X - Clifford

rev01
BRIDGE 4400 CAN
GEBRUIKERS -EN INSTALLATIEHANDLEIDING
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
rev01
HOOFDSTUK INDELING
Hoofdstuk 1 - INHOUD VAN DE KIT ..................................................................................................................................................... pagina 3
Hoofdstuk 2 - INFORMATIE ................................................................................................................................................................... pagina 4
Hoofdstuk 3 - INTRODUCTIE ............................................................................................................................................................... pagina 5
Hoofdstuk 4 - ADDITIONELE BESCHERMING .................................................................................................................................... pagina 6
Hoofdstuk 5 - FUNCTIELIJST ............................................................................................................................................................... pagina 7
5.1 - Standaardfuncties ........................................................................................................................................................................ pagina 7
5.2 - Lijst van programmeerbare functies ........................................................................................................................................... pagina 7
5.3 - Beschrijving van programmeerbare functies .............................................................................................................................. pagina 8
5.4 - Functies van de extra Cobra handzender (optioneel) ............................................................................................................... pagina 10
Hoofdstuk 6 - IN –EN UITSCHAKELEN ............................................................................................................................................. pagina 10
6.1 - Alarm inschakelen met behulp van de originele of de Cobra handzender ............................................................................... pagina 10
6.2 - Alarm inschakelen terwijl de externe sensoren uitgeschakeld blijven ..................................................................................... pagina 10
6.3 - Alarm uitschakelen met behulp van de originele of de Cobra handzender ............................................................................. pagina 10
6.4 - Alarm in/uitschakelen met behulp van een Driver Card .......................................................................................................... pagina 10
Hoofdstuk 7 - ALARM GEHEUGEN ..................................................................................................................................................... pagina 11
Hoofdstuk 8 - UITSCHAKELEN MET PIN CODE ............................................................................................................................... pagina 12
Hoofdstuk 9 - BATTERIJEN VERVANGEN VAN DE HANDZENDER ................................................................................................. pagina 13
Hoofdstuk 10 - PROBLEEM DIAGNOSE ............................................................................................................................................... pagina 14
Hoofdstuk 11 - INSTALLATIE & CONFIGURATIE ................................................................................................................................. pagina 15
11.1 - Draadverbindingen & Onderdelen ............................................................................................................................................ pagina 15
11.2 - Extra informatie bij de electrische schema’s .......................................................................................................................... pagina 16
11.3 - CAN BUS configuratie ............................................................................................................................................................. pagina 16
Hoofdstuk 12 - PROGRAMMEERSTAND ............................................................................................................................................... pagina 17
Hoofdstuk 13 - FUNCTIE TABEL, PROGRAMMEER MODUS .............................................................................................................. pagina 18
Hoofdstuk 14 - KOPPELEN VAN ADDITIONELE MODULES .............................................................................................................. pagina 20
Hoofdstuk 15 - TOEVOEGEN VAN NIEUWE HANDZENDERS EN/OF DRIVER CARDS .................................................................. pagina 21
Hoofdstuk 16 - TECHNISCHE GEGEVENS .......................................................................................................................................... pagina 22
SCHEMA’S ....................................................................................................................................................................................... pagina 23-30
2
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
1 - INHOUD VAN DE KIT
Centrale
Kabelboom
Klein materiaal
Ultrasoon sensoren
Noodstroom sirene
Sirene
Code/selectiepaneel
Handleiding
Pincode kaart
Cobra raamstickers
8722
Cobra afstandbediening
4400
5462
Sirene kabel
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
Boormal
Sirene steun
Radar sensor
3
NL
rev01
2 - INFORMATIE
Het alarmsysteem is uitgerust met een functie welke het mogelijk maakt om eenvoudig een afstandbediening / driver card toe te voegen of
te vervangen, natuurlijk louter met toestemming van de gebruiker.
Op pagina 21 hoofdstuk 15 is een uitleg te vinden.
Persoonlijke PIN Code
Ieder Bridge 4400 alarmsysteem is voorzien van een PIN Code welke wordt gebruikt in geval van nood om het systeem uit te kunnen schakelen.
www.cobra-at.com
Hiernaast een voorbeeld van een PIN CODE KAART
(de PIN Code is fabrieks-af voorgeprogrammeerd)
PIN CODE
4C4415A2A
S/N 0003 050524
PERSOONLIJKE PIN CODE
PIN
CODE
1122
We adviseren u om de PIN Code sticker (te vinden op de achterkant
van de centrale unit) op de PIN Code kaart te plakken.
4
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
3 - INTRODUCTIE
De Bridge 4400 serie alarmsystemen communiceren via een CAN (Controller Area Network) seriële interface met het data netwerk van het
voertuig. Het systeem wordt bediend door middel van de originele handzenders van het voertuig, of (optioneel) door een Cobra handzender /
Driver Card met beveiligde codes. Deze technologie biedt een zeer effectieve bescherming tegen iedere poging om de communicatie codes te
reproduceren.
De optionele Cobra handzender kan het systeem inschakelen op een afstand van 5 ~ 10 meter, terwijl Driver Cards tussen de 1 ~ 5 meter
optimaal functioneren. Dit alarm leest alleen signalen van de CAN Bus. Andere bronnen die radio golven uitzenden kunnen storing veroorzaken
welke de effectieve range van de handzenders beïnvloeden. In het geval van storing van het signaal, wordt u aangeraden om zo dicht als
mogelijk bij het voertuig in de buurt te zijn en dan een nieuwe poging te doen.
Als de raamsluit / comfortmodule is aangesloten, wordt u aangeraden om te controleren of de ramen daadwerkelijk veilig zijn afgesloten.
Het systeem omvat volumetrische (het interieur) -en perimetrische (deuren en evt. motor en bagage ruimte), alsmede sabotage bescherming.
Afhankelijk van de aansluiting vormt het een gecombineerd systeem met de af-fabriek startblokkering van het voertuig of een stand-alone
blokkering.
4400
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
5
NL
rev01
4 - ADDITIONELE BESCHERMING
U kan het beschermings niveau van het alarmsysteem uitbreiden met de volgende additionele modules:
5452: Hellingshoek sensor
Als het systeem is ingeschakeld, beschermt deze sensor het voertuig tegen het wegslepen en/of opkrikken van het voertuig bij diefstal van
lichtmetalen velgen.
5462: Radar sensor
Als het systeem is ingeschakeld, beschermt deze verborgen geplaatste sensor het interieur van het voertuig door middel van het uitzenden van
hoogfrequente signalen.
2980: Raamsluit module
De electrische ramen van uw voertuig worden automatisch gesloten op het moment dat het alarm wordt ingeschakeld.
8509: Dubbele startblokkering
In combinatie met het alarmsysteem is het mogelijk om een dubbele blokkering op de onsteking van het voertuig te creëren, door middel van
2 relais in deze module.
ICD213X: GPS/GSM Voertuig volgsysteem
De Bridge 4400 systemen kunnen via een specifieke seriële lijn (Cobra Bus) met het Cobra ICD213X voertuigvolgsysteem communiceren,
zodat de alarmcentrale geïnformeerd wordt van de inbraak in uw voertuig.
2771: Driver Card (bestuurdersherkenning kaart)
De Driver Card kan ingeleerd worden als aanvulling op de bescherming. De driver card verzorgt het in –en uitschakelen van het alarm op basis
van de nabijheid. Dat wil zeggen als de deuren ontgrendeld worden met de originele afstandbediening maar de driver card is niet in de buurt, zal
het alarm niet uitschakelen. Deze functie biedt dus een bescherming tegen diefstal met de originele sleutels.
8722: Cobra Afstandbediening
De Cobra afstandbediening kan ingeleerd worden als een extra handzender, die het in –en uitschakelen van het alarm bedient en het op afstand
openen en sluiten van de portieren (mits de extra draden op de centrale portiervergrendeling zijn aangesloten bij negatief schakelende
systemen, voor positief schakelende systemen moet er ook nog een relais worden gemonteerd).
6
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
5 - FUNCTIE LIJST
•
5.1 - Standaard functies
•
•
De volgende lijst geeft een opsomming van de hoofdfuncties van
het alarmsysteem:
•
In / uitschakelen van het alarm via de originele handzender
van het voertuig (alle versies)
•
In / uitschakelen van het alarm via de Cobra handzender
(optioneel op de versies 442X, 443X and 4485)
•
Openen en sluiten van de portieren via de Cobra handzender
(optioneel op de versies 442X, 443X and 4485, mits de
centrale deurvergrendeling via de extra draden is
aangesloten)
•
Bescherming van het interieur door middel van ultrasoon of
radar sensoren
•
Bescherming van de toegang tot het voertuig op
deurcontacten, achter –en motorklep
•
Bij het afgaan van het alarm klinkt er minimaal 1 alarmcyclus
van maximaal 30 seconden terwijl de richtingaanwijzers
knipperen.
