frist abläuft, aus.
Das Berichterstatterkorps notifiziert seine Entscheidung den Unternehmen, von denen die Auskünfte verlangt
wurden.
§ 3 - Unbeschadet der Befugnisse der Gerichtspolizeioffiziere sind die Berichterstatter und die zu diesem Zweck
vom Minister bestimmten Bediensteten des Dienstes Wettbewerb befugt, Verstöße gegen vorliegendes Gesetz zu
ermitteln und diese Verstöße in Protokollen festzustellen, die bis zum Beweis des Gegenteils Beweiskraft haben. Die
Berichterstatter können auf Bedienstete der Verwaltung der Wirtschaftsinspektion des Ministeriums der Wirtschaftsangelegenheiten zurückgreifen.
Sie sind auch befugt, alle nützlichen Informationen zu ermitteln und alle im Hinblick auf die Anwendung der
Artikel 9 bis 13 notwendigen Feststellungen zu machen.
Bei der Ausführung der ihnen anvertrauten Aufträge unterliegen sie der Aufsicht des Generalprokurators.
Sie tragen alle Informationen zusammen, nehmen alle schriftlichen oder mündlichen Erklärungen oder Aussagen
auf, lassen sich alle Unterlagen oder Angaben mitteilen, die sie für die Erfüllung ihres Auftrags als erforderlich erachten
und von denen sie Abschriften anfertigen dürfen, ganz gleich, wer sie besitzt, und machen vor Ort alle notwendigen
Feststellungen.
Sie dürfen eine Haussuchung durchführen:
- am Wohnsitz von Unternehmensleitern, Verwaltern, Geschäftsführern, Direktoren und anderen Personalmitgliedern und am Wohnsitz und in den gewerblich genutzten Räumen von natürlichen oder juristischen Personen, die
intern oder extern tätig sind und mit der kaufmännischen, buchhalterischen, administrativen, steuerlichen und
finanziellen Geschäftsführung beauftragt sind, und zwar zwischen fünf und einundzwanzig Uhr und mit vorheriger
Ermächtigung eines Untersuchungsrichters,
- in Räumlichkeiten, Transportmitteln und an anderen Orten der Unternehmen, wo sie begründeterweise
Unterlagen oder Angaben vermuten, die sie für die Erfüllung ihres Auftrags als erforderlich erachten und von denen
sie Abschriften anfertigen dürfen.
Bei der Ausführung ihres Auftrags können sie für einen Zeitraum, der achtundvierzig Stunden nicht überschreiten
darf, vor Ort beschlagnahmen und versiegeln. Diese Maßnahmen werden in einem Protokoll festgestellt. Eine Abschrift
dieses Protokolls wird der Person, die Gegenstand dieser Maßnahmen ist, übermittelt.
Bei der Ausführung ihres Auftrags können sie Vertreter der öffentlichen Macht anfordern.
Für eine Haussuchung, Beschlagnahme oder Versiegelung müssen die in Absatz 1 erwähnten Bediensteten
außerdem im Besitz eines spezifischen Dienstauftrags sein, der von dem in Artikel 14 § 2 erwähnten Berichterstatterkorps erteilt wird. In diesem Dienstauftrag werden Gegenstand und Ziel ihres Auftrags vermerkt.
Die Berichterstatter können Sachverständige bestellen, deren beratenden Auftrag sie festlegen.
§ 4 - Unbeschadet besonderer Gesetze, die die Geheimhaltung von Erklärungen gewährleisten, müssen öffentliche
Verwaltungen die Berichterstatter und bevollmächtigten Bediensteten des Dienstes Wettbewerb bei der Ausführung
ihres Auftrags unterstützen.
§ 5 - Bei der Ausübung ihrer Untersuchungsbefugnis beachten die Berichterstatter und die Bediensteten des
Dienstes Wettbewerb:
1. bei der Anhörung von Personen die Bestimmungen von Artikel 31, Absatz 3 ausgenommen, des Gesetzes vom
15. Juni 1935 über den Sprachengebrauch in Gerichtsangelegenheiten,
2. bei der Erstellung der Aufforderungsschreiben, Protokolle und Berichte die Bestimmungen von Artikel 11
desselben Gesetzes. Sind mehrere Personen Gegenstand der Untersuchung, wird der in Artikel 24 § 4 erwähnte Bericht
des Berichterstatters in der Sprache der Mehrheit erstellt, die unter Berücksichtigung der Bestimmungen des
vorerwähnten Artikels 11 ermittelt wird. Bei Parität wird gemäß den Erfordernissen der Sache eine der Landessprachen
verwendet.
Abschnitt 4bis - Spezifische Untersuchungsregeln in Bezug auf wettbewerbsbeschränkende Praktiken
Art. 24 - § 1 - Anträge und Klagen in Bezug auf wettbewerbsbeschränkende Praktiken werden beim Wettbewerbsrat eingereicht, der sie dem Berichterstatterkorps zur Untersuchung übermittelt.
§ 2 - Wenn ein Berichterstatter auf Unzulässigkeit oder Unbegründetheit der Klagen oder Anträge schließt, legt er
dem Rat einen mit Gründen versehenen Vorschlag zur Verfahrenseinstellung vor. Wenn der Rat es für angebracht hält,
notifiziert der Berichterstatter dem Kläger seinen Vorschlag und teilt ihm mit, dass er die Akte im Sekretariat einsehen,
gegen Zahlung eine Abschrift davon erhalten und schriftliche Anmerkungen beim Rat hinterlegen kann.
Der Präsident des Wettbewerbsrates kann aus eigener Initiative oder auf Antrag der interessehabenden
Unternehmen die Mitteilung von Schriftstücken verweigern, wenn diese Mitteilung das Geschäftsgeheimnis gefährden
würde. In diesem Fall werden diese Schriftstücke aus der Akte entfernt.
In Abweichung vom vorhergehenden Absatz kann der Präsident des Rates entscheiden, ein Schriftstück nicht aus
der Akte zu entfernen, wenn er der Ansicht ist, dass es für die Entscheidung notwendig ist und seine Preisgabe einen
kleineren Nachteil als den Nachteil aus der Gefährdung des Wettbewerbs mit sich bringt.
Die Weigerung des Präsidenten des Rates, Schriftstücke aus der Akte zu entfernen, ist Gegenstand einer mit
Gründen versehenen Entscheidung, in der der Präsident des Rates erläutert, warum er der Ansicht ist, dass die
Schriftstücke für die Entscheidung notwendig sind und ihre Preisgabe einen kleineren Nachteil als den Nachteil aus der
Gefährdung des Wettbewerbs mit sich bringt, und warum er der Ansicht ist, den vertraulichen Charakter der
Schriftstücke nicht anerkennen zu müssen.
Der Sekretär des Rates informiert die interessehabenden Unternehmen über diese mit Gründen versehene
Entscheidung.
Der Präsident des Rates kann in jedem Fall von den Parteien oder Berichterstattern eine nicht vertrauliche Fassung
der Schriftstücke, deren Mitteilung das Geschäftsgeheimnis gefährden würde, verlangen.
Die Entscheidung des Wettbewerbsrates zur Sache darf nicht auf Schriftstücke gestützt sein, die aus der Akte
entfernt wurden.
Wenn der Rat dem Vorschlag zur Verfahrenseinstellung nachkommt, schließt er die Akte. Wenn der Rat dem
Vorschlag zur Verfahrenseinstellung nicht nachkommt, verweist er die Sache an den Berichterstatter zurück, der die
Untersuchung weiterführt.
§ 3 - Nach Beendigung der Untersuchung und vor Erstellung eines mit Gründen versehenen Berichts teilen die
Berichterstatter den betreffenden Unternehmen ihre eventuellen Einwände mit und laden sie vor, damit sie ihre
Anmerkungen vorbringen können.
§ 4 - Der Berichterstatter legt seinen mit Gründen versehenen Bericht dem Rat vor. Dieser Bericht umfasst den
Untersuchungsbericht, einen Vorschlag einer Aufstellung von Einwänden und einen Entscheidungsvorschlag.
Der Bericht umfasst ebenfalls einen mit Gründen versehenen Regelungsvorschlag im Sinne von Artikel 28 § 1
Absatz 2, wenn der Berichterstatter der Ansicht ist, dass die konkreten Umstände eine allgemeine Regelung
erforderlich machen.
§ 5 - Wenn der Rat der Ansicht ist, dass andere als die vom Berichterstatter berücksichtigten Einwände untersucht
werden müssen, prüft der Berichterstatter sie und führt wenn nötig eine zusätzliche Untersuchung durch. Er ergänzt
seinen Bericht und hinterlegt ihn beim Rat.
32049
32050
Art. 25 - § 1 - Der König kann alle Formalitäten im Hinblick auf die Zusammenstellung und Einreichung von
Akten vorschreiben und die Modalitäten des Verfahrens vor dem Dienst Wettbewerb und dem Berichterstatterkorps
festlegen.
§ 2 - Für Wirtschaftssektoren, die unter der Kontrolle oder Überwachung einer spezifischen öffentlichen
Einrichtung oder anderen öffentlichen Körperschaft stehen, kann der König nach Konsultierung dieser Einrichtungen
oder Körperschaften die Zusammenarbeit zwischen dem Dienst Wettbewerb und dem Berichterstatterkorps und diesen
Einrichtungen oder Körperschaften bei der Untersuchung regeln.
Art. 26 - Der Dienst Wettbewerb kann von Amts wegen oder auf Antrag des Ministers oder des Präsidenten des
Wettbewerbsrates allgemeine oder sektorielle Untersuchungen durchführen oder durchführen lassen, wenn schwerwiegende Indizien für Praktiken, die durch Artikel 2 § 1 und Artikel 3 verboten werden, bestehen. Die Bestimmungen
von Artikel 23 sind entsprechend anwendbar, mit Ausnahme von § 3 Absatz 5 bis 8.
Abschnitt 5 - Entscheidung in Bezug auf wettbewerbsbeschränkende Praktiken
Art. 27 - § 1 - Nach Hinterlegung des in Artikel 24 § 3 oder § 4 erwähnten Berichts setzt der Berichterstatter die
Unternehmen, deren Tätigkeit Gegenstand der Untersuchung war, und den Kläger, falls der Rat dies für angebracht
hält, davon in Kenntnis und sendet ihnen eine Abschrift mindestens einen Monat vor dem Datum der Sitzung, in deren
Verlauf der Rat die Sache untersucht. Er teilt ihnen mit, dass sie die Akte im Sekretariat des Wettbewerbsrates einsehen
und gegen Zahlung eine Abschrift davon erhalten können.
Der Präsident des Wettbewerbsrates kann aus eigener Initiative oder auf Antrag der interessehabenden
entfernt wurden.
Die Parteien hinterlegen ihre schriftlichen Anmerkungen beim Rat.
Der Rat geht auf dieselbe Weise vor, wenn im Bericht vorgeschlagen wird, eine Akte zu schließen.
