top 100 woordjes 1. ainsi 2. bien sûr 3. désormais

top 100 woordjes
1. ainsi
2. bien sûr
3. désormais
4. surtout
5. selon
6. puisque
7. puis
8. depuis
9. dont
10. donc
11. peut-être
12. tard
13. si
14. aussi
15. à peine
16. avec peine
17. bien
18. tant que
19. au cours de
20. près de
21. quelque 200
22. tout à fait
23. alors que
24. bien que
25. avant que
26. dès que
27. pour que
28. afin que
29. quoique
30. quoi que
31. certes
32. or
33. cependant
34. pourtant
35. ne -- guère
36. trop
37. à propos de
38. peu
39. partout
40. aussitôt
41. en effet
42. dans le domaine de
43. apprendre
44. sans que
45. toutefois
46. toujours est-il que
47. lorsque
48. plutôt
49. de sorte que
50. à tort
zo, dus
natuurlijk
voortaan, tegenwoordig
vooral
volgens
immers, omdat
daarna, verder
sinds, sindsdien
waarvan, waar—
dus, dan, toch
misschien
laat
als/indien, of, zo, jawel
ook, dan ook/daarom; aussi -- que even -- als
nauwelijks
met moeite
goed, wel, zeer
zolang
In de loop van
bij, dicht bij, tegen, ongeveer
ongeveer 200
helemaal
terwijl
hoewel
voordat
zodra
opdat, zodat
opdat, zodat
hoewel
wat ook
zeker
welnu
evenwel, echter, inmiddels
toch
nauwelijks
te, teveel
naar aanleiding van, over
weinig
overal
onmiddellijk
want, inderdaad
op het gebied van
leren, vertellen, vernemen
zonder dat
echter, evenwel
hoe het ook zij..
toen, wanneer
liever, eerder
zodat
ten onrechte
51. sans doute
52. en vain
53. comme
54. parmi
55. bientôt
56. lors de
57. ailleurs
d’ ailleurs
par ailleurs
58. jadis
59. ne -- que
60. tandis que
61. naguère
62. le lendemain
63. la veille
64. en fin de compte
65. soit --- soit
66. tantôt --- tantôt
67. en revanche
68. sauf
69. tout au plus
70. davantage
71. Il s’agit de
72. ignorer
73. affirmer
74. confirmer
75. à la fois
76. fit/firent
77. fut/furent
78. soit/soient
79. puisse/puissent
80. ait/aient
81. un avantage
82. un désavantage
82. diminuer
83. augmenter
84. surmonter
85. aisé
86. mal
pis
87. bien des
88. pas mal de
89. par conséquent
90. contraint (v contraindre)
91. restreint (v restreindre)
92. quant à
93. malgré
94. permettre
95. à l’égard de
à cet égard
96. Il semble
97. outre
98. tel
99. d’autant plus
100. de même que
waarschijnlijk, zeker
tevergeefs
omdat, zoals, toen
tussen, temidden van
spoedig
tijdens ( dès lors sindsdien )
elders
trouwens
anderzijds, overigens
vroeger
slechts
terwijl
onlangs
de volgende dag, kort na
de vorige dag, kort ervoor
uiteindelijk, tenslotte
of -- of
soms --- soms
daarentegen
behalve, veilig/behouden
hoogstens
meer
het betreft
niet weten, negeren
zeggen, beweren
bevestigen
tegelijk
PS van faire
PS van être
subj. van être
subi. van pouvoir
subj. van avoir
een voordeel
een nadeel
afnemen, kleiner worden/maken
toenemen, groter worden/maken
te boven komen
makkelijk, welgesteld
slecht
slechter
heel wat
heel wat
derhalve
gedwongen
beperkt
wat betreft
ondanks
toestaan, mogelijk maken
ten aanzien van
wat dat betreft
het schijnt
behalve, buiten
zo
des te meer
evenals