•
Systeem status LED met geheugen diagnose functie om
de oorzaak van voorgaande alarmen te kunnen achterhalen.
•
Handmatige (en in sommige gevallen automatische, gestuurd
door CAN) uitschakeling van sensoren voor specifieke
omstandigheden (bijv. hellingshoeksensor tijdens transport
en/of interieur sensoren als er dieren in het voertuig
achterblijven)
•
Uitschakelen van het alarm via PIN Code in noodsituaties
•
Sabotagebescherming middels noodstroom sirene
aangesloten door code draad
4400
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
Aansturing van centrale deurvergrendeling (alleen de versies
442X, 443X, 4485)
In –en uitschakelen van richtingaanwijzers
Automatisch inschakelen startblokkering
5.2 - Lijst van programmeerbare functies
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Volume aanpassing of deactivering van akoestische
notificatie bij in / uitschakelen
Activering van automatisch inschakelen
Activering van automatisch her-inschakelen
Activeren van centrale deurvergrendeling bij automatisch
her-inschakelen (alleen 442X, 443X en 4485, mits de centrale
deurvergrendeling is aangesloten met de extra draden)
Automatisch startblokkering
Activering van anti-overval bescherming
Deur en bagageruimte input polariteit (meestal wordt dit
automatisch via de CAN signalen herkend, eventuele
instructies staan op het voertuig specifieke
installatieschema)
Activeren van een sirene zonder backup batterij of claxon
output
Continu of onderbroken claxon signaal
Comfortschakeling
Handmatige comfortschakeling
Platform selectie blokkering
7
NL
rev01
5.3 - Beschrijving van programmeerbare functies
Fabrieksinstelling
Functie
Beschrijving
Akoestische notificatie
Met deze functie kan de akoestische notificatie van het alarm bij in/
uitschakelen aangepast of geheel worden uitgeschakeld.
Deze functie activeert automatisch inschakelen van het alarm nadat de
motor is uitgeschakeld en de bestuurders deur is geopend en gesloten
binnen 10 seconden
Deze functie activeert het automatisch inschakelen van het alarm 30
seconden na het uitschakelen van het alarm als er geen deur of klep
wordt geopend.
Deze functie stuurt de centrale deurvergrendeling aan bij automatisch
herinschakelen van het alarm.
Automatisch inschakelen
Automatisch
herinschakelen
Aansturen centrale
deurvergrendeling (mits
aanwezig) bij automatisch
herinschakelen
Automatische
startblokkering
Anti-overval functie
Ingeschakeld
Deze functie activeert de startblokkering als de bestuurders deur niet
binnen 10 seconden na het uitschakelen van de motor wordt geopend.
Om dit te deactiveren dient het alarm achtereenvolgens in –en
uitgeschakeld te worden.
Deze functie omvat de bestuurderherkenning van de bestuurder welke
binnen 25 seconden na het inschakelen van de motor moet plaatsvinden.
Deze herkenning kan door middel van het intoetsen van de eerste 2
cijfers van de PIN code met het code paneel of (optioneel) met een
actieve Driver Card. Het voertuig kan dan normaal worden gebruikt tot
de volgende keer dat de motor is uitgeschakeld. Als de benodigde
bestuurdersherkenning niet plaatsvindt, zal het alarm na 30 seconden
8
NL
Uitgeschakeld
X
X
X
X
X
X
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
Functie
Deur input polariteit
Bagageruimte input
polariteit
Activering van sirene
zonder backup batterij of
claxon output
Continu of onderbroken
claxon signaal
Comfort schakeling
Handmatige comfort
schakeling
Platform selectie
blokkering
4400
Fabrieksinstelling
Beschrijving
Ingeschakeld
afgaan zonder de startblokkering te activeren, de blokkering zal pas bij
de volgende startpoging actief zijn. Om deze functie te deactiveren
moet de volledige PIN Code worden ingevoerd
Deze functie geeft de polariteit weer van de bestuurdersdeur input,
wanneer de Grijs-Zwarte draad gebruikt wordt (zie voertuig installatie
sheet en installatieschema)
Deze functie geeft de polariteit weer van de bagageruimte input, wanneer
de Geel-Zwarte draad gebruikt wordt (zie voertuig installatie sheet en
installatieschema)
Deze functie maakt het mogelijk om een sirene zonder backup batterij
te activeren met een gecodeerd signaal, een claxon of ander apparaat
(bijv. pager) met een negatief signaal.
Deze functie selecteert het type signaal van de claxon
Deze functie geeft een interval van 28 seconden in het sluit commando.
Dit is alleen mogelijk voor systemen met een Cobra handzender
Bij deze functie zal bij het inhouden van de A knop van de Cobra
handzender, de comfort schakeling handmatig worden gestuurd. Dit is
alleen mogelijk voor systemen met een Cobra handzender
Deze functie voorkomt het automatisch aansturen van het systeem
door CAN signalen bij programmeren. (alleen relevant bij specifieke
fabrieks voorprogrammeringen)
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
Uitgeschakeld
Negatief
Positief
X
Continu
X
X
X
9
NL
rev01
5.4 - Functies van de extra Cobra handzender (optioneel)
a
Knop A
Deze knop schakelt het alarm en de
startblokkering in.
a
Knop B
b
b
Deze knop schakelt het alarm en de
startblokkering uit.
6 - IN –EN UITSCHAKELEN
6.1 - Alarm inschakelen met behulp van de originele of de
Cobra handzender
Druk op de “sluit” knop van de originele handzender of de A knop van
de Cobra bediening
•
de deuren worden vergrendeld
•
de akoestische signalering is uitgeschakeld, dit is namelijk
alleen toegestaan in niet-EU landen
•
de LED op het controle panel licht 30 seconden op, alvorens
te knipperen
•
de bescherming is actief zodra de LED begint te knipperen
6.2 - Alarm inschakelen terwijl de externe sensoren
uitgeschakeld blijven
Op deze manier wordt het voertuig alleen beschermd tegen het
ongewenst openen van deuren, de motorkap of de kofferbak. Deze
mogelijkheid kan worden gebruikt wanneer er bewegende objecten in
het voertuig worden achtergelaten:
•
druk op de knop op het controlepaneel, binnen 5 seconden
na het uitschakelen van de ontsteking
•
hou de knop ingedrukt totdat de LED knippert:
1 keer knipperen: de volumetrische sensoren zijn
uitgeschakeld
2 keer knipperen: de volumetrische sensoren zijn
uitgeschakeld evenals alle andere extra modules
aangesloten via de modulaire input
Notabene: Laat geen kinderen of dieren alleen in het voertuig achter,
temperaturen in het interieur kunnen hoog oplopen!
6.3 - Alarm uitschakelen met behulp van de originele of de
Cobra handzender (alle versies)
Druk op de “open” knop van de originele handzender of de B knop
van de Cobra bediening:
•
de deuren worden ontgrendeld
•
de akoestische signalering is uitgeschakeld, dit is namelijk
alleen toegestaan in niet-EU landen
•
de LED dooft uit
•
de bescherming is uitgeschakeld
6.4 - Alarm in/uitschakelen met behulp van een Driver Card
Het alarm en de startblokkering zal automatisch in/uitschakelen op
basis van de nabijheid van de Driver Card.
10
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
7 - ALARM GEHEUGEN
Bij het uitschakelen van het alarm zal de LED op het codepaneel gaan knipperen wanneer er gedurende de ingeschakelde periode een alarm heeft
plaatsgevonden. Het aantal knippersignalen geeft aan wat de oorzaak van het alarm is geweest en blijft beschikbaar totdat het alarm opnieuw
geactiveerd wordt of de ontsteking wordt ingeschakeld.