Der Rat informiert die Wettbewerbskommission über alle Sachen, die ihm von einem Berichterstatter vorgelegt
werden, nach Erhalt des Berichts dieses Berichterstatters. Er teilt ihr außerdem die Namen der Unternehmen, deren
Tätigkeit oder Zusammenschluss Gegenstand der Untersuchung war, und die Bestimmungen des Gesetzes, auf die sich
die Akte stützt, mit.
§ 2 - Der Rat untersucht die Sachen jeweils in der Sitzung. Er hört die Unternehmen, deren Tätigkeit Gegenstand
der Untersuchung war, und die Kläger, Letztere nur auf ihren Antrag hin, an.
Der Rat hört andere natürliche oder juristische Personen an, sofern er es für erforderlich hält.
Wenn natürliche oder juristische Personen, die ein hinreichendes Interesse darlegen, einen Antrag auf Anhörung
stellen, so ist ihrem Antrag stattzugeben. In Wirtschaftssektoren, die unter der Kontrolle oder Überwachung einer
spezifischen öffentlichen Einrichtung oder anderen öffentlichen Körperschaft stehen, wird davon ausgegangen, dass
diese Einrichtungen oder Körperschaften ein hinreichendes Interesse haben. In jedem Fall wird davon ausgegangen,
dass der Minister ein hinreichendes Interesse hat.
Das Nichterscheinen der geladenen Parteien oder ihrer Vertreter beeinträchtigt die Gültigkeit des Verfahrens nicht.
Der Wettbewerbsrat kann den Berichterstatter bitten, einen zusätzlichen Bericht zu hinterlegen, und präzisiert, auf
welche Punkte dieser Bericht sich beziehen soll. Gegebenenfalls führt der Berichterstatter diesbezüglich eine
zusätzliche Untersuchung durch. Der Bericht wird den Parteien vom Berichterstatter übermittelt und beim
Wettbewerbsrat hinterlegt.
Der Berichterstatter bringt seine Anmerkungen zu den eventuellen schriftlichen Anmerkungen vor, die die
Parteien nach Hinterlegung des Berichts einreichen.
In jedem Fall muss binnen sechs Monaten ab Hinterlegung des in Artikel 24 § 3 oder § 4 und Artikel 29 erwähnten
Berichts beim Rat eine Entscheidung getroffen werden oder ein Ministerieller Erlass ergehen. Diese Frist gilt auch,
wenn der Bericht einen Vorschlag zur Verfahrenseinstellung beinhaltet.
§ 3- Der König legt die Regeln für das Verfahren vor dem Rat und die Bedingungen für den Erhalt von Abschriften
fest.
Art. 28 - § 1 - Der König kann nach Konsultierung des Wettbewerbsrates und der Wettbewerbskommission durch
Erlass erklären, dass Artikel 2 § 1 auf bestimmte Gruppen von Vereinbarungen, Beschlüssen und aufeinander
abgestimmten Verhaltensweisen nicht anwendbar ist.
Der König kann einen solchen Erlass auch auf Antrag des Wettbewerbsrates ergehen lassen. Der Rat beantragt dies
insbesondere, wenn er von einem Berichterstatter einen mit Gründen versehenen Regelungsvorschlag erhält. Der
König bittet den Wettbewerbsrat um Stellungnahme.
Der Dienst oder in dem in Artikel 24 § 3 erwähnten Fall der Berichterstatter legt dem Rat nach Beendigung der
Untersuchung einen Bericht, der den durch Königlichen Erlass umzusetzenden Regelungsvorschlag enthält, zur
Stellungnahme vor.
Der Erlass ist mit Gründen versehen. Er wird im Ministerrat beraten, wenn er von der Stellungnahme oder dem
Antrag des Wettbewerbsrates abweicht.
§ 2 - Der Königliche Erlass enthält eine Definition der Gruppen von Vereinbarungen, Beschlüssen und aufeinander
abgestimmten Verhaltensweisen, auf die er anwendbar ist, und vermerkt insbesondere:
- Einschränkungen oder Klauseln, die nicht vorkommen dürfen,
- Klauseln, die vorkommen müssen, oder andere zu erfüllende Bedingungen.
Dieser Königliche Erlass ergeht für einen bestimmten Zeitraum. Er kann aufgehoben oder abgeändert werden,
wenn die Umstände sich in Bezug auf einen Punkt, der für das Ergehen des Erlasses wesentlich war, ändern; in diesem
Fall werden für die im vorhergehenden Erlass erwähnten Vereinbarungen, Beschlüsse und aufeinander abgestimmten
Verhaltensweisen Übergangsmaßnahmen vorgesehen.
Art. 29 - § 1 - Bei Anwendung von Artikel 2 § 3 kann der Wettbewerbsrat nach Erhalt des Berichts der
Berichterstatter durch eine mit Gründen versehene Entscheidung erklären, dass die Vereinbarungen, Beschlüsse oder
aufeinander abgestimmten Verhaltensweisen von dem in Artikel 2 § 1 vorgesehenen Verbot individuell befreit sind.
§ 2 - Die in § 1 vorgesehene Befreiung kann mit Bedingungen und Auflagen verbunden werden; sie wird für einen
bestimmten Zeitraum gewährt und kann auf Antrag erneuert werden, wenn die Voraussetzungen des Artikels 2 § 3
weiterhin erfüllt sind.
Der Rat kann die Befreiung widerrufen oder ändern:
a) wenn sich die tatsächlichen Verhältnisse in einem für die Entscheidung wesentlichen Punkt geändert haben,
b) wenn die Beteiligten einer mit der Entscheidung verbundenen Bedingung oder Auflage zuwiderhandeln,
c) wenn die Entscheidung auf unrichtigen Angaben beruht oder arglistig herbeigeführt worden ist,
d) wenn die Beteiligten die erlangte Befreiung missbrauchen.
§ 3 - Wenn der Rat eine Entscheidung zur Anwendung von Artikel 2 § 3 trifft, bestimmt er das Datum, ab dem diese
Entscheidung in Kraft tritt. Dieses Datum darf nicht vor dem der Anmeldung liegen.
Art. 30 - Bei Anwendung von Artikel 6 kann der Wettbewerbsrat nach Erhalt des Berichts der Berichterstatter
durch eine mit Gründen versehene Entscheidung erklären, dass nach den ihm bekannten Fakten für ihn kein Anlass
zum Einschreiten besteht.
Art. 31 - Nach Erhalt des Berichts der Berichterstatter kann der Wettbewerbsrat durch eine mit Gründen
versehene Entscheidung feststellen:
1. dass eine wettbewerbsbeschränkende Praktik vorliegt, und ihre Einstellung anordnen, gegebenenfalls gemäß
den von ihm vorgeschriebenen Modalitäten,
2. dass keine wettbewerbsbeschränkende Praktik vorliegt.
Art. 32 - Wenn die Vereinbarungen, Beschlüsse oder aufeinander abgestimmten Verhaltensweisen, auf die die
Untersuchung sich bezog, Gegenstand einer Befreiung aufgrund von Artikel 85 § 3 des Vertrags zur Gründung der
Europäischen Wirtschaftsgemeinschaft oder aufgrund des vorliegenden Gesetzes sind, stellt der Rat dies fest und
schließt er die Akte.
Abschnitt 5bis - Untersuchung in Bezug auf Zusammenschlüsse
Art. 32bis - § 1 - Der Wettbewerbsrat übermittelt die aufgrund von Artikel 12 erfolgten Anmeldungen von
Zusammenschlüssen unverzüglich dem Berichterstatterkorps zur Untersuchung. Ein vom Berichterstatterkorps
bestimmter Berichterstatter führt die Untersuchung der Sache durch, sobald er die in Artikel 12 erwähnte Anmeldung
erhalten hat oder, wenn die zu erteilenden Auskünfte unvollständig sind, sobald er die vollständigen Auskünfte
erhalten hat.
§ 2 - Der Berichterstatter legt die Akte und seinen mit Gründen versehenen Bericht dem Wettbewerbsrat vor. Der
mit Gründen versehene Bericht enthält die relevanten Punkte, aufgrund deren der Wettbewerbsrat eine mit Gründen
versehene Entscheidung treffen kann.
§ 3 - Der Berichterstatter sendet mindestens fünfzehn Tage vor dem Datum der Sitzung, in deren Verlauf der Rat
die Sache untersucht, eine Abschrift seines Berichts den Unternehmen, deren Zusammenschluss Gegenstand der
Untersuchung war, und den Vertretern der repräsentativsten Arbeitnehmerorganisationen dieser Unternehmen oder
denjenigen, die sie bestimmen; er teilt ihnen mit, dass sie die Akte im Sekretariat einsehen und gegen Zahlung eine
Abschrift davon erhalten können.
Art. 32ter - Der Präsident des Wettbewerbsrates kann aus eigener Initiative oder auf Antrag der interessehabenden
Die Weigerung des Präsidenten des Rates, Schriftstücke aus der Akte zu entfernen, ist Gegenstand einer mit
Gründen versehenen Entscheidung, in der der Präsident des Rates erläutert, warum er der Ansicht ist, dass die
Schriftstücke für die Entscheidung notwendig sind und ihre Preisgabe einen kleineren Nachteil als den Nachteil aus der
Gefährdung des Wettbewerbs mit sich bringt, und warum er der Ansicht ist, den vertraulichen Charakter der
Schriftstücke nicht anerkennen zu müssen.
Der Sekretär des Rates informiert die interessehabenden Unternehmen über diese mit Gründen versehene
Entscheidung.
entfernt wurden.
32051
32052
Abschnitt 5ter - Entscheidung in Bezug auf Zusammenschlüsse
Art. 32quater - § 1 - Der Rat untersucht die Sachen jeweils in der Sitzung. Er hört die am Zusammenschluss
beteiligten Unternehmen an.
Der Rat hört andere natürliche oder juristische Personen an, sofern er es für erforderlich hält.
§ 2 - Wenn natürliche oder juristische Personen, die ein hinreichendes Interesse darlegen, einen Antrag auf
Anhörung stellen, so ist ihrem Antrag stattzugeben.
In Wirtschaftssektoren, die unter der Kontrolle oder Überwachung einer spezifischen öffentlichen Einrichtung oder
anderen öffentlichen Körperschaft stehen, wird davon ausgegangen, dass diese Einrichtungen oder Körperschaften ein
hinreichendes Interesse haben.
Es wird davon ausgegangen, dass Mitglieder der Verwaltungs- oder Leitungsorgane der an einem Zusammenschluss beteiligten Unternehmen und Vertreter der repräsentativsten Arbeitnehmerorganisationen dieser Unternehmen
oder diejenigen, die sie bestimmen, ein hinreichendes Interesse haben. In diesem Fall erhalten sie Zugang zur Akte
gemäß den Bestimmungen von Artikel 32bis § 3.
