Cobra 8100 - DG Car Equipment
Transcription
Cobra 8100 - DG Car Equipment
BRIDGE HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 8100 REEKS NOTICE DE MONTAGE DU BRIDGE 8100 06DE1624A.p65 1 24-01-2001, 12:20 Kit INHOUD PAKKET 8188 CONTENU DU KIT 12V 8168 Code 8168 INTRODUCTIE Deze handleiding bevat alle benodigde informatie welke nodig is om het alarm systeem te monteren en te programmeren naar de eisen van de klant en/ of de plaatselijke of vanuit het verzekeringswezen gestelde eisen. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor een beschrijving van diverse functies. FUNCTIE OMSCHRIJVING • • • • • • • • • • • • in- en uitschakelen van het systeem d.m.v. decodeerde radiografische afstandsbedieningen zelf instellende ultrasoon sensoren om het inzittendencompartiment te beveiligen indien er, 40 seconden nadat het systeem is ingeschakeld, een portier, kofferdeksel of motorkap geopend wordt, d.m.v. de ultrasoon sensoren een beweging wordt getriggerd of het contact wordt aangezet zal het alarm inschakelen het alarm schakelt direct in; de elektronische sirene zal een pulserend geluid geven en alle knipperlichten zullen gedurende 30 seconden knipperen motor onderbreking schakeling van de originele centrale deurvergrendeling een LED geeft visueel aan dat het systeem is ingeschakeld en geeft ook na uitschakeling van het systeem, via een code, aan dat het alarm tijdens uw afwezigheid ingeschakeld is geweest een veiligheidscircuit zorgt er voor dat het systeem nimmer kan worden ingeschakeld indien de motor loopt uitschakeling van de ultrasoon sensoren d.m.v. de afstandsbediening auto-learning afstandsbedieningen en elektronische noodsleutels elektronische noodsleutels als optie Elektronishe noodsleutels 2 3 HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 06DE1624A.p65 2-3 BRIDGE HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 24-01-2001, 12:20 BRIDGE FUNCTIES VAN DE HANDZENDERS PLAATSING VAN DE VERSCHILLENDE COMPONENTEN Toets “A”: in en uitschakelen van het alarm en de startonderbreker, geeft toegang tot de programmeermodus, selecteert de programmeerlijn en verhoogt het volume van de buzzer in de programmeertabellen. 1. Alarmunit en startonderbreker ( indien toegepast) Toets “B” paniek (niet bij SCM/TNO goedkeuring), uitschakeling van de sensorfunctie, activeren van een gekozen functie en het verminderen van het volume van de buzzer in de programmeertabellen. LET OP ! Dit product is vanuit de fabriek ingesteld naar de eisen voor alarmsystemen zoals gesteld in de EEG. De buzzer functie mag alleen geactiveerd worden in niet Europeese landen daar anders de goedkeuring zal vervallen. Alvorens met de installatie te beginnen eerst de negatieve kabel van de accu loskoppelen. Dit systeem is toepasbaar in motorvoertuigen met een 12 V accu waarvan de negatieve pool aan massa ligt. De alarmunit en de unit voor de motor onderbrekingen behoren, zo ver mogelijk van hittebronnen vandaan, in het inzittendencompartiment te worden geplaatst. Plaats de diverse units, zoals in de tekening aangegeven, m.b.v. de bijgeleverde schroeven om kabelboomophopingen te voorkomen. We adviseren u om de unit voor de motoronderbrekingen op een verborgen plaats in het inzittendencompartiment te plaatsen, zodat deze moeilijk bereikbaar is. Gebruik voor het monteren de bijgeleverde schroeven. 2. Sirene (indien toegepast) De sirene behoort in de motorruimte, zover mogelijk van hittebronnen verwijderd, te worden geplaatst. De luidspreker en de stekker dienen naar beneden toe gericht te zijn. Volumetrische ultrasoon sensoren De sensoren kunnen worden geplaatst op de stijlen van de voor- of achterruit. De beste positie is juist naast de zonnekleppen aan de bovenzijde van de beide A-stijlen (verplicht bij auto’s met een zonnedak). Waar u ze ook plaatst zorg er steeds voor dat de sensoren niet worden afgedekt door de zonnekleppen of andere delen. Het is uitermate belangrijk dat de sensoren in de juiste positie staan zodat ze kunnen zorgdragen voor een goede graad van beveiliging van het interieur: richt de sensoren naar de achterruit, zodat ze in het midden hiervan samen komen. Monteer ze met de bijgeleverde schroefjes. Dit pakket wordt uitgevoerd met ultrasoon sensoren welke niet hoeven te worden afgesteld. De sensoren zijn zelfinstellend en dus onafhankelijk van de grootte van het inzittendencompartiment. Glasbreuksensor (indien toegepast) Plaats de microfoon in een centrale positie in het voertuig. De beste plaats is op het dashboard, gericht naar de achterruit. Deze positie zorgt voor de beste gevoeligheid. Motorkapschakelaar Gebruik de componenten uit de kit. Controleer of na montage de schakelaar minimaal 5 mm door de motorkap wordt ingedrukt. Zorg er voor dat de schakelaar niet tegen dempend materiaal drukt omdat dit in de loop van tijd vervormd zou kunnen worden. Dek de schakelaar af met een beetje vet ter voorkoming van roest. 4 5 HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 06DE1624A.p65 4-5 BRIDGE HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 24-01-2001, 12:20 BRIDGE ANTENNE PROGRAMMERING VAN HET SYSTEEM De antenne is uitermate belangrijk voor de juiste werking van de afstandsbediening. Houd met de volgende punten rekening; De draad mag nooit worden afgeknipt, ingekort, opgerold, of verbonden worden met andere draden of met de carrosserie. Plaats de antenne minimaal 20 mm van de carrosserie of andere metalen delen verwijderd. Een aantal functies van het alarm zijn te programmeren. De programmering wordt uitgevoerd m.b.v. de PIN code, de noodsleutel en handzender en is verdeeld in drie secties: modus, functie en buzzer. Electrische verbindingen Om te kunnen programmeren moet u als volgt te werk gaan: 1. Zet het contact aan en uit door de contactsleutel 3 maal binnen 7 seconden te draaien. 