4400
LED Signaal
Oorzaak
LED Signaal
Oorzaak
1 x knipperen
Bestuurders deur geopend
8 x knipperen
Sirene kabel gesaboteerd
2 x knipperen
Ultrasoon sensoren detectie
9 x knipperen
Ultrasoon module via
Cobra BUS, zie hoofdstuk 13
3 x knipperen
Motorkap geopend
10 x knipperen
Externe module via
Cobra BUS, zie hoofdstuk 13
4 x knipperen
Start poging, ontsteking
11 x knipperen
Startblokkerings module 1 via
Cobra BUS, zie hoofdstuk 13
5 x knipperen
Achterklep geopend
12 x knipperen
Startblokkerings module 2 via
Cobra BUS, zie hoofdstuk 13
6 x knipperen
Deur(en) geopend
13 x knipperen
Code module via
Cobra BUS, zie hoofdstuk 13
7 x knipperen
Externe sensoren
14 x knipperen
ICD voertuigvolgsysteem via
Cobra BUS, zie hoofdstuk 13
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
11
NL
rev01
8 - UITSCHAKELEN MET PIN CODE
Om het alarm uit te schakelen zonder een handzender te gebruiken volgt u de volgende stappen:
Druk het aantal keer op de toets, gelijk
aan het eerste cijfer van de PIN Code
PIN CODE
SIRENE
KLINKT
OK
korte
knippering
pauzeer
ALARM
GEDEACTIVEERD
lange
knippering
Toets het
volgende cijfer
van de
PIN Code in
12
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
9 - BATTERIJEN VERVANGEN VAN DE HANDZENDER
Wanneer de LED op de handzender kort of onregelmatig knippert op het moment dat er een knop is ingedrukt, betekent dit dat de batterij bijna
leeg is. U kunt de volgende stappen volgen om de batterij te vervangen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
4400
Open de handzender op de positie en manier als aangegeven in de tekening
Verwijder de batterij zoals op de tekening aangegeven
Wacht tenminste 10 seconden, alvorens de nieuwe batterij te plaatsen
Plaats de nieuwe batterij zoals op de tekening aangegeven, let op de polariteit en dat u alleen de zijkanten van de batterij met uw vingers
aanraakt
Sluit de 2 helften en controleer door op knop A te drukken of het correct functioneert, voer deze test uit in de nabijheid van het voertuig
Lever de batterij in op een daarvoor bestemde plaats
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
13
NL
rev01
10 - PROBLEEM DIAGNOSE
De handzender functioneert niet correct
Mogelijkheid A
De batterij is leeg, controleer en vervang evt. zoals beschreven in hoofdstuk 9
Mogelijkheid B
De handzender is te ver van de ontvanger, probeer het opnieuw dichterbij het voertuig
Mogelijkheid C
De handzender wordt gestoord door andere apparatuur of straling, probeer het opnieuw vanaf een
andere positie
Mogelijkheid D
Er is een andere oorzaak, schakel het systeem uit met de PIN Code en neem contact op met uw dealer
Het alarm gaat af, ogenschijnlijk zonder reden
Mogelijkheid A
Controleer middels de knippercode beschreven in hoofdstuk 7 wat de reden van het alarm is. Als dit de
volumetrische ultrasoon sensoren zijn, dient u te controleren of er geen luchtstromen door ramen, open
dak of ventilatiekanalen komen of er anderszins bewegingen in het voertuig zijn. Lost dit het probleem niet
op neem dan contact op met uw dealer
Mogelijkheid B
Als het alarm afgaat vanwege de deuren, achter –of motorklep moeten mogelijk de contacten worden
afgesteld, neem dan contact op met uw dealer
Mogelijkheid C
Als het alarm afgaat vanwege externe sensoren, bijv een radarsensor dan kan de sensor te gevoelig zijn
afgesteld, neem contact op met uw dealer
De LED geeft knippersignalen bij het inschakelen van het contact
Controleer de tabel met het foutgeheugen in hoofdstuk 7 om de oorzaak te achterhalen, neem zo nodig contact op met uw
dealer
14
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
De sensoren zullen zich automatisch inleren/aanpassen aan de
interieurruimte.
11 - INSTALLATIE & CONFIGURATIE
11.1 - Draadverbindingen & Onderdelen
11.1.1 - Draadverbindingen
Via www.cobra-at.com – Login – Professional Area – Vehicle type:
Auto / Car – Product type: Antifurto auto / Car alarms – Alarm CAN
BUS / Antifurto CAN BUS (AK44XX) moeten voertuigspecifieke
installatieschema’s gedownload worden. Hierop wordt weergegeven
welke verbindingen er tussen alarm en voertuig moeten worden gemaakt.
Vraag uw leverancier/ distributeur om inloggegevens voor de website
www.cobra-at.com
11.1.2 - Alarm centrale
De centrale dient onzichtbaar, en deugdelijk bevestigd, op een locatie in
de passagiersruimte te worden geplaatst waarbij de hoofdaansluiting
naar onder is gepositioneerd.
11.1.3 - Sirene met backup batterij
De sirene dient op een locatie in de
motorruimte te worden gepositioneerd, en
deugdelijk bevestigd, die van buitenaf niet
(makkelijk) te bereiken is. Voorts dient
vermeden te worden om de sirene recht naar
boven of naar onderen te richten in verband
met het benodigde geluidsniveau en eventuele
invloed van water in de motorruimte.
O.K.
K.O.
11.1.4 - Ultrasoon sensoren
De ultrasoon sensoren dienen aan de bovenkant van de voorste of
achterste raamstijlen te worden geplaatst. De positie van de sensoren
moet dusdanig zijn dat ze het grootste gedeelte van het interieur kunnen
afdekken en niet afgeschermd kunnen worden door bijvoorbeeld een
zonnescherm.
4400
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
11.1.5 - Hoog frequente bewegingssensor/radar (instelbare gevoeligheid)
De radarsensor dient op een zoveel mogelijk centrale en horizontale
positie te worden geplaatst, waarbij het grootste gedeelte van het interieur
afgedekt kan worden.
De gevoeligheid van de sensor moet door middel van een potmeter op
de sensor worden afgesteld.
11.1.6 - Selectiepaneel met LED
Het selectiepaneel dient zich op een voor de bestuurder op een makkelijk
zicht –en bereikbare positie te bevinden. Het paneel en de LED worden
gebruikt om de verschillende stadia van het alarm weer te geven en als
bediening bij het programmeren.
11.1.7 - Motorkapschakelaar
Het installeren van een motorkapschakelaar is nodig wanneer deze
functie niet standaard door CAN-bus wordt ondersteund. Zonder deze
schakelaar is het onmogelijk de programmeermodus te selecteren danwel
de motorruimte te beschermen. Hou bij het installeren van de schakelaar
rekening met slijtage en aantasting van de omringende materialen als
gevolg van gebruiks en/of weersinvloeden. Tenslotte dient de
motorkapschakelaar op een van buitenaf niet bereikbare positie te
worden geplaatst.
11.1.8 - Handzenders of Driver cards (bestuurder herkenningskaarten)
(optioneel)
Deze worden geprogrammeerd zoals in hoofdstuk 15 omschreven en
hebben de extra antenne nodig. Als de handzender de portiervergrendeling
moet aansturen, moet deze verbinding worden gemaakt, zie schema’s
op de volgende pagina’s.
Bij een incorrect geplaatste antenne kunnen storingen optreden, zorg
ervoor dat de antenne niet gedraaid is, geen contact maakt met andere
draden, niet onderbroken is of contact maakt met massa. Plaats de
antenne zo dat hij tenminste 20mm afstand houdt van metalen delen.
15
NL
rev01
11.2 - Extra informatie bij de electrische schema’s
4.
5.
6.
7.
Alle verbindingen met de pluspool van de accu moeten afgezekerd
zijn door een zekering van de juiste capaciteit, plaats de zekeringen
idealiter op een afstand van 15 ~ 20 centimeter vanaf de accu.
Toegang tot www.cobra-at.com (Professional Area)
Morpheus software
Morpheus handleiding
CAN INDEX Tabel voor het betreffende merk voertuig
De alarmcentrale dient afgezekerd te zijn met 15A als de blinker
aansluiting in Power mode is en met 5A in Logic mode.
Nummers 1, 2, 3 en 4 kunt u verkrijgen via de leverancier/distributeur
van het alarm systeem.
Bij sirenes met backup batterij dient de sirene met 3A afgezekerd te zijn.
Nummers 5, 6 en 7 zijn te downloaden op www.cobra-at.com door de
volgende handelingen uit te voeren:
selecteer login
voer login gegevens en wachtwoord in die uw leverancier
heeft voorzien
selecteer “Professional Area”
selecteer vehicle type: “Auto – Car”
selecteer product type: “Software Morpheus”
klik op “Software & Documents”
Verwijder de stekker van de geel-blauwe draad van de sirene met
backup batterij en verbind deze draad met de witte Cobra Bus code
draad.
Betrek de massa aansluiting van een origineel massa punt in het
voertuig.
Positioneer de bekabeling van het alarm bij de originele voertuig
bekabeling.
Alle bevestigingen tussen het voertuig en het alarm dienen te worden
gesoldeerd.
Alle systemen zijn affabriek voorzien van de Volkswagen configuratie,
behalve de 4485, welke voorzien is van Opel configuraties. Als het
systeem gebruikt wordt voor een ander merk voertuig zult u het
systeem met de Morpheus programmeerkabel moeten programmeren,
voer hierna alsnog de configuratie uit zoals onderstaand beschreven.
Hier vindt u de benodige laatste versie van de Morpheus software
(klik op het Morpheus bestand bij “Software CAN” en volg de Windows
aanwijzingen), welke u kunt downloaden, opslaan en installeren en
vervolgens kunt opstarten door de snelkoppeling aan te klikken of
onder uw Windows start knop, programma’s – morpheus – morpheus
te selecteren en vervolgens de aanwijzingen op te volgen (lees
eventueel de Morpheus handleiding door, op dezelfde locatie te
downloaden onder manual Morpheus). De verschillende CAN INDEX
Tabellen zijn onder “producttype Software Morpheus” en “Software &
Documents” terug te vinden.