Der Minister kann dem Rat eine Mitteilung senden, in der er in der betreffenden Akte die Punkte, die die
allgemeine Politik betreffen, und die Punkte, die die allgemeine Politik in Bezug auf den wirtschaftlichen Wettbewerb
beeinflussen können, darlegt. Durch die Einreichung dieser Mitteilung wird er nicht Partei bei der Sache.
Das Nichterscheinen der geladenen Parteien oder ihrer Vertreter beeinträchtigt die Gültigkeit des Verfahrens nicht.
§ 3 - Der König legt die Regeln für das Verfahren vor dem Rat und die Bedingungen für den Erhalt von Abschriften
fest.
Art. 33 - § 1 - Wenn die Untersuchung einen Zusammenschluss betraf, kann der Wettbewerbsrat durch eine mit
Gründen versehene Entscheidung feststellen, dass:
1. der Zusammenschluss in den Anwendungsbereich des vorliegenden Gesetzes fällt,
2. der Zusammenschluss nicht in den Anwendungsbereich des vorliegenden Gesetzes fällt.
§ 2 - 1. Wenn der Zusammenschluss in den Anwendungsbereich des vorliegenden Gesetzes fällt, kann der
Wettbewerbsrat durch eine mit Gründen versehene Entscheidung:
a) entweder entscheiden, dass der Zusammenschluss für zulässig erklärt wird. Die Anmelder können bis zur
Entscheidungsfindung des Wettbewerbsrates die Bedingungen des Zusammenschlusses ändern. In diesem Fall bezieht
sich die Zulässigkeitsentscheidung auf den so geänderten Zusammenschluss. Wenn die beteiligten Unternehmen
gemeinsam weniger als fünfundzwanzig Prozent des betreffenden Marktes kontrollieren, wird der Zusammenschluss
für zulässig erklärt,
b) oder feststellen, dass es Anlass zu ernsthaften Bedenken in Bezug auf die Zulässigkeit des Zusammenschlusses
gibt, und entscheiden, das in Artikel 34 vorgesehene Verfahren einzuleiten.
2. Die weiter oben in Nr. 1 erwähnten Entscheidungen des Rates müssen in Anwendung der Bestimmungen von
Artikel 32ter § 1 innerhalb einer Frist von höchstens fünfundvierzig Tagen ergehen.
Der Berichterstatter hinterlegt seinen Bericht innerhalb einer Frist von höchstens einem Monat. Diese Frist beginnt
mit dem Tag, der auf den Tag des Eingangs der Anmeldung folgt, oder, wenn die bei der Anmeldung zu erteilenden
Auskünfte unvollständig sind, mit dem Tag, der auf den Tag des Eingangs der vollständigen Auskünfte folgt.
3. Der Zusammenschluss gilt als zulässig, wenn der Wettbewerbsrat innerhalb einer Frist von fünfundvierzig
Tagen keine Entscheidung getroffen hat.
§ 3 - Der König kann nach Konsultierung des Wettbewerbsrates die in § 2 und Artikel 34 § 1 erwähnten Fristen
ändern.
Er kann ebenfalls die Bedingungen für die Aussetzung dieser Fristen bestimmen:
1. falls die Anmeldung nicht den aufgrund von Artikel 12 § 3 festgelegten Bedingungen entspricht,
2. falls die Übersetzung bestimmter Unterlagen sich als erforderlich erweist.
Die in § 2 des vorliegenden Artikels erwähnte Frist kann nur auf ausdrücklichen Antrag der Parteien und
höchstens für die Dauer, die sie vorschlagen, verlängert werden.
Art. 34 - § 1 - Wenn gemäß Artikel 33 § 2 Nr. 1 Buchstabe b) der Wettbewerbsrat entscheidet, das Verfahren
einzuleiten, hinterlegt der Berichterstatter einen zusätzlichen Bericht beim Wettbewerbsrat.
Nach Erhalt dieses Berichts sendet der Rat den Parteien eine Abschrift gemäß Artikel 32bis § 3.
Die Entscheidung des Wettbewerbsrates in Bezug auf die Zulässigkeit eines Zusammenschlusses muss spätestens
sechzig Tage nach der Entscheidung zur Einleitung eines Verfahrens getroffen werden. Diese Entscheidung kann mit
Bedingungen und Auflagen verbunden werden.
Wenn der Wettbewerbsrat innerhalb der Frist von sechzig Tagen keine Entscheidung trifft, wird davon
ausgegangen, dass in Bezug auf den Zusammenschluss eine günstige Entscheidung getroffen wurde.
§ 2 - Wenn der Wettbewerbsrat in seiner Entscheidung feststellt, dass der Zusammenschluss unzulässig ist, ordnet
er im Hinblick auf die Wiederherstellung wirksamen Wettbewerbs die Spaltung der erworbenen oder zusammengefassten Unternehmen oder Vermögenswerte, die Beendigung der gemeinsamen Kontrolle oder andere geeignete
Maßnahmen an.
§ 3 - Die in § 1 des vorliegenden Artikels erwähnte Frist kann nur auf ausdrücklichen Antrag der Parteien und
höchstens für die Dauer, die sie vorschlagen, verlängert werden.
Art. 34bis - Innerhalb einer Frist von dreißig Tagen ab Notifizierung der Entscheidung des Wettbewerbsrates kann
der Ministerrat die Verwirklichung eines Zusammenschlusses aus Gründen des Gemeinwohls, die bedeutender sind als
die vom Wettbewerbsrat festgestellte mögliche Gefährdung des Wettbewerbs, erlauben. In diesem Fall kann der
Ministerrat auch die gegebenenfalls vom Wettbewerbsrat ausgesprochenen Bedingungen und Auflagen ganz oder
teilweise aufheben.
Der Ministerrat berücksichtigt bei seiner Beurteilung und Begründung insbesondere das Gemeinwohl, die
nationale Sicherheit und die Wettbewerbsstärke der betreffenden Sektoren im internationalen Wettbewerb, die
Interessen der Verbraucher und die Beschäftigung.
Der Ministerrat entscheidet von Amts wegen oder auf Antrag der anmeldenden Unternehmen.
Der Beschluss des Ministerrates wird binnen dreißig Tagen nach Notifizierung der Entscheidung des Wettbewerbsrates getroffen. Trifft der Ministerrat in dieser Frist keinen Beschluss, wird davon ausgegangen, dass der
Ministerrat die Erlaubnis nicht erteilt.
Abschnitt 6 - Vorläufige Maßnahmen
Art. 35 - § 1 - Der Präsident des Wettbewerbsrates kann auf Antrag des Klägers oder des Ministers vorläufige
Maßnahmen ergreifen, um wettbewerbsbeschränkende Praktiken, die Gegenstand der Untersuchung sind, auszusetzen, falls dringend eine Lage vermieden werden muss, die den Unternehmen, deren Interessen durch diese Praktiken
beeinträchtigt werden, schweren, unmittelbaren und nicht wiedergutzumachenden Schaden zufügen kann oder die
dem allgemeinen wirtschaftlichen Interesse schaden kann.
Der Präsident des Rates übermittelt den Antrag auf vorläufige Maßnahmen dem Berichterstatterkorps, der ihm
einen mit Gründen versehenen Bericht vorlegt; in diesem Bericht werden die Maßnahmen angegeben, die der
Berichterstatterkorps für notwendig erachtet, um die in Absatz 1 erwähnten Praktiken auszusetzen. Dieser Bericht
muss dem Präsidenten innerhalb einer von ihm festgelegten Frist vorgelegt werden.
§ 2 - Der Präsident des Rates beurteilt in einer mit Gründen versehenen Entscheidung, ob vorläufige Maßnahmen
zu ergreifen sind.
Bevor der Präsident diese Entscheidung trifft, können die Parteien den Bericht einsehen und erhalten sie die
Gelegenheit, vom Präsidenten angehört zu werden.
Abschnitt 7 - Geldstrafen und Zwangsgelder
Art. 36 - § 1 - Bei Anwendung von Artikel 31 Nr. 1 kann der Rat gegen jedes der beteiligten Unternehmen
Geldstrafen in Höhe von bis zu zehn Prozent ihres Gesamtumsatzes, der gemäß den in Artikel 46 erwähnten Kriterien
bestimmt wird, festsetzen. Außerdem kann der Rat durch dieselbe Entscheidung gegen jedes der beteiligten
Unternehmen wegen Nichteinhaltung seiner Entscheidung Zwangsgelder bis zu einem Höchstbetrag von 250 000 Franken pro Tag festsetzen. Diese Geldstrafen dürfen bei Anwendung von Artikel 31 Nr. 1 auf die in Artikel 5 § 1 erwähnten
Praktiken nicht auferlegt werden.
§ 2 - Diese Geldstrafen und Zwangsgelder können außerdem bei Anwendung von Artikel 29 § 2 Buchstaben b), c)
und d) und bei Nichteinhaltung der in den Artikeln 33 und 34 erwähnten Entscheidungen auferlegt werden.
Art. 37 - § 1 - Der Wettbewerbsrat kann gegen Personen, Unternehmen oder Unternehmensvereinigungen
Geldstrafen in Höhe von 20 000 bis 1 000 000 Franken festsetzen, wenn sie vorsätzlich oder fahrlässig
a) in einer Anmeldung oder infolge eines Auskunftsverlangens unrichtige oder entstellte Angaben machen,
b) Auskünfte nicht vollständig erteilen,
c) Auskünfte nicht innerhalb der festgesetzten Frist erteilen,
d) die in den Artikeln 23 und 26 erwähnten Untersuchungen verhindern oder behindern.
§ 2 - Dieselben Geldstrafen können auferlegt werden, falls ein Unternehmen einen Zusammenschluss ohne
vorhergehende Anmeldung, wie sie in Artikel 12 vorgesehen ist, verwirklicht hat, selbst wenn sich herausstellt, dass
der Zusammenschluss zulässig ist.
Art. 38 - Im Fall eines Verstoßes gegen Artikel 12 § 4 kann der Wettbewerbsrat die in Artikel 36 § 1 erwähnten
Geldstrafen auferlegen.
Er kann bei Anwendung von Artikel 33 § 4 außerdem die in Artikel 36 § 1 erwähnten Zwangsgelder auferlegen.
Art. 39 - Die in Artikel 36 § 1 vorgesehenen Geldstrafen dürfen nicht für Handlungen festgesetzt werden, die
nach der in Artikel 7 § 1 erwähnten Anmeldung und vor der Entscheidung zur Gewährung oder Verweigerung der
Anwendung von Artikel 2 § 3 begangen werden, soweit sie in den Grenzen der in der Anmeldung dargelegten Tätigkeit
liegen.
Art. 40 - Der Präsident des Rates kann die in Artikel 36 § 1 erwähnten Zwangsgelder auferlegen, um die
Einhaltung der vorläufigen Maßnahmen, die er gemäß Artikel 35 ergriffen hat, und der in Artikel 23 § 2 erwähnten
Entscheidung zu gewährleisten.
Abschnitt 7bis - Veröffentlichung und Notifizierung
Art. 40bis - Entscheidungen des Wettbewerbsrates und seines Präsidenten werden den Parteien, den Klägern und
dem Minister per Einschreiben mit Rückschein notifiziert.