2. Het systeem reageert met het knipperen van de LED ten teken dat u uw persoonlijke PIN code of de speciale installatiecode 1111 kunt invoeren. Het is mogelijk de speciale installatiecode 1111 aan het eind van de installatie nog 20 maal voor het in en uitschakelen van het alarm te gebruiken. Na deze periode dient u voor de volgende programmerings procedure uw eigen PINcode geïnstalleerd te hebben. Wanneer u de speciale installatiecode 1111 gebruikt mag u geen gebruik maken van de noodsleutel: ga NIET naar punt 5. 3. Zet het contact aan wanneer de led weer uit is en laat de LED een aantal keren overeenkomend met de waarde van het eerste cijfer van uw PINcode knipperen (bijvoorbeeld: 1 keer knipperen= 1 is het eerste cijfer) en zet het vervolgens het contact weer uit.. Herhaal deze procedure voor de overige cijfers. Indien er een fout wordt gemaakt, laat u ongeveer 10 seconden voorbijgaan met de contactsleutel in de “UIT” positie, om vervolgens weer bij stap 1 te beginnen. 4. Zet het contact AAN. 5. Steek de noodsleutel in de contactbus van het noodpaneel. De LED gaat continue branden ten teken dat u de u de goede PINcode heeft ingevoerd en de noodsleutel herkend heeft. 6. Houdt toets “A” 5 seconden lang ingedrukt. De LED gaat uit en informeert u met een lang knippersignaal dat u zich in de modetabel bevindt.(zie programmeertabellen) 7. Een snel knippersignaal geeft aan dat de “A” mode is geselecteerd. Een lang knippersignaal geeft aan dat de “A” mode NIET geselecteerd is. Een groep snelle knippersignalen geeft de geselecteerde mode aan: 1 knippersignaal betekent mode A, 2 knippersignalen betekent mode B enzovoorts. Plaats de alarmbedrading zo veel als mogelijk langs de originele bedrading van het voertuig en verbind ze met elkaar d.m.v. de bijgeleverde strips. Gebruik het bijgeleverde schema om alle verbindingen te maken en houd daarbij de volgende punten in de gaten; • de massa behoort te worden aangesloten op een officieel massapunt van het voertuig of op de –pool van de accu • de voedingsdraden behoren te worden aangesloten op een voeding uit de zekeringenkast • de alarmunit is reeds voorzien van interne zekeringen. Bij een storing behoort deze te worden opgelost waarna het systeem weer normaal zal functioneren. • De massa draad (GEEL) van het noodpaneel dient zo dicht mogelijk bij de massa van het alarm te worden gemonteerd. De unit is uitgerust met een interne elektronische zekering. Het is niet nodig zekeringen in de kabelboom toe te voegen of het alarm te open om de interne zekering te vervangen. Bij kortsluiting, wat een goede werking van het systeem verminderd, hoeft u slechts de oorzaak van de kortsluiting weg te nemen om het systeem weer normaal te laten functioneren. Inschakeling binnenverlichting Om de binnenverlichting gedurende 20 seconden in te schakelen, op het moment dat het systeem wordt uitgeschakeld, behoort de blauw/rose draad op de deurschakelaar van het bestuurdersportier te worden aangesloten. PROGRAMMEERINGS PROCEDURE Belangrijk Druk, om de buzzer functie in of uit te schakelen bij in of uitschakeling van het alarmsysteem , binnen 5 sec. op toets ”A” van de handzender nadat de voeding van het systeem is aangesloten. • de voeding voor dit Bridge alarmsysteem behoort niet van de zelfde draad te worden genomen als waarvan de originele startonderbreker de voeding vandaan haalt en mag ook de werking van de bestaande startonderbreker niet beïnvloeden • al zou de bestaande startonderbreker verbonden zijn aan zichtbare componenten, zelfs dan mag dit bij dit Bridge alarmsysteem zeker niet zichtbaar gebeuren 6 7 HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 06DE1624A.p65 6-7 BRIDGE HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 24-01-2001, 12:20 BRIDGE Om van de ene mode naar de volgende mode te gaan drukt u op toets “A” van de handzender totdat het aantal keren knipperen overeenkomt met de gekozen mode. Druk nu op toets “B” van de handzender om de gedane keuze te bevestigen. De duur van het knipperen wordt langer ten teken dat de door u geselecteerde mode geprogrammeerd is. Indien u de huidige instelling niet wilt wijzigen of u herinnert zich de originele programmering niet meer, dan drukt u NIET op toets “B” van de handzender en schakelt de contactsleutel uit; op deze wijze wordt de huidige werkingsmode aangehouden. Om van tabel te veranderen zet u het contact uit en weer aan. De LED gaat uit en informeert u met twee keer langzaam knipperen dat u toegang heeft tot de functietabel. Met hetzelfde systeem (toets “A” van de handzender voor de selectie en toets “B” voor de bevestiging), kunt u de voor u optimale combinatie selecteren. Buzzer volume MODE TABEL CPV sluit relais Werkingsduur Mode A=1 x knippersignaal B=2 x knippersignaal C=3 x knippersignaal D=4 x knippersignaal E=5xknippersignaal F=6 x knippersignaal G=7 x knippersignaal H=8 x knippersignaal 1 x KNIPPERSIGNAAL 1 FUNCTIE TABEL 1 1 A=1xknippersignaal D=4xknippersignaal 2 x KNIPPERSIGNAAL E=5xknippersignaal F=6xknippersignaal 3 3 G=7xknippersignaal 3 3 x KNIPPERSIGNAAL H=8xknippersignaal I=9xknippersignaal N=12xknippersignaal UIT N AA SLEUTEL UIT Buzzer volume: Fabrieks Instelling VOL= 0 SLEUTEL AAN 0 ÷ MAX 8 9 HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 06DE1624A.p65 8168 L=10xknippersignaal M=11xknippersignaal (Sirene/ claxon) Continue Onderbroken Uitgang gestuurd