Voor het programmeren met Morpheus heeft u nodig:
1. Een PC met mogelijkheid tot een seriele connectie (COM poort)
2. Morpheus interface, AV0088ST + 03CB0696 (interface adaptor
voor 44XX)
3. Of Morpheus, AV0088STABA (deze heeft de 03CB0696
inclusief)
Sluit vervolgens het alarmsysteem op de computer aan met behulp
van de interface en interface adaptor, start het Morpheus programma
en programmeer het systeem met de juiste software behorende bij
dat model en bouwjaar voertuig. Raadpleeg uw leverancier als het
gezochte model niet aanwezig is. Tenslotte dient u de configuratie te
conformeren door onderstaande instructie op te volgen
11.3 - CAN BUS configuratie
16
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
Configuratie
Om Volkswagen modellen te configureren is het belangrijk de
bijgeleverde CAN INDEX Tabel te gebruiken, deze bevindt zich in de
kit en geeft aan welk model bij welke programmeerlijn behoort. Het is
cruciaal deze configuratie uit te voeren, omdat anders het correct
functioneren van functies niet kan worden gegarandeerd. Om de
configuratie van een ander geprogrammeerd (met de Morpheus)
voertuigmerk te conformeren dient u ook een configuratie uit te
voeren, maar dan volgens de CAN INDEX Tabel van dat merk:
•
•
•
•
•
•
•
Gedurende de eerste 5 seconden nadat het systeem
aangesloten is op de voeding (aangegeven door snel
knipperen van de LED), houdt u de drukknop van het
selectiepaneel ingedrukt tot de LED uitschakelt
Laat de drukknop los
Zodra de drukknop is losgelaten, zal de LED door middel
van een aantal keren knipperen aangeven dat de model
selectie functie is ingeschakeld. Het aantal keren knipperen
geeft aan in welke lijn van de CAN INDEX Tabel het systeem
is geprogrammeerd en correspondeert met het bijbehorende
voertuigmodel
Zodra u nogmaals de drukknop indrukt zal de selectie, 1 lijn
voorwaarts bewegen
Wanneer de laatste lijn bereikt is, zal de volgende druk het
tellen vanaf de eerste lijn laten beginnen
Als de juiste lijn bereikt is (met het juiste bijbehorende
voertuigmodel) is het nodig te wachten totdat het systeem
stopt met het weergeven van de geselecteerd lijn, na 5
keer de bijbehorende knipperreeks weergegeven te hebben
De LED zal uitschakelen als de voertuig model selectie
functie is beeindigd
12. Programmeerstand
PROGRAMMEREN STARTEN
ALARM
SYSTEEM
UITSCHAKELEN
A
UIT
O
B
ON
D
ONT. +15
VERANDER VAN TABEL
UIT
O
PIN CODE
AAN
FF
C
E
F
1 knipper = OK
AFSLUITEN VAN PROGRAMMEREN
AAN
FF
ON
VERANDER VAN LIJN
MAX 1 sec.
ACTIVEREN/DEACTIVEREN FUNCTIE
MIN 2 sec.
Controleer de juiste configuratie door het systeem in -en uit te schakelen,
diverse alarmen te simuleren en eventueel de bagageruimte ontgrendeling
met de handzender te activeren en de achterklep te openen om te
controleren of het alarm dan automatische uit –en inschakelt.
4400
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
17
NL
rev01
13. Functie tabel, programmeer modus
44XX
Tabel 1
Pag 1
BUZZER
De akoestische notificatie heeft 7 volume niveau’s, welke door middel van de drukknop op het
controlepaneel kan worden verhoogd. Ook de A knop van de Cobra handzender kan het volume
stapsgewijs verhogen.
Vol +
0
7
Tabel 2
Automatische herkenning van
modules op Cobra bus
Handzenders of Driver Cards
programmeren (het is aan te bevelen
de antenne te verwijderen alvorens
dit te programmeren)
Instellen van nieuwe PIN code
Ga vervolgens naar tabel 7 om te conformeren of de automatische herkenning heeft plaatsgevonden.
Voor iedere extra module moet u deze procedure opnieuw volgen.
Toets de PIN code om een zelflerende handzender te programmeren, modus wordt geconformeerd
door knipperen van de richtingaanwijzers. Hierna wordt de eerste keer dat een handzender knop wordt
ingedrukt alle voorgaande handzender codes gewist en deze nieuwe code opgeslagen. Om andere
handzenders of Driver Cards te programmeren, dient u deze procedure te herhalen. Zodra een code
opgeslagen is, zal de LED knipperen, zie ook hoofdstuk 15.
1) Toets de 4 cijfers van de nieuwe PIN Code in
2) Schakel de ontsteking uit, en weer aan
3) Toets de 4 cijfers van de nieuwe PIN Code opnieuw in
4) De LED zal 5 keer knipperen om te conformeren dat een nieuwe PIN code is ingesteld. (noteer deze
direct op de PIN code kaart)
Tabel 3
Lijn 1 Automatisch inschakelen
Lijn 2 Automatisch herinschakelen
Lijn 3 Centrale deurvergrendeling aansturen bij automatisch herinschakelen
Lijn 4 Automatische startblokkering
Lijn 5 Niet in gebruik
Lijn 6 Anti-overval functie
Lang LED signaal
Ingeschakeld
Ingeschakeld
Ingeschakeld
Ingeschakeld
Ingeschakeld
Ingeschakeld
18
NL
Kort LED signaal
Uitgeschakeld
Uitgeschakeld
Uitgeschakeld
Uitgeschakeld
Uitgeschakeld
Uitgeschakeld
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
44XX
Tabel 4
Lang LED signaal Kort LED signaal
Lijn 1 Bestuurders deur input polariteit
Positief
Negatief
Lijn 2 Achterklep/motorkap input polariteit
Positief
Negatief
Lijn 3 Activeren van sirene zonder backup of claxon output
Sirene
Claxon
Lijn 4 Continu of onderbroken claxon signaal
Continu
Onderbroken
Lijn 5 Comfort sluitings aansturing
Ingeschakeld
Uitgeschakeld
Lijn 6 Handmatige comfort sluitings aansturing
Ingeschakeld
Uitgeschakeld
Tabel 5
Lang LED signaal Kort LED signaal
Lijn 1 Platform selectie blokkering
Ingeschakeld
Uitgeschakeld
Tabel 6
Niet in gebruik
Tabel 7 (geeft door middel van een knipperende LED aan welke Cobra BUS module wordt gebruikt)
1 keer knipperen; Noodstroom sirene
Iedere module wordt
2 keer knipperen; Ultrasoon sensoren
aangegeven door een
3 keer knipperen; Hellingshoeksensor
eigen knipper code. De
4 keer knipperen; Startblokkering 1
pauze tussen een code
5 keer knipperen; Startblokkering 2
en de volgende is 2
seconden.
6 keer knipperen; Keypad
7 keer knipperen; ICD voertuigvolgsysteem
4400
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
19
NL
rev01
14 - KOPPELEN VAN ADDITIONELE MODULES
Het is mogelijk om op de Cobra bus (pin 10 op de connector van de kabelboom, met draadkleur: wit) extra modules te koppelen zoals een (extra)
sirene, GPS/GSM voertuigvolgsysteem, hellingshoeksensor of externe startblokkering mits deze modules digitaal aan te sluiten zijn met Cobra
bus. Volg de volgende procedure voor installatie van een additionele module en om de correcte programmering van extra aangesloten modules
te conformeren:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Ontkoppel het alarmsysteem door de 15A hoofdzekering te verwijderen en de hoofdconnector van de centrale unit los te maken.
Sluit de extra module aan volgens de bijgeleverde installatiehandleiding en controleer of de aansluiting overeenkomt met het
installatieschema in deze handleiding, zo niet neem dan contact op met de leverancier.
Koppel het alarmsysteem weer aan door de connector en de 15A hoofdzekering te plaatsen.
Activeer de programmeermodus, zoals in hoofdstuk 12 Programmeerstand beschreven.
Selecteer tabel 2 door, zoals in hoofdstuk 12 Programmeerstand beschreven, het contact UIT en AAN te doen.
Wacht minstens 10 seconden, maar niet langer dan 25 seconden.
Ga door naar tabel 7, zoals in hoofdstuk 12 Programmeerstand beschreven, het contact een aantal keren achter elkaar UIT en AAN
te doen.
De automatische herkenning van de extra module wordt onder programmeertabel 7 bevestigd middels het knipperen van de LED. Het
aantal keren knipperen komt overeen met een bepaalde module, dit is in de functietabel in hoofdstuk 13 beschreven.
Notabene 1: Als er extra modules aangesloten moeten worden, dient de programmeermodus afgesloten te worden, door de motorkap te sluiten.
Vervolgens dient de hele procedure te worden herhaald.
Notabene 2: Deze procedure moet ook gedaan worden als er een module wordt verwijderd, zodat de module automatisch wordt uitgeprogrammeerd.