Zur Vermeidung der Nichtigkeit müssen in dem Notifizierungsschreiben die Frist und die Modalitäten für die
Einreichung einer Beschwerde angegeben werden. Dieses Schreiben enthält in der Anlage Namen, Eigenschaften und
Adressen der Parteien, denen die Entscheidung notifiziert wird.
Das Sekretariat des Wettbewerbsrates ist mit der Notifizierung der Entscheidungen beauftragt.
32053
32054
Art. 41 - § 1 - Sobald der Wettbewerbsrat die Anmeldung eines Zusammenschlusses erhält, übermittelt er sie dem
Belgischen Staatsblatt zur auszugsweisen Veröffentlichung. Diese Veröffentlichung enthält die Namen der am
Zusammenschluss beteiligten Unternehmen.
§ 2 - Entscheidungen des Wettbewerbsrates oder seines Präsidenten, in den Abschnitten 5 bis 7 des vorliegenden
Kapitels erwähnte Entscheidungen einbegriffen, werden im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht und vom Sekretariat des
Wettbewerbsrates den Unternehmen, deren Tätigkeit Gegenstand der Untersuchung war, und gegebenenfalls dem
Kläger notifiziert.
Entscheidungen des Appellationshofes von Brüssel, Beschlüsse des Ministerrates und Entscheidungen des
Staatsrates werden im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht und den Parteien notifiziert.
In den Artikeln 33 § 2 und 34 § 1 des vorliegenden Gesetzes erwähnte Entscheidungen, in den Abschnitten 5ter
und 7 des vorliegenden Kapitels erwähnte Entscheidungen einbegriffen, und Bekanntmachungen, denen zufolge ein
Zusammenschluss in Ermangelung einer Entscheidung als zulässig gilt, werden im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht
und den am Zusammenschluss beteiligten Parteien notifiziert.
In den in den vorhergehenden Absätzen erwähnten Entscheidungen werden die Parteien, an die die Notifizierung
zu richten ist, angegeben.
Die in den vorhergehenden Absätzen erwähnten Entscheidungen werden unverzüglich in der für die
Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt bestimmten Form der Wettbewerbskommission übermittelt.
Bei dieser Veröffentlichung und dieser Übermittlung muss den berechtigten Interessen der Unternehmen an der
Wahrung ihrer Geschäftsgeheimnisse Rechnung getragen werden.
In der Notifizierung und in der Veröffentlichung der Entscheidung des Wettbewerbsrates oder seines Präsidenten
wird vermerkt, dass gegen diese Entscheidung binnen dreißig Tagen ab ihrer Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt
Beschwerde beim Appellationshof von Brüssel eingereicht werden kann.
In der Notifizierung und in der Veröffentlichung des Beschlusses des Ministerrates in Bezug auf Zusammenschlüsse wird vermerkt, dass, wenn der Beschluss definitiv ist, binnen dreißig Tagen ab der Veröffentlichung des
definitiven Beschlusses im Belgischen Staatsblatt dagegen Klage beim Staatsrat eingereicht werden kann. Im Rahmen
dieses Beschwerdeverfahrens gelten Entscheidungen darüber, dass ein Zusammenschluss in den Anwendungsbereich
des vorliegenden Gesetzes fällt, und Entscheidungen zur Einleitung des in Artikel 34 vorgesehenen Verfahrens nicht
als definitive Entscheidungen.
Die im vorliegenden Gesetz vorgesehenen Notifizierungen werden je nach Fall vom Sekretariat des Rates oder
vom Minister vorgenommen und erfolgen per Einschreiben mit Rückschein.
Abschnitt 8 - Fragen zwecks Vorabentscheidung, die dem Appellationshof
von Brüssel von den Gerichtshöfen und Gerichten gestellt werden
Art. 42 - Der Appellationshof von Brüssel entscheidet durch einen im Wege der Vorabentscheidung gefassten
Entscheid über Fragen in Bezug auf die Rechtmäßigkeit einer Wettbewerbspraktik im Sinne des vorliegenden Gesetzes.
Art. 42bis - § 1 - Wenn die Entscheidung in einer Streitsache von der Rechtmäßigkeit einer Wettbewerbspraktik im
Sinne des vorliegenden Gesetzes abhängt, muss das Rechtsprechungsorgan, bei dem die Sache anhängig ist, mit
Ausnahme des Kassationshofes, die Entscheidung aufschieben und den Appellationshof von Brüssel anrufen.
§ 2 - Jedoch ist das Rechtsprechungsorgan nicht dazu verpflichtet, wenn die Klage unzulässig ist aus
Verfahrensgründen, die von Normen hergeleitet werden, die selbst nicht Gegenstand des Antrags auf Vorabentscheidung sind.
Das Rechtsprechungsorgan ist ebenfalls nicht dazu verpflichtet, wenn:
1. der Gerichtshof bereits über eine Frage oder eine Beschwerde mit demselben Gegenstand befunden hat,
2. es der Ansicht ist, dass die Antwort auf die Frage zwecks Vorabentscheidung für die Entscheidungsfindung
nicht unerlässlich ist,
3. die Wettbewerbspraktik im Sinne des vorliegenden Gesetzes offensichtlich rechtmäßig ist.
Gegen die Entscheidung eines Richters, eine Frage zwecks Vorabentscheidung zu stellen oder nicht, kann keinerlei
Beschwerde eingereicht werden.
§ 3 - Der Greffier beim Appellationshof von Brüssel setzt unverzüglich die Parteien von der Frage zwecks
Vorabentscheidung in Kenntnis und fordert sie auf, innerhalb eines Monats ihre schriftlichen Anmerkungen zu
übermitteln.
§ 4 - Der Wettbewerbsrat, die Berichterstatter und der Minister können jeweils ihre schriftlichen Anmerkungen
beim Appellationshof von Brüssel hinterlegen. Sie können die Akte vor Ort einsehen.
Der Gerichtshof kann die Frage zwecks Vorabentscheidung neu formulieren. Er trifft eine mit Gründen versehene
Entscheidung. Gegen diese Entscheidung kann keinerlei Beschwerde eingereicht werden. Der Gerichtshof entscheidet
wie im Eilverfahren.
§ 5 - Das Rechtsprechungsorgan, das die Frage zwecks Vorabentscheidung gestellt hat, und alle Rechtsprechungsorgane, die in derselben Sache entscheiden, mit Ausnahme des Kassationshofes, müssen sich für die Entscheidung in
der Streitsache, in deren Rahmen die Frage gestellt wurde, an den Entscheid des Appellationshofes von Brüssel halten.
§ 6 - Urteile oder Entscheide von Gerichtshöfen und Gerichten, die sich auf die Rechtmäßigkeit einer
Wettbewerbspraktik im Sinne des vorliegenden Gesetzes beziehen, müssen auf Betreiben des Greffiers des zuständigen
Rechtsprechungsorgans binnen acht Tagen dem Dienst Wettbewerb und dem Wettbewerbsrat übermittelt werden.
Außerdem muss der Greffier unverzüglich den Dienst Wettbewerb und den Wettbewerbsrat über Beschwerden
informieren, die gegen die im vorhergehenden Absatz erwähnten Urteile oder Entscheide eingereicht werden.
Abschnitt 9 - Beschwerden
Art. 43 - Gegen Entscheidungen des Wettbewerbsrates und seines Präsidenten kann Beschwerde beim Appellationshof von Brüssel eingereicht werden.
Art. 43bis - § 1 - Gegen Entscheidungen des Wettbewerbsrates, eine Sache an den Berichterstatter zurückzuverweisen, und gegen Entscheidungen des Präsidenten des Rates, Elemente aus der Akte zu entfernen, kann keine
separate Beschwerde eingereicht werden.
§ 2 - Die in Artikel 43 vorgesehenen Beschwerden können von den Parteien in der Sache vor dem Rat, vom Kläger
und von jeder Person, die ein Interesse nachweisen kann und beim Rat eine Anhörung beantragt hat, eingereicht
werden. Eine Beschwerde kann auch vom Minister eingereicht werden, ohne dass dieser ein Interesse nachweisen
muss.
Beschwerden werden zur Vermeidung der von Amts wegen ausgesprochenen Unzulässigkeit durch einen
unterzeichneten Antrag eingereicht, der innerhalb einer Frist von dreißig Tagen ab Notifizierung der Entscheidung
und, was Dritte betrifft, ab Veröffentlichung der Entscheidung bei der Kanzlei des Appellationshofes von Brüssel
hinterlegt wird.
Zur Vermeidung der Unzulässigkeit enthält der Antrag:
1. Tag, Monat und Jahr,
2. wenn der Antragsteller eine natürliche Person ist, Name, Vorname, Beruf und Wohnsitz des Antragstellers; wenn
der Antragsteller eine juristische Person ist, Bezeichnung, Form, Gesellschaftssitz und Organ, das sie vertritt; wenn die
Beschwerde vom Minister ausgeht, Bezeichnung und Adresse des Dienstes, der ihn vertritt,
3. Entscheidung, gegen die Beschwerde eingereicht wird,
4. Darstellung der Gründe,
5. Ort, Tag und Uhrzeit für das Erscheinen, von der Kanzlei des Appellationshofes festgelegt,
6. Verzeichnis der Belege und Unterlagen, die zusammen mit dem Antrag bei der Kanzlei hinterlegt werden.
Zur Vermeidung der Unzulässigkeit der Beschwerde muss der Antragsteller binnen fünf Tagen nach Hinterlegung
des Antrags eine Abschrift des Antrags den Parteien, denen die angefochtene Entscheidung notifiziert wurde, wie aus
dem in Artikel 40bis vorgesehenen Notifizierungsschreiben ersichtlich, dem Wettbewerbsrat und dem Minister, sofern
er nicht der Antragsteller ist, per Einschreiben mit Rückschein senden.
Eine Anschlussbeschwerde kann erhoben werden. Sie ist nur zulässig, wenn sie innerhalb eines Monats ab Erhalt
des im vorhergehenden Absatzes vorgesehenen Schreibens eingereicht wird.
Der Appellationshof von Brüssel kann jederzeit Personen, die Parteien vor dem Wettbewerbsrat waren, von Rechts
wegen in das Verfahren heranziehen, wenn die Haupt- oder Anschlussbeschwerde ihre Interessen oder Auflagen
beeinträchtigen kann.
Der Appellationshof von Brüssel bestimmt die Frist, in der die Parteien einander ihre schriftlichen Anmerkungen
übermitteln und eine Abschrift bei der Kanzlei hinterlegen müssen. Er legt ebenfalls das Datum der Verhandlungen
fest.
Der Wettbewerbsrat und der Minister können jeder ihre schriftlichen Anmerkungen bei der Kanzlei des
Appellationshofes von Brüssel hinterlegen und die Akte vor Ort bei der Kanzlei einsehen. Der Appellationshof von
Brüssel bestimmt die Fristen für die Vorlage dieser Anmerkungen. Die Kanzlei setzt die Parteien von den
Anmerkungen in Kenntnis.