door toets “B” Continue Onderbroken Uitgang gestuurd door toets “B” Continue Onderbroken Uitgang gestuurd door toets “B” Continue Onderbroken Uitgang gestuurd door toets “B” AAN AAN AAN UIT UIT UIT AAN AAN AAN UIT UIT UIT AAN AAN AAN AAN AAN AAN UIT UIT UIT UIT UIT UIT Wit/ rode draad Selectie uitgang 8188 2 SLEUTEL AAN 8115 2 SLEUTEL UIT (startonderbreking) C=3xknippersignaal 2 Fabrieks Instelling N AA Actieve Passieve inschakeling inschakeling B=2xknippersignaal 2 bestuurd door handzender 24 s 24 s bestuurd door handzender bestuurd door handzender 24 s 24 s bestuurd door handzender 1s 1s 24 s bestuurd door handzender 1s 1s 24 s bestuurd door handzender UIT Functie 1 (bruin/ wit) (paarse draad) Door het contact aan en uit te zetten in de functietabel kunt u het buzzer volume programmeren. De LED bevestigt door drie keer langzaam knipperen dat u het volume van de buzzer kunt aanpassen: met toets “A” van de handzender wordt het volume hoger, met toets “B” wordt het volume lager. Den wijzen van knipperen van de LED zijn als volgt getoond: Raamsluit tijd 8-9 BRIDGE HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 24-01-2001, 12:20 BRIDGE AUTO-LEARNING PROCEDURE VOOR NIEUWE AFSTANDSBEDIENINGEN AUTO-LEARNING PROCEDURE VOOR NOODSLEUTELS Indien een afstandsbediening verloren is of slecht begint te functioneren, is het op een eenvoudige manier mogelijk om deze te vervangen. Deze procedure is alleen mogelijk met gebruik van de, aan u geleverde, PIN-CODE. Ga hierbij als volgt te werk; De noodsleutels kunnen tevens het alarmsysteem in- en uitschakelen, net als de afstandsbedieningen. Ze verhogen de beveiligingsgraad gedurende het programmeren. Het gebruik van de noodsleutels vereenvoudigd de nood- en programmeerprocedure. Sluit, om de noodsleutels toe te voegen, het noodpaneel aan zoals aangeven in het aansluitschema en ga daarna als volgt te werk: 1. Schakel het alarm-systeem uit. 2. Leg alle afstandsbedieningen klaar welke u wilt gaan gebruiken voor dit voertuig 3. Zet het contact aan, druk op beide knopjes van de afstandsbediening tot de LED op de afstandsbediening dooft. 4. Laat de knopjes los en controleer of de LED van de afstandsbediening continu blijft oplichten. Herhaal stap 3 en 4 voor alle afstandsbedieningen en zet hierna het contact uit. 5. Zet het contact aan en weer uit en doe dit 3x binnen 5 seconden. 6. De LED zal 3 seconden gaan oplichten ten teken dat u de PIN-CODE kunt invoeren. 7. Zet het contact aan, nadat de LED uit is, en laat de LED vervolgend net zo vaak knipperen als de waarde van het eerste cijfer van de PIN-CODE (volgens het voorbeeld; 2 is het eerste cijfer = 2 keer oplichten), zet hierna het contact direct uit. Herhaal deze procedure voor de overige cijfers. Indien u denkt een fout te hebben gemaakt, laat u het contact ongeveer 10 seconden uit staan, waarna u weer vanaf stap 5 begint. 8. Zet nu, indien er géén noodsleutels op het systeem zijn geprogrammeerd, het contact aan, de LED op het dashboard gaat nu onafgebroken oplichten ten teken dat de juiste PIN-CODE is ingevoerd. Zet, indien er wél noodsleutels op het systeem zijn geprogrammeerd, het contact aan en druk daarna één van de noodsleutels tegen de ontvanger, de LED zal nu gaan oplichten ten teken dat én de juiste PIN-CODE is ingegeven én dat hij de geprogrammeerde noodsleutel heeft herkend. 9. Druk op 1 van de 2 knoppen van de afstandsbediening, controleer of de LED van de afstandsbediening knippert en of de LED op het dashboard ongeveer 1 seconde lang uit gaat. 10. Herhaal stap 9 voor alle afstandsbedieningen welke je op dit voertuig wilt programmeren 11. De programmeerprocedure kan op elk gewenst moment worden onderbroken door het contact uit te schakelen. Raadpleeg pagina 24, waar als voorbeeld de bovenstaande procedure schematisch wordt weergegeven. Het voorbeeld gebruikt de (PIN) 2341. Opmerking: Zodra er een nieuwe afstandsbediening aan het systeem is toegevoegd zullen alle oude, voorheen geprogrammeerde afstandsbedieningen, uit het geheugen worden gewist. Indien u deze toch wilt blijven gebruiken, behoren deze te worden hergeprogrammeerd. Er kunnen maximaal steeds 4 afstandsbedieningen per voertuig geprogrammeerd worden. 1. Schakel het alarm-systeem uit. 2. Leg alle noodsleutels klaar welke u wilt programmeren (maximaal 4), zowel de nieuwe als ook de reeds bestaande, want ook deze behoren opnieuw te worden geprogrammeerd. 3. Zet het contact aan en weer uit en doe dit 3x binnen 5 seconden. 4. De LED zal gedurende 3 seconden gaan oplichten ten teken dat de PIN-CODE kan worden ingevoerd (zie volgende bladzijde). 5. Zet het contact aan, nadat de LED uit is, en laat de LED vervolgens net zo vaak knipperen als de waarde van het eerste cijfer van de PIN-CODE (volgens het voorbeeld; 2 is het eerste cijfer = 2 keer oplichten), zet hierna het contact direct uit. Herhaal deze procedure voor de overige cijfers. Indien u denkt een fout te hebben gemaakt, laat u het contact dan ongeveer 10 seconden uit staan, waarna u weer vanaf stap 5 begint. 6. Zet nu, indien er géén noodsleutels op het systeem zijn geprogrammeerd, het contact aan, de LED op het dashboard gaat nu onafgebroken oplichten ten teken dat de juiste PIN-CODE is ingevoerd. Zet, indien er wél noodsleutels op het systeem zijn geprogrammeerd, het contact aan en druk daarna één van de reeds voorheen geprogrammeerde noodsleutels tegen de ontvanger, de LED zal nu gaan oplichten ten teken dat én de juiste PIN-CODE is ingegeven én dat hij de geprogrammeerde noodsleutel heeft herkend. 