Notabene 3: Door middel van 8 – 12 x knipperen in uitgeschakelde modus, of 8 – 12 x een buzzer signaal wordt er een fout aangegeven als een
ingeleerde module is verwijderd zonder de de-programmeer procedure te volgen.
Notabene 4: Voor de standaard geleverde sirene met Cobra bus aansluiting en backup batterij hoeft deze programmering niet te worden
uitgevoerd, dit is reeds tijdens de fabricage gedaan.
20
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
15 - TOEVOEGEN VAN NIEUWE HANDZENDERS EN/OF DRIVER CARDS
Als een handzender of een Driver Card kwijt of defect is, is het mogelijk om deze te vervangen zonder veiligheidsrisico’s te nemen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
4400
Schakel het systeem uit (als er geen handzenders meer werken, gebruik dan de noodprocedure uit hoofdstuk 7)
Mits mogelijk, verwijder de antenne (de antenne kan invloed hebben op het programmeren en reacties op richtingaanwijzers en de LED)
Activeer de programmeermodus, zoals in hoofdstuk 12 Programmeerstand beschreven.
Selecteer tabel 2 door, zoals in hoofdstuk 12 Programmeerstand beschreven, het contact UIT en AAN te doen.
Toets opnieuw de PIN code in, waarna de richtingaanwijzers zullen gaan knipperen.
Druk direct op een knop op de handzender of de Driver Card zodat deze automatisch wordt ingeleerd. Oude zenders of cards worden
verwijderd en de LED op het controlepaneel zal knipperen om het inleren te conformeren.
Herhaal de procedure onder nr 6 als er meerdere ingeleerd moeten worden of als oude zenders of cards worden hergebruikt. Het
systeem kan maximaal 4 stuks inleren.
Als er 30 seconden geen handeling wordt uitgevoerd zal het systeem automatisch de inleerprocedure beëindigen. Dit wordt bevestigd
door het lang branden van de richtingaanwijzers.
Om de procedure definitief of tussentijds te beëndigen, is het nodig om de motorkap te sluiten.
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
21
NL
rev01
16 - TECHNISCHE GEGEVENS
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET SYSTEEM
Nominale spanning
12 VDC
Werkspanning
STROOMVERBRUIK
8 ~ 16 VDC
Verbruik in standaard configuratie
Uitgeschakeld met 1 volumetrische module en
sirene met backup batterij
Ingeschakeld met 1 volumetrische module en
sirene met backup batterij
Bedrijfstemperatuur
2,0 ~ 3,0 mA
5,5 ~ 6,0 mA
- 40 ~ + 85 °C
- 40 ~ +105 °C
Centrale
Sirene
Geluidsniveau
Sirene met backup batterij
Sirene zonder backup batterij
118 dB(A) op 1 meter
115 dB(A) op 1 meter
Europese verordeningen waar dit systeem aan voldoet:
EC richtlijn 95/56/CE van 8 November 1995
EC richtlijn 2006/28/EC van 6 Maart 2006
EC richtlijn 89/336/CEE van 3 Mei 1989
22
NL
GEBRUIKERS –EN INSTALLATIEHANDLEIDING
4400
rev01
23
4400
rev01
24
4400
rev01
25
4400
rev01
26
4400
rev01
27
4400
rev01
28
4400
rev01
29
4400
rev01
30
4400
rev01
TABLE DES CHAPITRES
Chapitre 1 - CONTENU DU KIT ............................................................................................................................................................... page 32
Chapitre 2 - INFORMATION ...................................................................................................................................................................... page 33
Chapitre 3 - INTRODUCTION ................................................................................................................................................................... page 34
Chapitre 4 - PROTECTION SUPPLÉMENTAIRE ...................................................................................................................................... page 35
Chapitre 5 - LISTE DES FONCTIONS ..................................................................................................................................................... page 36
5.1 - Fonctions standard ........................................................................................................................................................................ page 36
5.2 - Liste des fonctions programmables .............................................................................................................................................. page 36
5.3 - Description des fonctions programmables .................................................................................................................................... page 37
5.4 - Fonctions de l’émetteur de poche Cobra supplémentaire (en option) ........................................................................................... page 39
Chapitre 6 - MISE EN MARCHE ET MISE EN VEILLE ............................................................................................................................ page 39
6.1 - Mise en marche de l’alarme au moyen de l’émetteur de poche d’origine ou Cobra ...................................................................... page 39
6.2 - Mise en marche de l’alarme sans activation des capteurs externes ............................................................................................ page 39
6.3 - Mise en veille de l’alarme au moyen de l’émetteur de poche d’origine ou Cobra ......................................................................... page 39
6.4 - Mise en marche / veille de l’alarme au moyen d’une Driver Card ................................................................................................ page 39
Chapitre 7 - MÉMOIRE DE L’ALARME ..................................................................................................................................................... page 40
Chapitre 8 - MISE EN VEILLE PAR CODE PIN ....................................................................................................................................... page 41
Chapitre 9 - REMPLACEMENT DES PILES DE L’ÉMETTEUR DE POCHE ............................................................................................ page 42
Chapitre 10 - DIAGNOSTIC DES PROBLÈMES RENCONTRÉS .............................................................................................................. page 43
Chapitre 11 - INSTALLATION & CONFIGURATION .................................................................................................................................... page 44
11.1 - Connexion des câbles & pièces ................................................................................................................................................... page 44
11.2 - Informations complétant les schémas électriques ...................................................................................................................... page 45
11.3 - Configuration du Bus CAN ........................................................................................................................................................... page 45
Chapitre 12 - POSITION DE PROGRAMMATION ........................................................................................................................................ page 47
Chapitre 13 - TABLEAU DES FONCTIONS, MODE PROGRAMMATION .................................................................................................... page 48
Chapitre 14 - CONNEXION DE MODULES SUPPLÉMENTAIRES ............................................................................................................ page 50
Chapitre 15 - AJOUT DE NOUVEAUX ÉMETTEURS DE POCHE ET/OU DE NOUVELLES DRIVER CARDS ........................................ page 51
Chapitre 16 - DONNÉES TECHNIQUES .................................................................................................................................................... page 52
SCHÉMAS ............................................................................................................................................................................................... page 23-30
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
31
rev01
1 - CONTENU DU KIT
Centrale
Câblage
Sachet des accessoires
Capteurs à ultrasons
Sirène autoalimentée
Sirène non autoalimentée
Tableau de commande
Manuel
utilisateur/Installateur
Carte Code PIN
Vitrauphanie
8722
Radiocommande
5462
Câblage sirène
Gabarit de perçage
Patte de fixation
Détecteur volumétrique
32
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
2 - INFORMATION
Le système d’alarme est équipé d’une fonction permettant d’ajouter ou de remplacer simplement une télécommande / Driver Card. Bien
évidemment, cela ne peut se faire qu’avec l’accord de l’utilisateur.
Veuillez vous référer à la page 67, chapitre 15 pour de plus amples explications.
Code PIN personnel
Chaque système d’alarme Bridge 4400 est fourni avec un code PIN, à n’utiliser qu’en cas d’urgence, permettant de mettre en veille le système.
www.cobra-at.com
Ci-contre, l’exemple d’une carte à code PIN (le code PIN
est préprogrammé départ usine)
COLLER
L’AUTOCOLLANT
CODE PIN
4C4415A2A
S/N 0003 050524
PIN
CODE
CODE PIN PERSONNEL
1122
Nous vous conseillons de coller l’autocollant Code PIN (que vous trouverez
à l’arrière de l’unité centrale) sur la carte à code PIN.
33
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
rev01
3 - INTRODUCTION
Les systèmes d’alarme de la série Bridge 4400 communiquent, par l’intermédiaire d’une interface série de type CAN (Controller Area Network),
avec le réseau de transmission de données du véhicule. Le système est commandé par les émetteurs de poche d’origine du véhicule, ou un
émetteur de poche / une Driver Card Cobra (en option) intégrant les codes de sécurité. Cette technologie offre une protection extrêmement
efficace contre toute tentative de reproduction des codes de communication.
L’émetteur de poche Cobra (en option) peut mettre en marche le système à une distance de 5 à 10 mètres, tandis que les Driver Cards
fonctionnent de manière optimale à une distance comprise entre 1 et 5 mètres. Cette alarme ne lit que les signaux en provenance du bus CAN.
D’autres sources génératrices d’ondes radio peuvent provoquer un brouillage et, par là même, influer sur la portée efficace des émetteurs de
poche. En cas de brouillage du signal, nous vous recommandons de vous approcher aussi près que possible du véhicule et de faire une nouvelle
tentative.
Si le module de fermeture des vitres / de confort a été raccordé, nous vous recommandons de vérifier que les vitres ont été effectivement bien
fermées.