§ 3 - Binnen fünf Tagen nach Eintragung der Sache in die Liste bittet die Kanzlei des Appellationshofes von Brüssel
das Sekretariat des Wettbewerbsrates, ihr die Verfahrensakte zu senden. Die Übermittlung erfolgt binnen fünf Tagen
nach Erhalt des Ersuchens. Der Minister regelt die Weise der Aktenübermittlung.
§ 4 - Die Beschwerde setzt die Entscheidungen des Rates beziehungsweise des Präsidenten nicht aus.
Der Appellationshof kann auf Antrag des Betreffenden und durch Zwischenentscheidung die Verpflichtung zur
Zahlung von Geldstrafen und Zwangsgeldern bis zum Tag der Verkündung des Entscheids aussetzen. Der
Appellationshof kann gegebenenfalls die Rückzahlung der gezahlten Geldstrafen und Zwangsgelder an den
Betreffenden anordnen. Andererseits muss er auch nicht sofort über die Rückzahlung der gezahlten Geldstrafen oder
Zwangsgelder befinden, sofern diese Entscheidung die Sache selbst betrifft.
Art. 43ter - § 1 - Gegen Beschlüsse des Ministerrates in Bezug auf Zusammenschlüsse kann Nichtigkeitsklage beim
Staatsrat eingereicht werden.
Die Klage wird innerhalb einer Frist von dreißig Tagen ab der in Artikel 41 § 2 Absatz 3 erwähnten Notifizierung
oder Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt bei der Kanzlei des Staatsrates durch Antrag eingereicht.
§ 2 - Zur Vermeidung der Nichtigkeit enthält der Antrag:
1. Tag, Monat und Jahr,
2. wenn der Antragsteller eine natürliche Person ist, Name, Vorname, Beruf und Wohnsitz des Antragstellers und
gegebenenfalls Eintragungsnummer im Handels- oder Handwerksregister,
3. wenn der Antragsteller eine juristische Person ist, Bezeichnung, Form, Gesellschaftssitz und Identität und
Eigenschaft der Person oder des Organs, das sie vertritt, und gegebenenfalls Eintragungsnummer im Handels- oder
Handwerksregister,
4. Beschluss, gegen den Klage eingereicht wird,
5. gegebenenfalls Name, Vorname, Beruf, Wohnsitz oder in dessen Ermangelung Wohnort oder Bezeichnung, Form
und Gesellschaftssitz der Parteien, denen der Beschluss notifiziert werden musste,
6. Darstellung der Klagegründe,
7. Unterschrift des Antragstellers oder seines Rechtsanwalts.
§ 3 - Die Klage setzt die Beschlüsse, gegen die Klage eingereicht worden ist, nicht aus.
Der Minister kann im Namen des Ministerrates seine schriftlichen Anmerkungen beim Staatsrat hinterlegen. Er
kann die Akte vor Ort bei der Kanzlei einsehen.
Der Staatsrat befindet über Zusammenschlüsse unter Zurückstellung aller anderen Sachen.
32055
32056
Der Staatsrat kontrolliert in dieser Angelegenheit die Rechtmäßigkeit der Beschlüsse, gegen die Klage eingereicht
worden ist.
Bei Nichtigerklärung des angefochtenen Beschlusses verfügt der Ministerrat über eine neue Frist, um einen
Beschluss zu treffen. Diese Frist entspricht der in Artikel 34bis vorgesehenen Frist. Sie beginnt mit der Notifizierung des
Nichtigkeitsentscheids des Staatsrates.
Im Übrigen gelten die Regeln in Bezug auf das Verfahren vor der Verwaltungsabteilung des Staatsrates. Der König
kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass von diesen Verfahrensregeln abweichen.
KAPITEL IV - Strafbestimmungen
Art. 44 - Die Verwendung und Preisgabe von Unterlagen oder Auskünften, die in Anwendung der Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes erhalten wurden, zu anderen Zwecken als der Anwendung des vorliegenden Gesetzes
wird mit einer Geldstrafe von 100 bis 10 000 Franken und mit einer Gefängnisstrafe von zwei Monaten bis fünf Jahren
oder lediglich mit einer dieser Strafen belegt.
Verstöße gegen Artikel 23 § 3 Absatz 6 und gegen den in Artikel 51 erwähnten Erlass werden ebenfalls mit einer
Geldstrafe von 100 bis 10 000 Franken und mit einer Gefängnisstrafe von zwei Monaten bis fünf Jahren oder lediglich
mit einer dieser Strafen belegt.
Art. 45 - Die Bestimmungen von Buch I des Strafgesetzbuches einschließlich Kapitel VII und Artikel 85 finden
Anwendung auf die in Artikel 44 erwähnten Verstöße.
KAPITEL V - Sonstige Bestimmungen
Art. 46 - § 1 - Der in den Artikeln 5 und 36 erwähnte Umsatz ist der im letzten Geschäftsjahr auf dem nationalen
Markt und bei der Ausfuhr erzielte Gesamtumsatz. Er ist im Sinne des Königlichen Erlasses vom 8. Oktober 1976 über
den Jahresabschluss der Unternehmen, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 6. März 1990, zu verstehen.
Der in Artikel 11 erwähnte Umsatz ist der im letzten Geschäftsjahr in Belgien erzielte Gesamtumsatz. Er ist im
Sinne des Königlichen Erlasses vom 6. März 1990 über den konsolidierten Abschluss der Unternehmen zu verstehen.
§ 2 - Wird ein Zusammenschluss durch den Erwerb von Teilen eines oder mehrerer Unternehmen oder einer
Gruppe von Unternehmen bewirkt, so ist unabhängig davon, ob diese Teile eigene Rechtspersönlichkeit besitzen, in
Abweichung von § 1 auf Seiten des beziehungsweise der Veräußerer nur der Umsatz zu berücksichtigen, der auf die
so veräußerten Teile entfällt.
Jedoch sind zwei oder mehr Erwerbsvorgänge im Sinne von Absatz 1, die innerhalb zweier Jahren zwischen
denselben Personen oder Unternehmen getätigt werden, als ein einziger Zusammenschluss anzusehen, der zum
Zeitpunkt des letzten Geschäftes stattfindet.
§ 3 - An die Stelle des Umsatzes tritt:
a) bei Banken, Kredit- und sonstigen Finanzinstituten ein Zehntel der Bilanzsumme,
b) bei Versicherungsunternehmen die Summe der Bruttoprämien; diese Summe umfasst alle vereinnahmten und
alle noch zu vereinnahmenden Prämien aufgrund von Versicherungsverträgen, die von diesen Unternehmen oder für
ihre Rechnung abgeschlossen worden sind, einschließlich etwaiger Rückversicherungsprämien und abzüglich der
aufgrund des Betrages der Prämie oder des gesamten Prämienvolumens berechneten Steuern und sonstigen Abgaben.
§ 4 - Was die Anwendung der Artikel 11 und 36 betrifft und unbeschadet des Paragraphen 2 des vorliegenden
Artikels setzt sich der Umsatz jedes der Unternehmen aus der Summe der Umsätze aller Unternehmen derselben
Gruppe zusammen.
Unternehmen, die im Sinne des Königlichen Erlasses vom 8. Oktober 1976 über den Jahresabschluss der
Unternehmen, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 6. März 1990, miteinander verbunden sind, sind als
derselben Gruppe zugehörig anzusehen.
§ 5 - Für die in Artikel 47 erwähnten öffentlichen Unternehmen ist der zu berücksichtigende Umsatz der aller
Unternehmen, die eine mit einer autonomen Entscheidungsbefugnis ausgestattete wirtschaftliche Einheit bilden,
unabhängig von den Eigentumsverhältnissen oder von den für sie geltenden Regeln der Verwaltungsaufsicht.
Art. 47 - Öffentliche Unternehmen und Unternehmen, denen die Behörden besondere oder ausschließliche
Rechte gewähren, unterliegen den Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes, soweit diese Anwendung nicht die
Erfüllung der ihnen durch oder aufgrund des Gesetzes übertragenen besonderen Aufgabe rechtlich oder tatsächlich
verhindert.
Art. 48 - § 1 - Die in Artikel 23 erwähnte Untersuchung darf sich nur auf Fakten beziehen, die nicht länger als fünf
Jahre zurückliegen. Diese Frist wird ab dem Datum berechnet, an dem der Dienst Wettbewerb entschieden hat, eine
Untersuchung von Amts wegen einzuleiten, oder an dem die Sache gemäß Artikel 23 § 1 beim Dienst anhängig
gemacht worden ist.
§ 2 - Die Verjährungsfrist in Bezug auf das Untersuchungs- und Entscheidungsverfahren beträgt fünf Jahre ab dem
in § 1 erwähnten Datum.
Die Verjährung wird nur durch Untersuchungs- und Entscheidungshandlungen unterbrochen, die in der im
vorhergehenden Absatz bestimmten Frist vorgenommen werden; mit diesen Handlungen beginnt eine neue Frist
gleicher Dauer.
§ 3 - Die Verjährungsfrist in Bezug auf Geldstrafen und Zwangsgelder beträgt fünf Jahre ab dem Datum der in
Artikel 41 vorgesehenen Notifizierung.
Die Verjährung in Bezug auf Geldstrafen und Zwangsgelder wird nur durch Eintreibungshandlungen unterbrochen, die in der im vorhergehenden Absatz bestimmten Frist vorgenommen werden; mit diesen Handlungen beginnt
eine neue Frist gleicher Dauer.
Art. 49 - § 1 - Die Berichterstatter und der Dienst Wettbewerb sind beauftragt, bei den Unternehmen
Unterstützungs-, Nachprüfungs- oder andere Aufgaben im Rahmen der Kontrolle über die Einhaltung der
Wettbewerbsregeln aus den Verträgen der Europäischen Gemeinschaften zu verrichten.
§ 2 - Die Berichterstatter und die zu diesem Zweck bevollmächtigten Bediensteten haben dieselben Befugnisse und
Verpflichtungen wie die in Artikel 23 des vorliegenden Gesetzes erwähnten bevollmächtigten Bediensteten.
Art. 50 - Ungeachtet der Bestimmungen von Artikel 44:
a) kann der Dienst Wettbewerb Unterlagen und Informationen, die sich in seinem Besitz befinden, den zuständigen
Behörden im Hinblick auf die Anwendung der Artikel 8 und 9 des Vertrags zur Gründung der BeneluxWirtschaftsunion und der Artikel 10 und 11 des diesem Vertrag als Anlage beigefügten Ausführungsprotokolls und den
aufgrund von Artikel 89 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Wirtschaftsgemeinschaft zuständigen
Gemeinschaftsbehörden übermitteln,
b) kann der Dienst Wettbewerb im Rahmen der Gegenseitigkeitsabkommen über gegenseitigen Beistand in Bezug
auf Wettbewerbspraktiken den für Wettbewerbsangelegenheiten zuständigen ausländischen Behörden ebenfalls
unerlässliche Unterlagen und Informationen übermitteln.