7. Druk de eerste noodsleutel ongeveer 1 seconde tegen de ontvanger: de LED zal uitgaan en vervolgens weer aan gaan om aan te geven dat de programmering is geaccepteerd. 8. Herhaal stap 7 voor alle noodsleutels welke je wilt gaan gebruiken, dus ook de reeds eerder gebruikte. 9. De programmeerprocedure kan op elk gewenst moment worden onderbroken door het contact uit te schakelen. Raadpleeg pagina 24, waar als voorbeeld de bovenstaande procedure schematisch wordt weergegeven. Het voorbeeld gebruikt de (PIN) 2341. N.B: Wanneer een nieuwe elektronische noodsleutel geprogrammeerd wordt, zet het systeem de vorige sleutels automatisch buiten spel. Wilt u deze laten functioneren, dan dient u ze opnieuw op het systeem te programmeren. Het systeem kan te hoogste met 4 sleutels werken. Wanneer het systeem al is uitgerust met elektronische noodsleutels, dan is de toegang tot de programmering en autolearning procedures ondergeschikt aan de sleutel en PIN identificatie. 10 11 HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 06DE1624A.p65 10-11 BRIDGE HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 24-01-2001, 12:20 BRIDGE Volumetrische en perimetrische beveiliging functioneringstest PIN CODE VOORBEELD PIN CODE = 2341 Vo e r d e t e s t u i t i n d e a a n g e g eve n vo l g o r d e n a d a t p o r t i e r e n , m o t o r k a p e n kofferdeksel gesloten zijn. De test dienen te worden uitgevoerd binnen de 40 seconden insteltijd. Het alarm zal inschakelen (sirene en knipperlichten) indien deze tijd is overschreden. ON 3 SEC. AAN ON a UIT UIT AAN + O FF O FF ON CONTACT UIT AAN + CONTACT O FF ON = OK ALLEEN VOOR VERSIES MET ULTRASOON CONTACT VOOR ALLE VERSIES MAX 5 SEC. PERIMETRISCHE BEVEILIGINGSTEST mod. 7777 AAN b 341 d 2 41 1 O FF LED AAN X 4 LED AAN X 1 AAN mod. 7779 A Steek een hand in de auto en zwaai hiermee ter hoogte va n d e vo o r s t e hoofdsteunen. Indien de LED snel begint te knipperen werkt de sensor prima. UIT H e r h a a l d e ze t e s t vo o r d e andere portieren, het kofferdeksel en de motorkap. Schakel het systeem uit door o p k n o p “ A ” t e d r u k ke n e n sluit de zijruiten. OK Schakel het systeem uit door op knop “A” van de afstandsbediening te drukken. De knipperlichten zullen 1 keer oplichten. De centrale vergrendeling zal de por tieren en het kofferdeksel openen en de LED zal uit gaan. Schakel het systeem in door op knop “A’te drukken en sla met de vuist op de ruiten. De LED behoor t op dezelfde manier te gaan knipperen. ON 12 13 HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 06DE1624A.p65 Schakel het systeem in door op k n o p “ A ” va n d e a f s t a n d s b e d i e n i n g t e d r u k ke n . De knipper lichten zullen 2 keer oplichten. De centrale deur vergrendeling zal de p o r t i e r e n e n h e t ko f fe r d e k s e l afsluiten. De LED begint te knipperen. O p e n e e n p o r t i e r m . b . v. d e sleutel. De buzzer in de sirene zal een continu pieptoon geven. Het signaal zal stoppen indien het por tier wederom wordt dicht gedaan. UIT O FF ON B B O FF ON 2 34 Schakel het systeem in door op knop “A” te drukken. Over tuig uzelf er van dat er in het inzittendencompar timent n i e t s k a n b ewe g e n . S l u i t d e portieren, motorkap en kofferdeksel en laat 2 zijruiten a a n 1 k a n t o n g eve e r 1 0 c m open staan. UIT ON AAN e LED AAN X 3 AAN 23 A O FF ON AAN c UIT LED AAN X 2 12-13 BRIDGE HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE 24-01-2001, 12:20 BRIDGE 12V Code INTRODUCTION Cette notice contient toutes les informations sur les opérations nécessaires pour installer le système d’alarme et pour le configurer conformément aux exigences du client et aux dispositions de la loi en vigueur dans Votre Pays. Vous trouverez la description de chaque fonction dans la notice d’utilisation. Le résumé ciaprès sert pour l’installation. DESCRIPTION DES FONCTIONS • • • • • • • • • • • • Activation/désactivation au moyen de radiocommandes à code dynamique. Protection de l’habitacle par un détecteur à ultrasons qui ne nécessite aucun réglage de la sensibilité. Protection périmétrique. Le système d’alarme étant en veille, au bout de 40 secondes la sirène sonne en cas d’ouverture d’une porte, du coffre ou du capot. Protection contre les tentatives de démarrage. Le système d’alarme étant en veille le moteur est bloqué ; au bout de 40 secondes une tentative de mise en marche du moteur provoque une alarme. En cas d’alarme la sirène sonne pendant 30 secondes et les indicateurs de direction clignotent. Contrôle du système original de verrouillage centralisé des portes et du coffre. Indicateur LED d’état du système avec fonction de mémoire des alarmes intervenues. Un circuit de sécurité empêche l’activation du système quand le moteur tourne. Alarme panique. Exclusion des ultrasons et / ou d’un détecteur extérieur éventuel. Apprentissage des radiocommandes et des clés électroniques. Clés électroniques de secours. 14 15 NOTICE DE MONTAGE 06DE1624A.p65 14-15 BRIDGE BRIDGE NOTICE DE MONTAGE 24-01-2001, 12:20 FONCTIONS DES TOUCHES DE LA RADIOCOMMANDE Touche A: Touche B: active/désactive l’alarme et le dispositif d’immobilisation, permet l’accès à la programmation, augmente le volume du buzzer et sélectionne la ligne dans les tableaux de programmation. MISE EN PLACE DES ELEMENTS DU SYSTEME active/désactive l’alarme panique, désactive le dispositif d’immobilisation, exclut l’entrée ultrasons et l’entrée des détecteurs supplémentaires, active la fonction dans les tableaux de programmation. Placez l’alarme dans l’habitacle, loin des sources de chaleur. Pour sa fixation, utilisez les vis fournies en prenant soin d’orienter le connecteur vers le bas. Placez le module de blocage du moteur dans l’habitacle, dans une position difficile à atteindre. Pour sa fixation, utilisez les vis fournies. ATTENTION ! Ce produit est configuré pour satisfaire les exigences de la Directive Européenne pour les systèmes d’alarme. L’utilisation de la fonction buzzer n’est admise que pour les marchés hors de l’Europe. Son activation invalide l’homologation. Avant de commencer l’installation, débranchez le câble négatif de la batterie ; il ne faudra le rebrancher qu’à la fin de l’installation. Ce système est compatible avec les véhicules automobiles ayant une batterie de 12 V avec négatif à la masse. 