Le système intègre une protection volumétrique (habitacle) et périmétrique (portes et éventuellement compartiment moteur et coffre), ainsi qu’une
protection contre le sabotage. En fonction du raccordement, il peut former un système combiné avec l’antidémarrage départ usine du véhicule ou
un dispositif de verrouillage autonome.
34
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
4 - PROTECTION SUPPLÉMENTAIRE
Vous pouvez augmenter le niveau de protection du système d’alarme au moyen des modules supplémentaires suivants :
5452: Capteur d’angle d’inclinaison
Lorsque le système est en marche, ce capteur protège le véhicule contre le remorquage et/ou le soulèvement au cric utilisé pour voler les jantes en
alliage léger.
5462: Capteur radar
Lorsque le système est en marche, ce capteur dissimulé protège l’intérieur du véhicule en envoyant des signaux haute fréquence.
2980: Module de fermeture des vitres
Les vitres électriques de votre véhicule sont automatiquement fermées au moment de la mise en marche de l’alarme.
8509: Double antidémarrage
En combinaison avec le système d’alarme, il est possible de créer un double antidémarrage au moment de l’allumage du véhicule, grâce à 2 relais
installés dans ce module.
ICD213X: Système GPS/GSM de localisation de véhicule
Les systèmes Bridge 4400 peuvent communiquer avec le système de localisation de véhicule ICD213X Cobra, via une ligne série spécifique (Bus
Cobra), de sorte que la centrale d’alarme soit informée du vol de votre véhicule.
2771: Driver Card ou carte de reconnaissance du conducteur
La Driver Card peut être programmée de façon à offrir un niveau de protection supplémentaire. La Driver Card déclenche la mise en marche et la mise
en veille de l’alarme en fonction de la proximité. Cela signifie que si les portes sont déverrouillées avec la télécommande d’origine mais que la Driver
Card ne se trouve pas à proximité, l’alarme ne sera pas mise en veille. Cette fonction offre donc une protection contre le vol avec les clés d’origine.
8722: Télécommande Cobra
La télécommande Cobra peut être programmée de façon à servir d’émetteur de poche supplémentaire pour la mise en marche et la mise en veille de
l’alarme, ainsi que l’ouverture et la fermeture des portes à distance (à condition que les fils supplémentaires soient raccordés au verrouillage centralisé
par des systèmes à déclenchement négatif). Pour les systèmes à déclenchement positif, un relais doit encore être monté.
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
35
rev01
5 - LISTE DES FONCTIONS
•
5.1 - Fonctions standard
•
•
La liste ci-après énumère les fonctions principales du système d’alarme :
•
Mise en marche / veille de l’alarme via l’émetteur de poche
d’origine du véhicule (toutes versions)
•
Mise en marche / veille de l’alarme via l’émetteur de poche
Cobra (en option sur les versions 442X, 443X et 4485)
•
Ouverture et fermeture des portes via l’émetteur de poche
Cobra (en option sur les versions 442X, 443X et 4485, à
condition que le verrouillage centralisé soit raccordé par
l’intermédiaire des fils supplémentaires)
•
Protection de l’intérieur du véhicule grâce à des capteurs à
ultrasons ou radar
•
Protection de l’accès au véhicule sur les contacts de porte, le
hayon arrière et le capot
•
En cas de déclenchement de l’alarme, au moins 1 cycle
d’alarme retentit pendant une durée maximale de 30 secondes,
tandis que les clignotants s’allument par intermittence
•
Diode (DEL) d’état du système avec fonction de mémorisation
de diagnostic pour déterminer les causes des précédentes
alertes.
•
Mise en veille manuelle (et dans certains cas commandée
automatiquement par le bus CAN) des capteurs, dans des
situations bien spécifiques (par exemple : mise en veille du
capteur d’angle d’inclinaison pendant le transport et/ou mise
en veille des capteurs intérieurs lorsque des animaux restent
dans le véhicule)
•
Mise en veille de l’alarme via le code PIN, en cas d’urgence
•
Protection contre le sabotage grâce à une sirène de secours
raccordée au moyen d’un fil codé
Commande de verrouillage centralisé des portes (uniquement
pour les versions 442X, 443X et 4485)
Mise en marche et mise en veille des clignotants
Mise en marche automatique de l’antidémarrage
5.2 - Liste des fonctions programmables
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Réglage du volume ou désactivation de l’avertissement sonore
au moment de la mise en marche / mise en veille
Activation de la mise en marche automatique
Activation de la remise en marche automatique
Activation du verrouillage centralisé en cas de remise en
marche automatique (uniquement pour les versions 442X, 443X
et 4485, à condition que le verrouillage centralisé soit raccordé
au moyen des fils supplémentaires)
Antidémarrage automatique
Activation de la protection contre le car-jacking
Polarité d’entrée au niveau de la porte et du coffre (généralement
automatiquement détectée grâce aux signaux CAN, les
instructions éventuelles apparaissant sur le schéma d’installation
spécifique à chaque véhicule)
Activation d’une sirène sans batterie de secours ou sortie de
klaxon
Signal d’avertissement sonore continu ou intermittent
Commande de confort
Commande de confort manuelle
Verrouillage du choix de plateforme
36
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
5.3 Description des fonctions programmables
Fonction
Réglage en usine
Description
Activée
Avertissement sonore
Avec cette fonction, il est possible d’ajuster ou de couper l’avertissement
sonore de l’alarme en cas de mise en marche / mise en veille.
Mise en marche
Cette fonction active la mise en marche automatique de l’alarme après
automatique
l’arrêt du moteur ainsi que l’ouverture et la fermeture de la porte conducteur
dans les 10 secondes.
Cette fonction active la mise en marche automatique de l’alarme 30
Remise en marche
automatique
secondes après la mise en veille de l’alarme lorsqu’aucune ouverture de
porte ou de hayon/capot n’a été détectée.
Commande de verrouillage Cette fonction commande le verrouillage centralisé en cas de remise en
centralisé (si disponible)
marche automatique de l’alarme.
en cas de remise en
marche automatique
Antidémarrage
Cette fonction active l’antidémarrage lorsque la porte conducteur n’est
pas ouverte dans les 10 secondes qui suivent l’arrêt du moteur. Pour
automatique
désactiver cette fonction, l’alarme doit être successivement mise en
marche puis mise en veille.
Fonction de protection
Cette fonction intègre la reconnaissance du conducteur qui doit avoir
contre le car-jacking
lieu dans les 25 secondes qui suivent la mise en marche du moteur.
Cette reconnaissance peut se faire par l’entrée des 2 premiers chiffres
du code PIN sur le pavé numérique ou (en option) au moyen d’une Driver
Card activée. Le véhicule peut alors être utilisé normalement jusqu’au
prochain arrêt du moteur. Lorsque la reconnaissance du conducteur,
bien qu’indispensable, n’a pas eu lieu, l’alarme retentira après 30 secondes
Désactivée
X
X
X
X
X
X
37
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
rev01
Fonction
Réglage en usine
Description
Activée
sans que l’antidémarrage ne soit activé, celui-ci ne devenant actif qu’au
moment de la tentative de démarrage suivante. Pour désactiver cette
fonction, le code PIN complet doit être introduit.
Polarité d’entrée au niveau Cette fonction indique la polarité d’entrée au niveau de la porte conducteur
de la porte
lorsque le fil gris/noir est utilisé (voir le tableau et le schéma d’installation
du véhicule)
Polarité d’entrée au niveau Cette fonction indique la polarité d’entrée au niveau du coffre lorsque le
du coffre
fil jaune/noir est utilisé (voir le tableau et le schéma d’installation du
véhicule)
Cette fonction permet d’activer une sirène sans batterie de secours, au
Activation d’une sirène
sans batterie de secours
moyen d’un signal codé, un klaxon ou un autre dispositif (tel qu’un
ou sortie de klaxon
récepteur de poche) au moyen d’un signal négatif.
Signal d’avertissement
Cette fonction sélectionne le type de signal émis par le klaxon
sonore continu ou
intermittent
Commande de confort
Cette fonction permet de bénéficier d’un délai de 28 secondes avant le
déclenchement de la commande de fermeture. Uniquement disponible
avec les systèmes utilisant un émetteur de poche Cobra
Commande de confort
Grâce à cette fonction, le fait de maintenir enfoncé le bouton A de
manuelle
l’émetteur de poche Cobra déclenche la commande manuelle de confort.
Uniquement disponible avec les systèmes utilisant un émetteur de
poche Cobra
Verrouillage du choix de
Cette fonction empêche l’adressage automatique du système par des
plateforme
signaux CAN en cas de programmation. (uniquement en cas de
préprogrammation spécifique en usine)
Désactivée
Négative
Positive
X
Continu
X
X
X
38
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
5.4 - Fonctions de l’émetteur de poche Cobra supplémentaire
(en option)
a
Bouton A
Bouton B
•
b
Permet de mettre en marche l’alarme et
l’antidémarrage.
a
•
b
Permet de mettre en veille l’alarme et
l’antidémarrage.
appuyez sur le bouton du panneau de contrôle dans les 5
secondes qui suivent l’arrêt du véhicule
maintenez enfoncé le bouton jusqu’à ce que la diode clignote :
Clignotement simple : les capteurs volumétriques sont
en veille
Clignotement double : les capteurs volumétriques sont
en veille ainsi que tous les autres modules
supplémentaires raccordés par l’intermédiaire de l’entrée
modulaire
Nota bene : Ne laissez jamais un enfant ou un animal seul dans le
véhicule, la température dans l’habitacle pouvant monter
dramatiquement !