Art. 51 - Unbeschadet der Bestimmungen des Gesetzes vom 27. März 1969 zur Regelung des See- und
Luftverkehrs und abgesehen von den Ausnahmen, die der König bestimmt, kann der König durch einen im Ministerrat
beratenen Erlass und nach Konsultierung des Wettbewerbsrates und der Wettbewerbskommission Maßnahmen
ergreifen, um Unternehmen zu verbieten, unveröffentlichte Auskünfte oder Unterlagen in Bezug auf ihre Wettbewerbspraktiken einem ausländischen Staat oder einer einem solchen unterstehenden Einrichtung zu übermitteln.
Art. 52 - Wenn das Unternehmen mit der Zahlung von Geldstrafen oder Zwangsgeldern in Verzug ist, wird die
Entscheidung des Wettbewerbsrates oder seines Präsidenten oder die rechtskräftige Entscheidung des Appellationshofes von Brüssel der Mehrwertsteuer-, Registrierungs- und Domänenverwaltung übermittelt im Hinblick auf die
Eintreibung der administrativen Geldstrafe.
Die Verfolgungen, die die vorerwähnte Verwaltung einleiten muss, verlaufen gemäß Artikel 3 des Domanialgesetzes vom 22. Dezember 1949.
Der König bestimmt die Fristen und Modalitäten für die Zahlung der in den Artikeln 36, 37, 38 und 40 erwähnten
Geldstrafen und Zwangsgelder.
Art. 53 - Wenn die belgischen Behörden in Anwendung von Artikel 88 des Vertrags zur Gründung der
Europäischen Wirtschaftsgemeinschaft über die Zulässigkeit von Vereinbarungen, Beschlüssen und aufeinander
abgestimmten Verhaltensweisen und über die missbräuchliche Ausnutzung einer beherrschenden Stellung auf dem
Gemeinsamen Markt entscheiden müssen, wird die Entscheidung von den im vorliegenden Gesetz vorgesehenen
Behörden in Übereinstimmung mit den Artikeln 85 § 1 und 86 des Vertrags getroffen gemäß dem Verfahren und mit den
Sanktionen, die im vorliegenden Gesetz bestimmt werden.
Art. 54 - Die mit der Anwendung des vorliegenden Gesetzes verbundenen Kosten gehen zu Lasten des
Ministeriums der Wirtschaftsangelegenheiten.
Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass die Liste der Verfahrenshandlungen einschließlich der
Untersuchungsmaßnahmen festlegen, deren Kosten zu Lasten der Anmelder oder der Parteien, die gegen vorliegendes
Gesetz verstoßen haben, gehen.
Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass eine Gebühr vorsehen, deren Höhe Er bestimmt und
die für folgende Verwaltungshandlungen zu zahlen ist:
1. Registrierung und Bearbeitung eines in Artikel 6 erwähnten Antrags auf Negativattest,
2. Registrierung und Bearbeitung eines auf der Grundlage von Artikel 2 § 3 eingereichten Antrags auf individuelle
Befreiung, aufgrund von Artikel 7 des vorliegenden Gesetzes angemeldet.
Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass Höhe, Bedingungen und Modalitäten für die
Eintreibung der in den vorhergehenden Absätzen erwähnten Kosten und Gebühren festlegen.
Art. 54bis - Das Gesetz vom 15. Juni 1935 über den Sprachengebrauch ist anwendbar auf die im vorliegenden
Gesetz vorgesehenen Verfahren.
KAPITEL VI - Schlussbestimmungen
Art. 55 - Der König kann die Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes mit den Bestimmungen, die sie zum
Zeitpunkt der Koordinierung ausdrücklich oder implizit abgeändert haben, koordinieren.
Zu diesem Zweck kann Er insbesondere:
1. die Reihenfolge, die Nummerierung und im Allgemeinen die Gestaltung der zu koordinierenden Bestimmungen
ändern,
2. die Verweise ändern, die in den zu koordinierenden Bestimmungen vorkommen, damit sie mit der neuen
Nummerierung übereinstimmen,
3. den Wortlaut der zu koordinierenden Bestimmungen ändern, um die Übereinstimmung der Bestimmungen zu
gewährleisten und die Terminologie zu vereinheitlichen, ohne die Grundsätze dieser Bestimmungen zu beeinträchtigen.
Die Koordinierungen werden die vom König bestimmte Überschrift tragen.
(...)
32057
32058
Anlage II - Inhaltsverzeichnis
Abschnitt 1 - Dienst Wettbewerb und Berichterstatterkorps
Abschnitt 4bis - Spezifische Untersuchungsregeln in Bezug auf wettbewerbsbeschränkende Praktiken
Abschnitt 5 - Entscheidung in Bezug auf wettbewerbsbeschränkende Praktiken
Abschnitt 5bis - Untersuchung in Bezug auf Zusammenschlüsse
Abschnitt 5ter - Entscheidung in Bezug auf Zusammenschlüsse
Abschnitt 7bis - Veröffentlichung und Notifizierung
Abschnitt 8 - Fragen zwecks Vorabentscheidung, die dem Appellationshof von Brüssel von den Gerichtshöfen und
Gerichten gestellt werden
Gesehen, um Unserem Erlass vom 1. Juli 1999 zur Koordinierung des Gesetzes vom 5. August 1991 über den
Schutz des wirtschaftlichen Wettbewerbs beigefügt zu werden
ALBERT
Von Königs wegen:
E. DI RUPO
Anlage III - Konkordanztabelle Koordinierung und ursprüngliches Gesetz
Art. 1: Gesetz vom 5. August 1991, Art. 1
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
2:
3:
4:
5:
6:
7:
8:
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
vom
vom
vom
vom
vom
vom
vom
5. August 1991, Art. 2
5. August 1991, Art. 5, abgeändert durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 2
5. August 1991, Art. 7, abgeändert durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 3
Art. 9 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 9, abgeändert durch die Gesetze vom 22. März 1993, Art. 143, und
26. April 1999 (II), Art. 4
Art. 10 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 10, abgeändert durch die Gesetze vom 26. April 1999 (II), Art. 5, und
26. April 1999 (I), Art. 2
Art. 11 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 11, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 31. März 1995, Art. 1,
das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 6 und 7, und den Königlichen Erlass vom 14. Juni 1999
Art. 12 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 12, abgeändert durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 8
Art. 13 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 13
Abschnitt 1 - Dienst Wettbewerb und Berichterstatterkorps*
* abgeändert durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 9
Art. 17 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 17, ersetzt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (I), Art. 3
Art. 18 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 18, abgeändert durch die Gesetze vom 26. April 1999 (II), Art. 11, und
26. April 1999 (I), Art. 4
Art. 18bis Gesetz vom 5. August 1991, Art. 18bis, eingefügt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (I), Art. 5
32059
Abschnitt 4bis* - Spezifische Untersuchungsregeln in Bezug auf
wettbewerbsbeschränkende Praktiken
* eingefügt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 16
Art. 24 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 24, ersetzt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 16
Abschnitt 5 - Entscheidung in Bezug auf wettbewerbsbeschränkende Praktiken*
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
27
28
29
30
31
32
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
vom
vom
vom
vom
vom
vom
* ersetzt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 19
5. August 1991, Art. 27, abgeändert durch das Gesetz vom 26. April
1999
1999
1999
1999
1999
1999
(II), Art.
(II), Art.
(II), Art.
(II), Art.
(II), Art.
(II), Art.
20
21
22
23
24
25
Abschnitt 5bis* - Untersuchung in Bezug auf Zusammenschlüsse
Art. 32bis Gesetz vom 5. August 1991, Art. 32bis, eingefügt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 26
Art. 32ter Gesetz vom 5. August 1991, Art. 32ter, eingefügt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 26
Abschnitt 5ter* - Entscheidung in Bezug auf Zusammenschlüsse
Art. 32quater Gesetz vom 5. August 1991, Art. 32quater, eingefügt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 27
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
36
37
38
39
40
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
vom
vom
vom
vom
vom
5. August
5. August
5. August
5. August
5. August
1991, Art. 36, abgeändert durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 32
1991, Art. 37
1991, Art. 38
1991, Art. 39
Abschnitt 7bis* - Veröffentlichung und Notifizierung
Abschnitt 8 - Fragen zwecks Vorabentscheidung, die dem Appellationshof von Brüssel von den Gerichtshöfen und
Gerichten gestellt werden
Art. 43ter Gesetz vom 5. August 1991, Art. 43ter, eingefügt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (I), Art. 8
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
46
47
48
49
50
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
Gesetz
vom
vom
vom
vom
vom
5. August
5. August
5. August
5. August
5. August
1991, Art. 47
1991, Art. 50
32060
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
51 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 51
54 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 54, abgeändert durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 42
54bis Gesetz vom 5. August 1991, Art. 54bis, eingefügt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 43
Art. 55 Gesetz vom 5. August 1991, Art. 56bis, eingefügt durch das Gesetz vom 26. April 1999 (II), Art. 44
Gesehen, um Unserem Erlass vom 1. Juli 1999 zur Koordinierung des Gesetzes vom 5. August 1991 über den
Schutz des wirtschaftlichen Wettbewerbs beigefügt zu werden
ALBERT
Von Königs wegen:
E. DI RUPO
(...)
Vu pour être annexé à Notre arrêté du 21 juin 2001
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 juni 2001
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
A. DUQUESNE
A. DUQUESNE
c
F. 2001 — 2628
[2001/00858]
7 SEPTEMBRE 2001. — Arrêté royal autorisant le Ministère de
l’Intérieur à engager des personnes sous le régime de contrat de
travail
N. 2001 — 2628
[2001/00858]
7 SEPTEMBER 2001. — Koninklijk besluit waarbij het Ministerie van
Binnenlandse Zaken gemachtigd wordt personen onder het stelsel
van een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen
Vu la loi du 22 juillet 1993 portant certaines mesures en matière de
fonction publique, notamment l’article 3, § 2, inséré par la loi du
20 mai 1997;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 5 décembre 2000;
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen
inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 3, § 2, ingevoegd bij
de wet van 20 mei 1997;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op
5 december 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van
19 maart 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 8 februari 2001;
Overwegende dat aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken zonder
verwijl een machtiging dient verleend te worden voor de indienstneming van personen in de arbeidsovereenkomstregeling om permanent
opdrachten te vervullen, tot het Selectiebureau van de Federale
Overheid in vaste betrekkingen van de personeelsformatie kan voorzien;
Overwegende dat zonder deze machtiging bepaalde permanente
opdrachten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken niet naar
behoren kunnen worden vervuld;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op
het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers.
Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 19 mars 2001;
Vu l’accord du Ministre de la Fonction publique, donné le 8 février 2001;
Considérant qu’il convient d’accorder sans délai une autorisation
d’engagement de personnes sous le régime du contrat de travail au
Ministère de l’Intérieur afin d’accomplir des tâches permanentes, en
attendant que le Bureau de Sélection de l’Administration fédérale
pourvoie à des emplois définitifs du cadre organique;
Considérant que sans cette autorisation certaines tâches permanentes
du Ministère de l’Intérieur ne peuvent pas être accomplies correctement;
Sur la proposition de Notre Ministre de l’Intérieur et de l’avis de Nos
Ministres qui en ont délibéré en Conseil,
er
Article 1 . Le Ministère de l’Intérieur est autorisé à engager des
personnes sous le régime du contrat de travail afin d’accomplir des
tâches permanentes durant la période pendant laquelle des emplois
définitifs de programmeurs ne peuvent pas être pourvus par insuffisance de lauréats des sélections comparatives organisés par le Bureau
de Sélection de l’Administration fédérale en vue de pourvoir à ces
emplois.
Artikel 1. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd personen in dienst te nemen in de arbeidsovereenkomstregeling
om permanent opdrachten te vervullen tijdens de periode gedurende
welke er in vast betrekkingen van programmeurs niet kan worden
voorzien wegens gebrek aan voldoende geslaagden voor de vergelijkende selecties die door het Selectiebureau van de Federale Overheid
georganiseerd worden om in de betrekkingen te voorzien.
Les grades et le nombre maximal de postes de travail autorisés sont
les suivants :
De graden en het maximaal aantal arbeidsposten die worden
toegestaan zijn de volgende :
Programmeur ou assistant administratif ............................................. 6
Programmeur of bestuursassistent ....................................................... 6
Art. 2. Lors de l’engagement des programmeurs statutaires visés à
l’article 1er, le contrat de travail des contractuels prend fin et leur poste
de travail est supprimé.
Art. 2. Bij de indiensttreding van de in artikel 1 bedoelde statutaire
programmeurs eindigt de arbeidsovereenkomst van de contractuelen
en wordt hun arbeidspost afgeschaft.
Art. 3. L’Inspecteur des finances veille au respect des dispositions
du présent arrêté.
Art. 3. De Inspecteur van financiën moet vaststellen dat de bepalingen van dit besluit worden nageleefd.
32061
Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets le 15 mai 2001 et cessera
d’être en vigueur le 31 janvier 2002.
Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 mei 2001 en
houdt op van kracht te zijn op 31 januari 2002.
Art. 5. Notre Ministre de l’Intérieur est chargé de l’exécution du
présent arrêté.
Art. 5. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de
Donné à Bruxelles, le 7 septembre 2001.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre de l’Intérieur
De Minister van Binnenlandse Zaken
A. DUQUESNE
A. DUQUESNE
c
F. 2001 — 2629
[S − C − 2001/00901]
4 SEPTEMBRE 2001. — Arrêté ministériel modifant l’arrêté ministériel du 12 mai 1998 octroyant une allocation aux agents en service
dans les centres fermés dépendant de l’Office des Etrangers
Vu l’article 107, alinéa 2, de la Constitution;
Vu l’arrêté royal du 26 mars 1965 portant réglementation générale des
indemnités et allocations quelconques accordées au personnel des
Ministères, modifié par les arrêtés royaux des 6 février 1967 et
2 mars 1989;
Vu l’arrêté ministériel du 12 mai 1998 octroyant une allocation aux
agents en service dans les centres fermés dépendant de l’Office des
Etrangers;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 13 juin 2000;
Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 5 février 2001;
Vu l’accord du Ministre de la Fonction publique, donné le 11 janvier 2001;
Vu le protocole n° 102/1 du 11 juin 2001 du Comité de secteur I Administration générale;
modifié par la loi du 4 août 1996;
Vu l’urgence;
Considérant que l’urgence est motivée par le fait que les agents
affectés à la surveillance de la salle d ’attente de l’Office des Etrangers
ont été confrontés à divers incidents démontrant le caractère dangereux
de leurs fonctions;
Considérant que l’égalité de traitement entre ce personnel et celui des
centres fermés nécessite de leur étendre l’octroi de l’allocation étant
donné le risque similaire qu’ils encourent dans l’exercice de leurs
fonctions,
N. 2001 — 2629
[S − C − 2001/00901]
4 SEPTEMBER 2001. — Ministerieel besluit tot wijziging van het
ministerieel besluit van 12 mei 1998 tot toekenning van een toelage
aan de personeelsleden tewerkgesteld in de gesloten centra onder
het beheer van de Dienst Vreemdelingenzaken
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de
algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard
toegekend aan het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijk
besluiten van 6 februari 1967 en 2 maart 1989;
Gelet op het ministerieel besluit van 12 mei 1998 tot toekenning van
een toelage aan de personeelsleden tewerkgesteld in de gesloten centra
onder het beheer van de Dienst Vreemdelingenzaken;
13 juni 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op
5 februari 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken,
gegeven op 11 januari 2001;
Gelet op het protocol nr. 102/1 d.d. 11 juni 2001 van het Sectorcomité 1 - Algemeen Bestuur;
12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet
van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakeljkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd is
door het feit dat de personeelsleden die instaan voor het toezicht in de
wachtzaal van de Dienst Vreemdelingenzaken geconfronteerd werden
met verschillende incidenten die het gevaarlijke karakter van hun
functie aantonen;
Overwegende dat de gelijke behandeling van dit personeel en het
personeel van de gesloten centra vereist dat de toekenning van de
toelage tot hen wordt uitgebreid, aangezien het risico waaraan zij
blootgesteld worden bij de uitoefening van han functies gelijkaardig is,
Besluit :
Arrête :
er
Article 1 . L’intitulé de l’arrêté ministériel du 12 mai 1998 octroyant
une allocation aux agents en service dans les centres fermés dépendant
de l’Office des Etrangers, est remplacé par l’intitulé suivant :
Artikel 1. De titel van het ministerieel besluit van 12 mei 1998 tot
toekenning van een toelage aan de personeelsleden tewerkgesteld in de
gesloten centra onder het beheer van de Dienst Vreemdelingenzaken,
wordt vervangen door de volgende titel :
« Arrêté ministériel octroyant une allocation aux agents en service
dans les centres fermés dépendant de l’Office des Etrangers et aux
agents affectés à la surveillance de la salle d’attente de l’Office des
Etrangers. »
« Ministerieel besluit tot toekenning van een toelage aan de
personeelsleden tewerkgesteld in de gesloten centra onder het beheer
van de Dienst Vreemdelingenzaken en aan de personeelsleden die
instaan voor het toezicht in de wachtzaal van de Dienst Vreemdelingenzaken. »
Art. 2. L’article 1er, § 1er, du même arrêté est complété comme suit :
« et aux agents affectés à la surveillance de la salle d’attente de l’Office
des Etrangers ».
Art. 2. In artikel 1, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden ″en
aan de personeelsleden die instaan voor het toezicht in de wachtzaal
van de Dienst Vreemdelingenzaken,″ ingevoegd tussen de woorden
″met illegalen,″ en ″wordt een jaarlijkse toelage″.
Art. 3. Le présent arrêté produit ses effets le 1er juin 2000.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking op 1 juni 2000.
Bruxelles, le 4 septembre 2001.
Brussel, 4 september 2001.
A. DUQUESNE
A. DUQUESNE
Le Ministre du Budget,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE
32062
MINISTERE DE L’EMPLOI ET DU TRAVAIL
ET MINISTERE DES AFFAIRES SOCIALES,
DE LA SANTE PUBLIQUE ET DE L’ENVIRONNEMENT
MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID
EN MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN,
VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
F. 2001 — 2630
[C − 2001/12855]
12 SEPTEMBRE 2001. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du
27 décembre 1994 portant exécution du Chapitre II du Titre IV de la
loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et
diverses (1)
N. 2001 — 2630
[C − 2001/12855]
12 SEPTEMBER 2001. — Koninklijk besluit tot wijziging van het
koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van
Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994
houdende sociale en diverse bepalingen (1)
Vu la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et
diverses, notamment l’article 61, modifié par les lois des 22 décembre 1995, 26 juillet 1996, 22 février 1998, 26 mars 1999 et 2 janvier 2001;
Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse
bepalingen, inzonderheid op artikel 61, gewijzigd bij de wetten van
22 december 1995, 26 juli 1996, 22 februari 1998, 26 maart 1999 en
2 januari 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering
van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994
houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij de koninklijke
besluiten van 30 maart 1995, 22 december 1995, 23 december 1996,
25 juni 1997, 10 augustus 1998, 16 juni 1999 en 18 juli 2000;
16 maart 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting
gegeven op 18 april 2001;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor
sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten,
gegeven op 19 maart 2001;
sociale zekerheid, gegeven op 30 maart 2001;
arbeidsvoorziening, gegeven op 5 april 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad, over het verzoek aan de
Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies 31.728/1 van de Raad van State, gegeven op
5 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van
Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad
vergaderde Ministers,
Vu l’arrêté royal du 27 décembre 1994 portant exécution du
Chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des
dispositions sociales et diverses, modifié par les arrêtés royaux des
30 mars 1995, 22 décembre 1995, 23 décembre 1996, 25 juin 1997,
10 août 1998, 16 juin 1999 et 18 juillet 2000;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 16 mars 2001;
Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 18 avril 2001;
Vu l’avis du Comité de gestion de l’Office national de sécurité sociale
des administrations provinciales et locales, donné le 19 mars 2001;
Vu l’avis du Comité de gestion de l’Office national de sécurité sociale,
donné le 30 mars 2001;
Vu l’avis du Comité de gestion de l’Office national de l’emploi, donné
le 5 avril 2001;
Vu la délibération du Conseil des Ministres sur la demande d’avis à
donner par le Conseil d’Etat dans un délai ne dépassant pas un mois;
Vu l’avis 31.728/1 du Conseil d’Etat, donné le 5 juillet 2001, en
application de l’article 84, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le
Conseil d’Etat;
Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi et de Notre Ministre
des Affaires sociales et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en
Conseil,
er
er
er
er
Article 1 . L’ article 1 , § 1 , alinéa 1 , 2°, de l’arrêté royal du
27 décembre 1994 portant exécution du Chapitre II du Titre IV de la loi
du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses,
remplacé par l’arrêté royal du 25 juin 1997 et modifié par l’arrêté royal
du 10 août 1998, est remplacé par le texte suivant :
Artikel 1. Artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van
27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de
wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen,
vervangen bij het koninklijk besluit van 25 juni 1997 en gewijzigd bij het
koninklijk besluit van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt :
« 2° les demandeurs d’emploi qui sont inscrits sans interruption
comme demandeurs d’emploi auprès d’un office régional de l’emploi
pendant les douze ou vingt-quatre mois, calculés de date à date,
précédant l’engagement, et qui, au moment de l’engagement, soit :
« 2° de werkzoekenden die gedurende een ononderbroken periode
van twaalf of vierentwintig maanden, gerekend van datum tot datum,
die aan de indienstneming voorafgaan, ingeschreven zijn als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en die op
het ogenblik van de indienstneming hetzij :
a) bénéficient du minimum de moyens d’existence prévu par la loi du
7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d’existence;
a) het bestaansminimum genieten, bepaald bij de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum;
b) bénéficient de l’aide sociale financière et sont :
b) financiële sociale bijstand genieten en :
— soit inscrits dans le registre de la population;
— ofwel ingeschreven zijn in het bevolkingsregister;
— soit autorisés au séjour de durée illimitée;
— ofwel beschikken over een verblijfsvergunning van onbepaalde
duur;
— soit autorisés au séjour en application de l’article 9, alinéa 3, de la
loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, pour autant que la prolongation de
l’autorisation de séjour soit soumise à la condition d’occuper un
emploi;
— ofwel beschikken over een verblijfsvergunning met toepassing
van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980, betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, in zoverre de verlenging van de
verblijfsvergunning onderworpen is aan de voorwaarde tewerkgesteld
te zijn;
— soit autorisés ou admis, en application des articles 9 ou 10 de la loi
du 15 décembre 1980 précitée, au séjour de durée déterminée pour
autant que la possibilité d’une autorisation de séjour pour une durée
indéterminée soit expressément prévue.