1. Centrale d’alarme et module de blocage du moteur (S’il est prévu) 2. Sirène (Si elle est prévue) Montez la sirène dans le compartiment moteur, en l’orientant de la manière indiquée. Choisissez une position difficile à atteindre, pour éviter toute possibilité de manipulation. Détecteur à ultrasons Installez les têtes sur la partie haute des montants du pare-brise avant ou de la lunette arrière, en veillant à ce qu’elles ne soient pas couvertes par les pare-soleil abaissés. Si la voiture a le toit ouvrant, il ne faut pas installer les têtes sur la planche de bord. Vérifiez la bonne orientation des têtes pendant l’exécution du test de bon fonctionnement du système. Ce système d’alarme monte un détecteur qui n’exige aucun réglage. Il s’adapte à tout type de voiture, quel que soit le volume de l’habitacle. Détecteur de bris de glace (S’il est prévu) Nous recommandons de placer le micro au centre de la voiture, mieux encore sur le tableau de bord en l’orientant vers la lunette arrière. Cette position permet d’obtenir une sensibilité uniforme. Bouton du capot Utilisez le matériel fourni dans le kit. A la fin de l’installation, vérifiez que le capot presse le bouton pour au moins 5 mm. Le bouton ne doit pas appuyer sur les panneaux insonorisants ou sur la tôle extérieure de la carrosserie car ces matériaux pourraient se déformer dans le temps. 16 17 NOTICE DE MONTAGE 06DE1624A.p65 16-17 BRIDGE BRIDGE NOTICE DE MONTAGE 24-01-2001, 12:20 Antenne PROGRAMMATION DES FONCTIONS L’antenne est fondamentale pour le fonctionnement du système de radiocommande. Il ne faut pas couper, enrouler le câble ou le relier à un autre câble ou à la carrosserie. Montez l’antenne à une distance d’au moins 20 mm des parties métalliques et la maintenir séparée du câblage. Les caractéristiques de fonctionnement de cette alarme sont programmables. Il n’y a aucun commutateur ou trimmer à monter ou régler. Les fonctions programmables ont été divisées en trois tableaux: modes, fonctions et buzzer. Connexions électriques ACCES A LA PROGRAMMATION Se rapporter aux schémas électriques annexés pour la réalisation des connexions, sans oublier: • de mettre en place le câblage d’alarme en même temps que le câblage du véhicule, • de dériver la masse d’un point de masse original du véhicule ou bien la relier directement au pôle négatif de la batterie, • de vérifier, avant la connexion de la batterie, que le positif et le négatif du système d’alarme ont été branchés, • de relier le négatif du panneau de secours (fil jaune) avec le négatif d’alimentation de la centrale d’alarme, le plus près possible de celle-ci. Pour avoir accès à la programmation, la procédure est la suivante: 1. Etablissez et puis coupez le contact en tournant la clé 3 fois en l’espace de 5 secondes. 2. La LED clignote une fois pour signaler que vous pouvez entrer votre code personnel (PIN) ou le code spécial d’installation 1111. Il est possible d’utiliser le code spécial 1111 à la fin de l’installation pour une durée qui correspond aux 20 premières opérations d’activation/ désactivation. Après quoi le code spécial ne sera plus reconnu. Pour toute modification successive de la programmation il faudra utiliser le code personnel PIN. Si vous utilisez le code spécial 1111, la clé électronique n’est pas nécessaire et donc l’opération décrite au point 5 n’est pas à faire. 3. Dès que l’indicateur à LED s’éteint, établissez le contact et laissez clignoter l’indicateur un nombre de fois correspondant à la valeur du premier chiffre de votre code PIN (dans l’exemple: 1 clignotement = 1 est le premier chiffre), puis coupez le contact. Répétez cette procédure pour les autres chiffres. Si vous avez le doute d’avoir commis une erreur, laissez passer environ 10 secondes, la clé de contact étant en position de tableau hors tension, sans effectuer aucune opération, puis recommencez à partir du point 1. 4. Etablissez le contact pour mettre le tableau sous tension. 5. Mettez une clé électronique dans le panneau de secours. La LED s’allume de manière fixe pour signaler que vous avez introduit le bon code personnel (PIN) et qu’il a reconnu la clé électronique. (Cette opération n’est pas nécessaire si vous avez utilisé le code spécial 1111 au point 2). 6. Appuyez 5 secondes sur le bouton “A”. L’indicateur à LED s’éteint et se rallume avec un clignotement long pour vous informer que vous êtes dans le tableau des modes. 7. Un clignotement court signale que le mode A n’est pas sélectionné. Un clignotement long signale que le mode A a été sélectionné. 