6 - MISE EN MARCHE ET MISE EN VEILLE
6.1 - Mise en marche de l’alarme au moyen de l’émetteur de
poche d’origine ou Cobra
Appuyez sur le bouton « Fermeture » de l’émetteur de poche d’origine
ou le bouton A de la télécommande Cobra :
•
les portes se verrouillent
•
l’avertissement sonore est coupé, celui-ci n’est en effet
autorisé que dans les pays hors UE
•
la diode du panneau de contrôle s’allume pendant 30
secondes, avant de clignoter
•
la protection est active dès que la diode commence à clignoter
6.2 - Mise en marche de l’alarme sans activation des capteurs
externes
De cette façon le véhicule n’est protégé que contre l’ouverture indésirable
des portes, du capot ou du coffre. Cette fonctionnalité peut être utilisée
lorsque des objets mobiles sont laissés dans le véhicule.
6.3 - Mise en veille de l’alarme au moyen de l’émetteur de poche
d’origine ou Cobra (toutes versions)
Appuyez sur le bouton « ouverture » de l’émetteur de poche d’origine
ou le bouton B de la télécommande Cobra :
•
les portes se déverrouillent
•
l’avertissement sonore est coupé, celui-ci n’est en effet
autorisé que dans les pays hors UE
•
la diode s’éteint
•
la protection est mise en veille
6.4 - Mise en marche / mise en veille de l’alarme au moyen d’une
Driver Card
L’alarme et l’antidémarrage se mettront en marche / en veille
automatiquement en fonction de la proximité de la Driver Card.
39
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
rev01
7 - MÉMOIRE DE L’ALARME
En cas de mise en veille de l’alarme, la diode du pavé numérique se mettra à clignoter si une alerte a été détectée au cours de la période d’activation
de l’alarme. Le nombre de clignotements indique la cause de l’alerte et reste disponible jusqu’à la prochaine activation de l’alarme ou jusqu’au
prochain allumage du moteur.
Signal de la diode
Cause
Signal de la diode
Cause
1 clignotement
Porte conducteur ouverte
8 clignotements
Câble de sirène saboté
2 clignotements
Détection par les capteurs à ultrasons
9 clignotements
Module ultrason via BUS Cobra,
voir Chapitre 13
3 clignotements
Capot ouvert
10 clignotements
Module externe via BUS Cobra,
voir Chapitre 13
4 clignotements
Tentative de démarrage, allumage
11 clignotements
Module antidémarrage 1 via BUS Cobra,
voir Chapitre 13
5 clignotements
Hayon ouvert
12 clignotements
Module antidémarrage 2 via BUS Cobra,
voir Chapitre 13
6 clignotements
Porte(s) ouverte(s)
13 clignotements
Module de codage via BUS Cobra,
voir Chapitre 13
7 clignotements
Capteurs externes
14 clignotements
Système de localisation de véhicule ICD
via BUS Cobra, voir Chapitre 13
40
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
8 - MISE EN VEILLE PAR CODE PIN
Pour mettre en veille l’alarme sans utiliser un émetteur de poche, veuillez suivre les étapes suivantes :
Appuyez sur la touche autant
de fois qu’indiqué par le
premier chiffre du code PIN
Code PIN
LA SIRÈNE
RETENTIT
OK
Clignotement
bref
pause
ALARME
DÉSACTIVÉE
Clignotement
long
Entrez le chiffre
suivant du
code PIN
41
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
rev01
9 - REMPLACEMENT DES PILES DE L’ÉMETTEUR DE POCHE
Si la diode de l’émetteur de poche clignote brièvement ou de façon irrégulière lorsqu’un bouton est pressé, cela signifie que les piles sont presque
déchargées. Pour remplacer les piles, suivez les étapes suivantes :
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Ouvrez l’émetteur de poche en le tenant comme représenté sur le dessin
Enlevez la pile tel qu’indiqué sur le dessin
Patientez au moins 10 secondes avant d’insérer la pile neuve
Insérez la pile, neuve tel qu’indiqué sur le dessin, en prenant soin de respecter la polarité et de manipuler la pile uniquement par les côtés.
Réassemblez les deux parties et vérifiez le bon fonctionnement en appuyant sur le bouton A, à une distance suffisante pour être hors
de portée du véhicule.
Déposez la pile dans un endroit prévu à cet effet
42
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
10 - DIAGNOSTIC DES PROBLÈMES RENCONTRÉS
L’émetteur de poche ne fonctionne pas correctement
Possibilité A
La pile est déchargée, vérifiez-la et procédez, le cas échéant, à son remplacement, comme décrit dans le
Chapitre 9
Possibilité B
L’émetteur est trop éloigné du récepteur, rapprochez-vous du véhicule pour faire une nouvelle tentative
Possibilité C
Un autre appareil ou un autre rayonnement perturbe l’émetteur de poche, déplacez-vous et faites une
nouvelle tentative
Possibilité D
Un autre cause est à l’origine de ce problème, mettez en veille le système au moyen du code PIN et contactez
votre revendeur
Possibilité A
Grâce au code de clignotement décrit dans le Chapitre 7, déterminez les raisons du déclenchement de
l’alarme. Lorsque cela provient des capteurs à ultrasons volumétriques, vérifiez si les vitres, le toit ouvrant ou
les conduits de ventilation laissent passer un courant d’air ou s’il existe d’autres sources de mouvement dans
le véhicule. Si vous ne parvenez pas à résoudre ce problème, contactez votre revendeur
Possibilité B
Lorsque les portes, le hayon ou le capot sont à l’origine du déclenchement de l’alarme, cela signifie que les
contacts doivent vraisemblablement être réglés. Contactez alors votre revendeur
Possibilité C
Lorsque les capteurs externes, par exemple le capteur radar, sont à l’origine du déclenchement de l’alarme,
il se peut que le capteur soit trop sensible en raison de son réglage. Contactez votre revendeur
L’alarme se déclenche sans raison apparente
La diode clignote au moment où le contact est mis
Consultez le tableau relatif à la mémoire des erreurs du Chapitre 7 pour en déterminer la cause et contactez dès que possible
votre revendeur
43
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
rev01
11 - INSTALLATION & CONFIGURATION
11.1 - Connexion des câbles & pièces
11.1.1 - Connexion des câbles
Les schémas d’installation spécifiques à chaque véhicule doivent
être téléchargés à l’adresse suivante : www.cobra-at.com et en suivant
le chemin d’accès : Login – Professional Area – Vehicle type: Auto /
Car – Product type: Antifurto auto / Car alarms – Alarm CAN BUS /
Antifurto CAN BUS (AK44XX). Effectuez ensuite les connexions
alarme/véhicule comme indiqué. Demandez à votre fournisseur/
distributeur les données nécessaires à la connexion au site internet
www.cobra-at.com
11.1.2 - Centrale d’alarme
La centrale doit être installée de manière invisible, et solidement
fixée, dans l’habitacle, là où le raccordement principal est positionné
vers le bas.
11.1.3 - Sirène avec batterie de secours
La sirène doit être positionnée, et solidement
fixée, dans le compartiment moteur à un
emplacement difficilement accessible depuis
l’extérieur. En outre, il convient d’éviter
d’orienter directement la sirène vers le haut
ou vers le bas en raison du niveau sonore
nécessaire et de l’éventuelle introduction
d’eau dans le compartiment moteur.
O.K.
K.O.
11.1.4 - Capteurs à ultrasons
Les capteurs à ultrasons doivent être installés au-dessus des cadres
antérieurs ou postérieurs des vitres. La position des capteurs doit être
choisie de telle sorte que la majeure partie de l’habitacle puisse être
couverte sans être masquée, par exemple, par un pare-soleil.
Les capteurs se programmeront automatiquement et s’adapteront à
l’habitacle.
11.1.5 - Capteur de mouvement / radar haute fréquence (sensibilité
réglable)
Le capteur radar doit être installé à un emplacement aussi central et
horizontal que possible, là où la majeure partie de l’habitacle peut être
couverte.
La sensibilité du capteur doit être réglée au moyen d’un potentiomètre.
11.1.6 - Panneau de sélection avec diode
Le panneau de sélection doit être positionné face au conducteur, là où
il est facilement visible et accessible. Le panneau et la diode sont
utilisés pour indiquer les différentes phases de l’alarme et pour piloter
la programmation.