— ofwel gerechtigd of toegelaten zijn, met toepassing van de
artikelen 9 of 10 van voormelde wet van 15 december 1980, voor een
bepaalde duur te verblijven in zoverre in de mogelijkheid van een
verblijfsvergunning van onbepaalde duur uitdrukkelijk voorzien is.
Sont assimilées à une période d’inscription comme demandeur
d’emploi auprès d’un office régional de l’emploi :
Worden gelijkgesteld met een periode van inschrijving als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling :
a) les périodes pendant lesquelles les demandeurs d’emploi ont
bénéficié du minimum de moyens d’existence ou de l’aide sociale
financière, visés à l’alinéa 1er;
a) de periodes tijdens welke de werkzoekenden het bestaansminimum of financiële sociale bijstand, zoals bedoeld in het eerste lid,
genoten;
b) une occupation en application de l’article 60, § 7, de la loi
organique du 8 juillet 1976 des centres publics d’aide sociale;
b) een tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de wet
van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk
welzijn;
32063
c) une occupation dans un programme de transition professionnelle
en application de l’arrêté royal du 9 juin 1997 en exécution de l’article 7,
§ 1er, alinéa 3, m, de l’arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la
sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes de transition
professionnelle;
c) een tewerkstelling in een doorstromingsprogramma met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van
artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944
betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de
doorstromingsprogramma’s;
d) une occupation dans un poste de travail reconnu en application de
l’arrêté royal du 8 août 1997 d’exécution de l’article 7, § 1er, alinéa 3, m,
de l’arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des
travailleurs relatif à la réinsertion professionnelle des chômeurs de
longue durée;
d) een tewerkstelling in een erkende arbeidspost met toepassing van
het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7,
§ 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende
de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen;
e) une occupation dans les liens d’une convention de premier emploi
en application du Chapitre VIII du Titre II de la loi du 24 décembre 1999
en vue de la promotion de l’emploi, d’un travailleur qui ne possède pas
de certificat ou de diplôme de l’enseignement secondaire supérieur. »
e) een tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing
van Hoofdstuk VIII van Titel II van de wet van 24 december 1999 ter
bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen
getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit. »
Art. 2. A l’article 3 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux
des 30 mars 1995, 10 août 1998 et 18 juillet 2000, sont apportées les
modifications suivantes :
Art. 2. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke
besluiten van 30 maart 1995, 10 augustus 1998 en 18 juli 2000, worden
de volgende wijzigingen aangebracht :
a) l’alinéa 1er, 1°, est remplacé par la disposition suivante :
a) het eerste lid, 1°, wordt vervangen als volgt :
« 1° pour les demandeurs d’emploi qui remplissent, au cours des
douze mois précédant l’engagement, les conditions en matière de durée
de chômage indemnisé ou de durée d’inscription comme demandeurs
d’emploi s’ils bénéficient du minimum de moyens d’existence ou de
l’aide sociale financière, visés à l’article 1er, § 1er, alinéa 1er, 2°, ainsi que
pour les demandeurs d’emploi visés à l’article 1er, § 1er, alinéa 1er, 3°
jusqu’au 11° et 13° jusqu’au 16°y compris :
« 1° voor de werkzoekenden die gedurende de twaalf maanden, die
aan de indienstneming voorafgaan, voldoen aan de voorwaarden
inzake de vergoede werkloosheidsduur of inzake de inschrijvingsduur
als werkzoekende indien zij het bestaansminimum of financiële sociale
bijstand genieten, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, evenals
voor de werkzoekenden bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 3° tot en
met 11° en 13° tot en met 16° :
— 75 % à partir de l’engagement jusqu’à la fin du quatrième trimestre
suivant celui au cours duquel l’engagement a eu lieu;
— 75 % vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde
kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
— 50 % au cours du cinquième au huitième trimestre y compris
suivant celui au cours duquel l’engagement a eu lieu. »
— 50 % gedurende het vijfde tot en met het achtste kwartaal volgend
op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad. »
b) l’alinéa 1er, 2°, est remplacé par la disposition suivante :
b) het eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt :
« 2° pour les demandeurs d’emploi qui remplissent, au cours des
vingt-quatre mois précédant l’engagement, les conditions en matière de
durée de chômage indemnisé ou de durée d’inscription comme
demandeurs d’emploi s’ils bénéficient du minimum de moyens d’existence ou de l’aide sociale financière, visés à l’article 1er, § 1er,
alinéa 1er, 2° :
« 2° voor de werkzoekenden die gedurende de vierentwintig
maanden, die aan de indienstneming voorafgaan, voldoen aan de
voorwaarden inzake de vergoede werkloosheidsduur of inzake de
inschrijvingsduur als werkzoekende indien zij het bestaansminimum of
de financiële sociale bijstand genieten, zoals bedoeld in artikel 1, § 1,
eerste lid, 2° :
— 100 % à partir de l’engagement jusqu’à la fin du quatrième
trimestre suivant celui au cours duquel l’engagement a eu lieu;
— 100 % vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde
kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
— 75 % au cours du cinquième au huitième trimestre y compris
suivant celui au cours duquel l’engagement a eu lieu. »
— 75 % gedurende het vijfde tot en met het achtste kwartaal volgend
op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad. »
Art. 3. L’article 4, alinéa 2, du même arrêté, modifié par l’arrêté royal
du 23 décembre 1996, est remplacé par la disposition suivante :
Art. 3. Artikel 4, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het
koninklijk besluit van 23 december 1996, wordt vervangen als volgt :
« Ces dispositions s’appliquent aux engagements réalisés à partir du
1er janvier 1995. »
« Deze bepalingen zijn van toepassing op indienstnemingen die
plaatsvinden vanaf 1 januari 1995 ».
Moniteur belge, à l’exception de l’article 3 qui produit ses effets le
er
1 décembre 2000.
Art. 4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het
Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 3 dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 2000.
Art. 5. Notre Ministre de l’Emploi et Notre Ministre des Affaires
sociales sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du
présent arrêté.
Art. 5. Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van
Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van
dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 12 septembre 2001.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Ministre de l’Emploi,
Mme L. ONKELINX
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Le Ministre des Affaires sociales,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE
Notes
Nota’s
(1) Références au Moniteur belge :
Loi du 21 décembre 1994, Moniteur belge du 23 décembre 1994.
Loi du 22 décembre 1995, Moniteur belge du 30 décembre 1995.
Loi du 26 juillet 1996, Moniteur belge du 1er août 1996.
Loi du 22 février 1998, Moniteur belge du 3 mars 1998.
Loi du 26 mars 1999, Moniteur belge du 1er avril 1999.
Loi du 2 janvier 2001, Moniteur belge du 3 janvier 2001, erratum
13 janvier 2001.
Arrêté royal du 27 décembre 1994, Moniteur belge du 30 décembre 1994.
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 21 december 1994, Belgisch Staatsblad van 23 december 1994.
Wet van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 30 december 1995.
Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.
Wet van 22 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 3 maart 1998.
Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Wet van 2 januari 2001, Belgisch Staatsblad van 3 januari 2001,erratum
13 januari 2001.
Koninklijk besluit van 27 december 1994, Belgisch Staatsblad van
30 december 1994.
32064
Arrêté royal du 30 mars 1995, Moniteur belge du 11 avril 1995.
Arrêté royal du 22 décembre 1995, Moniteur belge du 12 janvier 1996.
Arrêté royal du 23 décembre 1996, Moniteur belge du 31 décembre 1996.
Arrêté royal du 25 juin 1997, Moniteur belge du 3 juillet 1997.
Arrêté royal du 10 août 1998, Moniteur belge du 20 août 1998.
Arrêté royal du 16 juin 1999, Moniteur belge du 23 juillet 1999.
Arrêté royal du 18 juillet 2000, Moniteur belge du 27 juillet 2000.
Koninklijk besluit van 30 maart 1995, Belgisch Staatsblad van
11 april 1995.
12 januari 1996.
31 december 1996.
Koninklijk besluit van 25 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 3 juli 1997.
Koninklijk besluit van 10 augustus 1998, Belgisch Staatsblad van
20 augustus 1998.
Koninklijk besluit van 16 juni 1999, Belgisch Staatsblad van 23 juli 1999.
Koninklijk besluit van 18 juli 2000, Belgisch Staatsblad van 27 juli 2000.
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN
GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP
MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE
F. 2001 — 2631 (2001 — 2311)
[2001/29445]
19 JUILLET 2001. — Décret portant confirmation des socles de compétences visées à l’article 16 du décret du
24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l’enseignement fondamental et de l’enseignement
secondaire et organisant les structures propres à les atteindre et organisant une procédure de dérogation
limitée. — Erratum
Le texte du présent décret, publié au Moniteur belge du 23 août 2001, pages 28279 et suivantes, est complété par les
annexes publiées en supplément au Moniteur belge de ce jour sous les folios — 1 — à — 88 —.
VERTALING
MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP
N. 2001 — 2631 (2001 — 2311)
[2001/29445]
19 JULI 2001. — Decreet tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van
24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en het secundair onderwijs en de structuren
organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte
afwijking. — Erratum
De tekst van dit decreet, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 augustus 2001, blz. 28279 en volgende, wordt
aangevuld met de bijlagen die zijn gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van heden onder de pagina’s — 1 —
tot — 88 —.
Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel.
Conseiller/adviseur : A. VAN DAMME

lois, decrets, ordonnances et reglements wetten, decreten

Transcription

Documents pareils

Handling Advice Formulier

Routebeschrijving Wegbeschreibung De strandslaaphuisjes liggen

www.kratossafety.com

RAF Laarbruch Museum

Messerset Knife Set - maxx

Montageanleitung L-Bett

Modell

IRB Rugby-Charta Integrity = Anstand Passion = Leidenschaft