1 clignotement pour le mode A, 2 clignotements pour le mode B et ainsi de suite. Le produit est équipé de fusibles électroniques à l’état solide qui le protègent contre les courts-circuits sans aucun dommage. En cas de court-circuit il suffira d’éliminer la cause qui l’a provoqué pour remettre le système en état de marche. Allumage de l’éclairage automatique Pour rendre disponible cette fonction, vous devez relier le fil ROSE/BLEU sur le bouton de la porte côté volant, comme il est indiqué dans le schéma d’installation. L’éclairage automatique s’allume pendant 20 secondes lors de la désactivation du système d’alarme. Buzzer Pour activer/désactiver la fonction buzzer, lors de la mise en / hors service il est nécessaire d’appuyer sur la touche ‘A’ de la radiocommande dans les 5 secondes qui suivent la mise sous tension: • si le système répond par un clignotement des indicateurs de direction, la fonction buzzer est désactivée; • par contre, si le système répond par un signal sonore associé à un clignotement des indicateurs de direction, la fonction buzzer est activée. 18 19 NOTICE DE MONTAGE 06DE1624A.p65 18-19 BRIDGE BRIDGE NOTICE DE MONTAGE 24-01-2001, 12:20 Pour passer d’un mode au suivant, appuyez sur la touche A de la radiocommande jusqu’à obtenir un nombre de clignotements qui équivaut au mode choisi. Appuyez ensuite sur la touche B de la radiocommande pour confirmer le choix que vous avez fait ; la durée des clignotements sera plus longue pour signaler que le mode que vous avez choisi a été programmé. Si vous ne voulez pas changer la configuration actuelle ou si vous ne vous souvenez pas de la programmation originale, n’appuyez PAS sur la touche B de la radiocommande et procédez en coupant le contact. De cette manière le mode de fonctionnement courant sera maintenu. Par contre, si vous voulez passer au tableau des fonctions, tournez la clé de contact sur OFF et puis sur ON. Le système confirme le changement de tableau par deux clignotements longs du témoin à LED. Après quoi vous pourrez choisir la fonction désirée en suivant les mêmes modalités du point 7. TABLEAU DES MODES Temporisation Relais Fermeture Mode A = 1 clignotement B = 2 clignotements C = 3 clignotements D = 4 clignotements E = 5 clignotements F = 6 clignotements G = 7 clignotements H = 8 clignotements contrôlée par TX 24 s 24 s contrôlée par TX contrôlée par TX 24 s 24 s contrôlée par TX 1s 1s 24 s contrôlée par TX 1s 1s 24 s contrôlée par TX O FF Valeur de consigne ON TABLEAU DES FONCTIONS Fonction CLE OFF Activation automatique CLE ON Antidistraction Sélection sortie fil blanc/rouge (immobilisation) Les modalités de clignotement de l’indicateur à LED sont les suivantes: 1 1 1 1 2 2 2 3 3 3 O FF CLE OFF Volume buzzer: ON CLE ON Valeur de consigne VOL = 0 0 à MAX 20 21 NOTICE DE MONTAGE 06DE1624A.p65 sortie continue sortie intermittente sortie contrôlée par la touche B sortie continue sortie intermittente sortie contrôlée par la touche B sortie continue sortie intermittente sortie contrôlée par la touche B sortie continue sortie intermittente sortie contrôlée par la touche B 8168 3 CLIGNOTEMENTS ( klaxon/sirène ) ON ON ON OFF OFF OFF ON ON ON OFF OFF OFF ON ON ON ON ON ON OFF OFF OFF OFF OFF OFF 8188 2 2 CLIGNOTEMENTS A = 1 clignotement B = 2 clignotements C = 3 clignotements D = 4 clignotements E = 5 clignotements F = 6 clignotements G = 7 clignotements H = 8 clignotements I = 9 clignotements L = 10 clignotements M = 11 clignotements N = 12 clignotements 8115 1 CLIGNOTEMENT (fil marron/blanc) (fil violet) Réglage du volume du buzzer Pour régler le volume du buzzer il est nécessaire d’entrer en programmation jusqu’à la table des fonctions; ensuite tournez la clé sur OFF et puis sur ON. Le système confirme le changement de table par trois clignotements longs. Appuyez ensuite sur la touche A de la radiocommande pour augmenter le volume du buzzer; en appuyant sur B le volume diminue. Temporisation vitres 20-21 BRIDGE BRIDGE NOTICE DE MONTAGE 24-01-2001, 12:21 PROCEDURE D’ASSOCIATION DE NOUVELLES RADIOCOMMANDES PROCEDURE D’ASSOCIATION DE CLES ELECTRONIQUES SUPPLEMENTAIRES DE SECOURS (AUTO-APPRENTISSAGE) (AUTO-APPRENTISSAGE) Si vous perdez une radiocommande ou si elle ne fonctionne pas correctement, son remplacement est possible en condition de sécurité car cette opération n’est permise qu’en utilisant le code personnel (PIN) et la clé de secours. La procédure est la suivante: 1. Désactivez le système d’alarme. 2. Préparez toutes les radiocommandes que vous voulez associer. 3. Etablissez le contact, appuyez sur les deux touches de la nouvelle radiocommande jusqu’à ce que l’indicateur à LED de cette dernière cesse de clignoter et s’éteint. 4. Relâchez les touches et vérifiez que l’indicateur de la radiocommande s’allume de manière fixe. Répétez les opérations décrites aux points 3 et 4 pour toutes les radiocommandes à associer, puis coupez le contact. 5. Etablissez et puis coupez le contact en tournant la clé de contact 3 fois en l’espace de 5 secondes. 6. La LED s’allume pendant 3 secondes pour signaler que vous pouvez entrer votre code personnel (PIN). 7. Dès que l’indicateur à LED s’éteint, établissez le contact et laissez la LED clignoter un nombre de fois correspondant à la valeur du premier chiffre de votre code PIN (dans l’exemple : 2 clignotements = 2 est le premier chiffre), puis coupez le contact. Répétez cette procédure pour les autres chiffres. Si vous avez le doute d’avoir commis une erreur, laissez passer environ 10 secondes, la clé étant en position de tableau hors tension, sans effectuer aucune opération, puis recommencez à partir du point 5. 8. Tournez la clé de contact sur la position “tableau sous tension” et puis introduisez la clé électronique de secours. La LED s’allume de manière fixe pour signaler que vous avez introduit le bon code personnel (PIN) et que la clé a été reconnue. 9. Appuyez sur une des deux touches de la radiocommande ; vérifiez que l’indicateur à LED de la radiocommande clignote et que le témoin sur le tableau de bord s’éteint pendant environ une seconde. 10. Répétez l’opération décrite au point 9 pour toutes les radiocommandes que vous voulez associer. 11. La procédure d’apprentissage peut être interrompue à tout moment en tournant simplement la clé de contact sur la position “tableau hors tension”. Le graphique à la page 24 illustre la procédure décrite. L’exemple se réfère à un code personnel hypothétique (PIN) 2341. Les clés électroniques remplacent la radiocommande à tous les effets. Elles rendent plus sûres les opérations d’association de nouvelles radiocommandes et la programmation. La procédure est la suivante: 1. 2. 3. 4. Désactivez le système d’alarme. Préparez toutes les clés électroniques que vous voulez associer. Etablissez et puis coupez le contact en tournant la clé 3 fois en l’espace de 5 secondes. L’indicateur à LED s’allume pendant 3 secondes pour signaler que vous pouvez entrer votre code personnel (PIN). 5. Dès que l’indicateur à LED s’éteint, établissez le contact et laissez la LED clignoter un nombre de fois correspondant à la valeur du premier chiffre de votre code PIN (dans l’exemple: 2 clignotements = 2 est le premier chiffre), puis coupez le contact. Répétez cette procédure pour les autres chiffres. Si vous avez le doute d’avoir commis une erreur, laissez passer environ 10 secondes, la clé étant en position de tableau hors tension, sans effectuer aucune opération et puis recommencez à partir du point 4. 6. Tournez la clé de contact sur la position “tableau sous tension” et puis introduisez la clé électronique de secours. La LED s’allume de manière fixe pour signaler que vous avez introduit le bon code personnel (PIN) et que la clé a été reconnue. 7. Introduisez la clé électronique dans le panneau de secours pendant environ une seconde. L’indicateur à LED s’éteint et se rallume pour signaler que la clé électronique a été associée au système. 8. Répétez l’opération décrite au point 7 pour toutes les clés électroniques que vous voulez associer. 9. La procédure d’apprentissage peut être interrompue à tout moment en tournant simplement la clé de contact sur la position “tableau hors tension”. Le graphique à la page 24 illustre la procédure décrite. L’exemple se réfère à un code personnel hypothétique (PIN) 2341. Nota: Quand vous associez une nouvelle clé électronique, le système met automatiquement hors service les clé utilisées auparavant. Pour les maintenir en service, vous devrez les associer de nouveau. Le système peut fonctionner avec un maximum de 4 clés électroniques. Nota: Quand vous associez une nouvelle radiocommande, le système met automatiquement hors service les radiocommandes utilisées auparavant. Pour les maintenir en service, vous devrez les associer de nouveau. Le système peut fonctionner avec un maximum de 4 radiocommandes. 22 23 NOTICE DE MONTAGE 06DE1624A.p65 22-23 BRIDGE BRIDGE NOTICE DE MONTAGE 24-01-2001, 12:21 TESTS DE BON FONCTIONNEMENT DU DETECTEUR A ULTRASONS ET DE LA PROTECTION PERIMETRIQUE EXEMPLE PIN CODE PIN CODE = 2341 ON 3 SEC. OFF ON + O FF ON a OFF ON O FF ON IGN OFF ON + IGN Effectuez les contrôles dans l’ordre indiqué, après avoir fermé les portes, le capot et le coffre. Les opérations d’essai doivent être effectuées 5 secondes après l’activation et dans les 40 secondes d’inhibition. Après quoi une situation d’alarme se produira (sirène et clignotement des indicateurs de direction). O FF ON = OK VERSIONS AVEC DETECTEUR VOLUMETRIQUE A ULTRASONS IGN MAX 5 SEC. POUR TOUTES LES VERSIONS CONTROLE DE LA PROTECTION DES PORTES mod. 7777 b 341 d 2 41 1 2 34 Appuyez sur le bouton “A” pour activer l’alarme. Vérifiez qu’il n’y a aucun objet en mouvement dans l’habitacle. Fermez les portes, le capot, le coffre et descendez de 10 cm les deux vitres du même côté. OFF O FF LED ON X 4 LED ON X 1 Agitez une main à travers la vitre ouverte, à la hauteur des appuistête avant. Si l’indicateur à LED clignote rapidement, le détecteur est en train de fonctionner correctement. OFF OFF Désactivez l’alarme en appuyant sur la touche “A” et fermez les vitres. O FF ON ON OK Activez l’alarme au moyen du bouton “A” et puis tapotez avec le paume de la main sur toutes les vitres. L’indicateur à LED doit continuer à clignoter normalement. ON 24 mod. 7779 A Appuyez sur le bouton “A” de la radiocommande pour activer l’alarme. Les indicateurs de direction clignotent deux fois. Le portes se ferment. La LED clignote. Ouvrez une porte avec la clé. Le buzzer émet un son continu. En verrouillant la porte le signal cesse. Répétez cette opération pour les autres portes reliées, le capot et le coffre. Désactivez l’alarme au moyen du bouton “A” de la radiocommande. Les indicateurs de direction clignotent une fois. Les portes s’ouvrent et la LED s’éteint. 25 NOTICE DE MONTAGE 06DE1624A.p65 B B O FF ON ON e LED ON X 3 ON ON 23 A O FF ON ON c OFF LED ON X 2 ON 24-25 BRIDGE BRIDGE NOTICE DE MONTAGE 24-01-2001, 12:21 INSTALLATIE CERTIFICAAT CERTIFICAT D’INSTALLATION TECHNISCHE SPECIFICATIES VAN HET SYSTEEM nominale spanning bedrijfsspanning stroomverbruik bij standaard configuratie (alarm met ultrasoon, motoronderbreking en LED) - uitgeschakeld - ingeschakeld bedrijfstemperatuur akoestisch vermogen 12VDC 9/16VDC bij 12 VDC < 10 mA < 14 mA -40/+85 °C >118 dB(A) a 1 m Ondergetekende, installateur, verklaart de installatie van het alarmsysteem van het hieronder beschreven voertuig eigenhandig te hebben geïnstalleerd overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant. L’installateur soussigné certifie avoir installé personnellement le dispositif d’alarme du véhicule décrit ciaprès dans le respect des instructions du fabricant. INSTALLATIE DETAILS INFORMATIONS SUR L’INSTALLATION INBOUWSTATION /INSTALLATEUR A/C NO. ADRES / ADRESSE POSTCODE /CODE POSTAL TELEFOON DATUM VAN INSTALLATIE DATE D’INSTALLATION CARACTERISTIQUES TECHNIQUES DU SYSTEME Tension nominale d’alimentation 12 V cc Tension de fonctionnement 9 - 16 V cc Consommation de la configuration standard (alarme avec détecteur ultrasons, module d’arrêt moteur et LED) à 12 Vcc - hors veille < 10 mA - en veille < 14 mA Température de fonctionnement -40°C / +85°C Puissance sonore >118 dB(A) à 1 m PRODUCTOMSCHRIJVING DESCRIPTION DU PRODUIT MERK / MARQUE TYPE / TYPE GOEDKEURINGSNUMMER / NUMERO D’HOMOLOGATION DATUM DATE HANDTEKENING / SIGNATURE GEGEVENS VAN DE AUTO INFORMATIONS SUR LE VEHICULE MERK /MARQUE CHASSISNUMMER MODEL / MODELE KENTEKEN / PLAQUE Het systeem voldoet aan de volgende regels: Le système est conforme aux règlements suivants: KLANTGEGEVENS / EIGENAAR VAN HET VOERTUIG INFORMATIONS SUR LE CLIENT / PROPRIETAIRE DU VEHICULE EUROPESE RICHTLIJNEN / DIRECTIVES EUROPEENNES NAAM / NOM Commission Directive 95/56/EC of 8 November 1995 Commission Directive 95/54/EC of 31 October 1995 Commission Directive 89/336/EEC of 3 May 1989 ADRES / ADRESSE VOORNAAM / PRENOM POSTCODE /CODE POSTAL TELEFOON JAARLIJKSE SYSTEEM CONTROLE CONTROLES ANNUELS DU SYSTEME VERZEKERINGS SPECIFICATIES / PRESCRIPTIONS TECHNIQUES D’ASSURANCE THATCHAM SRA DATUM DATE INSTALLATEUR INSTALLATEUR A/c NO. INTERNATIONALE NORMEN / NORMES INTERNATIONALES DATUM DATE INSTALLATEUR INSTALLATEUR A/c NO. DATUM DATE INSTALLATEUR INSTALLATEUR A/c NO. IEC 839 - 10 - 1 - Alarm systems for road vehicles 12 - 1995 26 27 BRIDGE 06DE1624A.p65 26-27 24-01-2001, 12:21 DELTA ELETTRONICA s.p.a. via Astico 41 - 21100 VARESE - ITALY 06DE1624A 01/01 06DE1624A.p65 www.cobra.it 28 24-01-2001, 12:21 Art. 8100 CENTRALE DEURVERGRENDELING - VERROUILLAGE CENTRALISE A ORANJE ORANGE PAARS VIOLET BLAUW BLEU D C B MOTEUR ADDITIONNEL ORANJE ORANGE PAARS VIOLET BRUIN MARRON + ORANJE EXTRA MOTOR ORANGE (-) ORANJE / PAARS (+) ORANGE / VIOLET PAARS VIOLET (-) ORANJE (+) ORANGE PORTIERMOTOR (REEDS BESTAAND) MOTEUR DE LA PORTE (MONTE D’ORIGINE) GRIJS / ZWART VIOLET / ORANGE VIOLET / ORANGE VIOLET / ORANGE + GRIS / NOIR PAARS / ORANJE PAARS / ORANJE PAARS / ORANJE GEEL / ZWART + PAARS VIOLET GEEL / ZWART JAUNE / NOIR GEEL / ZWART JAUNE / NOIR JAUNE / NOIR NIET GEBRUIKT (AFISOLEREN) GEEL / ZWART JAUNE / NOIR GRIJS / ZWART GRIS / NOIR GRIJS / ZWART GRIS / NOIR GRIJS / ZWART GRIS / NOIR VOERTUIGEN ZONDER STUURMOTORTJE IN HET BESTUURDERPORTIER VOITURES SANS ACTIONNEUR DANS LA PORTE COTE VOLANT VOERTUIGEN MET EEN MASSA-SCHAKELENDE CDL VOITURES AVEC VERROUILLAGE A COMMANDE NEGATIVE NON UTILISES (A ISOLER) DIRECTE AANSTURING OP ORIGINELE DEURMOTOR (CHRYSLER JEEP, TWINGO) COMMANDE DIRECTE DU MOTEUR D’ORIGINE DANS LA PORTE (CHRYSLER, JEEP, TWINGO) VOERTUIGEN MET EEN PLUS-SCHAKELENDE CDL VOITURES AVEC VERROUILLAGE A COMMANDE POSITIVE +/- F E + 4007 ORIGINELE CLAXON POLARITIET CHECKEN POLARITE DE COMMANDE +/- + AVERTISSEUR SONORE ORIGINAL K4 WIT / ROOD K4 BLANC / ROUGE K4 WIT / ROOD K4 BLANC / ROUGE 85 36 4007 85 36 30 87 EXTRA RELAIS RELAIS SUPPLEMENTAIRE EXTRA UITGANG VIA AFSTANDSBEDIENING (KNOP “B”) CONNEXION SORTIE ACCESSOIRES (TOUCHE B) UITGANG VOOR - Openen koffer - Andere aansturing SORTIE DE COMMANDE - Ouverture coffre - Autres dispositifs NAAR DE CDL-REGELUNIT OF NAAR DE CDL-BEDIENINGSKNOP VERS LA CENTRALE DE VERROUILLAGE CENTRALISE OU VERS LE BOUTON DE COMMANDE AANSLUITING EXTRA UITGANG - CONNEXIONS DE LA SORTIE SUPPLEMENTAIRE + 30 M 30 87 -/+ EXTRA RELAIS RELAIS SUPPLEMENTAIRE Kies voor onderbrekende uitgang Sélectionner la sortie intermittente CLAXON AANSLUITEN M.B.V. EEN EXTRA RELAIS CONNEXION DE L’AVERTISSEUR SONORE AVEC RELAIS SUPPLEMENTAIRE Art. 8100 Fig. A MONTAGE NOODPANEEL MONTAGE DU PANNEAU DE SECOURS An RO te nn Ø 16 mm. 40 ÷ 45 mm. e/ An ten ne 1,5 mm. ÷ 4,5 mm. OD RO UG E G RO E N VERT MOTOR ONDERBREKING G RO E N VERT 24 12 21 BLOCAGE MOTEUR Rx - US 18 13 1 Tx - US Z WA RT NOIR (21) W I T / RO O D BLANC / ROUGE Zie schema : E F Voir schéma : E F G E E L / B L AU W JAUNE/BLEU (18) G R I J S GRIS 3A (+30) (CODE) VEREIST: (GND) Voedingsdraad waarvan de + niet wegvalt tijdens starten CENTRALE DEURVERGRENDELING OBLIGATOIRE : VERROUILLAGE CENTRALISE (GND) (1) (1) (2) (2) (+15) RO O D ROUGE Z WA RT INGANG EXTRA SENSOR ENTREE DETECTEUR ADDITIONNEL Positif après contact toujours présent, même en phase de démarrage. Zie schema’s: A B C D Voir schémas: A B C D B L AU W / RO S E BLEU / ROSE 1° MOTOR ONDERBREKING er 1 BLOCAGE MOTEUR B L AU W BLEU 2° MOTOR ONDERBREKING e 2 BLOCAGE MOTEUR (+ 15) Ontsteking après contact 3A + 15 G RO E N / RO O D VERT / ROUGE 3A 15A RO O D ROUGE NOIR De massa draad van het noodpaneel dient zo dicht mogelijk bij de massa van het alarm te worden gemonteerd. Le négatif d’alimentation du panneau de secours sera relié le plus près possible du négatif d’alimentation de la centrale d’alarme. De massa van de sirene dient gemonteerd te worden op de negatieve pool van de accu. Le négatif d’alimentation de la sirène sera relié au négatif de la batterie. GND Z WA RT NOIR GEEL JAUNE GEEL JAUNE B RU I N / W I T MARRON / BLANC NEGATIEVE COMFORT-UITGANG VOOR RAAMSLUITMODULE SORTIE NEGATIVE VITRES CONFORT GEEL JAUNE NOODPANEEL: Zie Fig. A PANNEAU DE SECOURS: cf. Fig. A G RO E N / RO O D VERT / ROUGE RO S E ROSE B RU I N MARRON NEGATIEVE UITGANG INDIEN HET SYSTEEM IS INGESCHAKELD SORTIE NEGATIVE SYSTEME ACTIVE