11.1.7 - Interrupteur de capot
L’installation d’un interrupteur de capot est nécessaire lorsque cette
fonction n’est pas prise en charge en standard par le bus CAN. Sans
cet interrupteur, il s’avère impossible de sélectionner le mode de
programmation ou de protéger le compartiment moteur. Au moment
de l’installation de l’interrupteur, veillez à tenir compte de l’usure et de
la corrosion des matériaux environnants, qui est une conséquence de
leur utilisation et/ou des conditions climatiques. Enfin, l’interrupteur
de capot doit être installé de manière à ne pas être accessible depuis
l’extérieur.
44
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
11.1.8 - Emetteurs de poche ou Driver Cards (cartes de reconnaissance
du conducteur ; en option)
Ceux-ci sont programmés comme décrit dans le Chapitre 15 et requièrent
l’antenne supplémentaire. Si l’émetteur de poche doit commander le
verrouillage centralisé, cette connexion doit être établie, voir les schémas
représentés sur les pages suivantes
L’installation incorrecte de l’antenne peut produire des brouillages. Pour
cette raison, veillez à ce que l’antenne ne soit pas tournée, qu’elle ne
touche pas d’autres fils et qu’elle ne soit pas coupée ou en contact avec
la masse. Placer l’antenne de telle sorte qu’elle reste à au moins 20mm
de distance de pièces métalliques.
11.2 - Informations complétant les schémas électriques
Toutes les connexions au pôle positif de la batterie doivent être protégées
par un fusible d’une capacité adéquate. Placez les fusibles idéalement
à une distance de 15 à 20 centimètres de la batterie.
La centrale d’alarme doit être protégée par un fusible de 15A lorsque le
raccordement des clignotants est en mode Power et par un fusible de
5A en mode Logic.
Dans le cas des sirènes avec batterie de secours, la sirène doit être
protégée par un fusible de 3A.
Retirez la fiche du fil jaune/bleu de la sirène avec batterie de secours,
puis connectez ce fil au fil codé blanc du bus Cobra.
Réalisez le raccordement à la masse d’un point de masse d’origine du
véhicule.
Positionnez le câblage de l’alarme près du câblage d’origine du véhicule.
Toutes les fixations entre le véhicule et l’alarme doivent être soudées.
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
11.3 - Configuration du bus CAN
Tous les systèmes sont fournis départ usine avec la configuration
Volkswagen, à l’exception de la version 4485 qui est fournie avec
les configurations Opel. Si le système est utilisé avec une autre
marque de véhicule, vous devrez programmer le système au moyen
du câble de programmation Morpheus, puis effectuer de nouveau la
configuration comme décrite ci-après.
Pour la programmation avec Morpheus, le matériel suivant est
nécessaire :
1. Un PC offrant une connexion série (port COM)
2. Une interface Morpheus AV0088ST + 03CB0696 (adaptateur
d’interface pour 44XX)
3. Ou Morpheus, AV0088STABA (y compris 03CB0696)
4. Un accès à www.cobra-at.com (Partie réservée aux
professionnels)
5. Le logiciel Morpheus
6. Le manuel Morpheus
7. Le tableau d’AFFECTATION CAN pour la marque de véhicule
correspondante
Vous pouvez vous procurer les éléments n°1, 2, 3 et 4 auprès du
fournisseur/distributeur du système d’alarme.
Les éléments n°5, 6 et 7 doivent être téléchargés à l’adresse suivante :
www.cobra-at.com, en procédant comme suit :
Sélectionnez « Login »
Entrez les données de connexion et le mot de passe fournis
par votre fournisseur
Sélectionnez « Professionnal Area »
Sélectionnez le type de véhicule : « Auto – Car »
45
rev01
-
Sélectionnez le type de produit : « Software Morpheus »
Cliquez sur « Software & Documents »
Vous y trouverez la dernière version indispensable du logiciel
Morpheus (cliquez sur le fichier Morpheus près de « Software CAN »
et suivez les indications données par Windows), que vous pourrez
télécharger, sauvegarder et installer. Démarrez ensuite l’installation
en cliquant sur le raccourci ou le bouton démarrer de Windows >
Programmes > Morpheus, sélectionner « Morpheus », puis suivez
les indications (lisez éventuellement le manuel Morpheus
téléchargeable depuis le même emplacement sous « Manual
Morpheus »). Vous pouvez retrouver les différents tableaux
d’AFFECTATION CAN sous « Product type Software Morpheus » et
« Software & Documents ».
Raccordez ensuite le système d’alarme à l’ordinateur au moyen de
l’interface et de l’adaptateur d’interface, démarrez le programme
Morpheus et programmez le système avec le logiciel approprié au
modèle et à l’année de construction du véhicule. Consultez votre
fournisseur si le modèle recherché n’est pas disponible. Enfin,
confirmez la configuration en suivant les instructions ci-après.
Configuration
Pour configurer les modèles Volkswagen, il est important de bien
utiliser le tableau d’AFFECTATION CAN fourni dans le kit et indiquant
la ligne de programmation correspondant au modèle concerné. Cette
configuration doit impérativement être effectuée afin de garantir
l’exécution correcte des fonctions. Pour confirmer la configuration
d’une marque de véhicule programmée différemment (avec le logiciel
Morpheus), vous devrez également effectuer une configuration en
vous référant alors au tableau d’AFFECTATION CAN de cette même
marque :
•
•
•
•
•
•
•
Durant les 5 premières secondes après le raccordement du
système à l’alimentation (indiqué par le clignotement rapide
de la diode), maintenez enfoncé le bouton-poussoir du
panneau de sélection jusqu’à extinction de la diode.
Relâchez le bouton-poussoir
Aussitôt le bouton-poussoir relâché, la diode clignotera un
certain nombre de fois pour indiquer l’activation de la fonction
de sélection de modèle. Le nombre de clignotements indique
la ligne du tableau d’AFFECTATION CAN programmée dans
le système et correspondant au modèle de véhicule
En enfonçant de nouveau le bouton-poussoir, la sélection
avancera d’une ligne
Quand la dernière ligne est atteinte, le fait de presser à
nouveau le bouton renverra à la première ligne
Lorsque la ligne recherchée est atteinte (avec le modèle de
véhicule approprié correspondant), il est nécessaire
d’attendre que le système cesse d’indiquer la ligne
sélectionnée, après avoir indiqué 5 fois les séries de
clignotement correspondantes
La diode s’éteindra à la fin de la procédure de sélection du
modèle de véhicule
46
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
Vérifiez la configuration en mettant en marche et en veille le système,
en simulant diverses alertes et en activant éventuellement le
déverrouillage du coffre à partir de l’émetteur de poche ainsi qu’en
ouvrant le hayon afin de vérifier que la mise en marche et la mise
en veille de l’alarme se font bien automatiquement.
12 - POSITION DE PROGRAMMATION
DÉBUT DE LA PROGRAMMATION
MISE EN
VEILLE DU
SYSTÈME
D’ALARME
A
ARRÊT
O
FF
D
B
PIN CODE
MARCHE
ON
E
ATTENTE +15
MODIFICATION DU TABLEAU
ARRÊT
O
FF
C
F
1 clignotement = OK
FIN DE LA PROGRAMMATION
MARCHE
ON
MODIFICATION DE LA LIGNE
MAX 1 sec.
ACTIVATION / DÉSACTIVATION DE LA FONCTION
MIN 2 sec.
47
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
rev01
13 - TABLEAU DES FONCTIONS, MODE PROGRAMMATION
44XX
Tableau 1
Pag 1
BUZZER
L’avertissement sonore propose 7 niveaux de volume. Son volume peut être augmenté au moyen du
bouton-poussoir situé sur le panneau de contrôle. Il est également possible de le faire par paliers au
moyen du bouton A de l’émetteur de poche Cobra.
Vol +
0
7
Tableau 2
Reconnaissance automatique des
modules sur le bus Cobra
Programmation des émetteurs de
poche ou des Driver Cards (il est
recommandé de retirer l’antenne
avant la programmation)
Passez ensuite au tableau 7 pour confirmer que la reconnaissance automatique a bien eu lieu. Cette
procédure doit être répétée pour chaque module supplémentaire.
Entrez le code PIN pour programmer un émetteur de poche à apprentissage automatique. L’allumage des
clignotants par intermittence signifie que le mode est confirmé. Après cela, le premier enfoncement d’un
bouton de l’émetteur de poche entraîne l’effacement des précédents codes de l’émetteur et l’enregistrement
de ce nouveau code. Cette procédure devra être répétée pour programmer d’autres émetteurs de poche ou
Driver Cards. La diode clignote dès qu’un code est enregistré. Voir également le Chapitre 15.
Saisie d’un nouveau code PIN
1) Tapez les 4 chiffres du nouveau code PIN
2) Arrêtez le moteur puis remettez le contact
3) Retapez les 4 chiffres du nouveau code PIN
4) La diode clignotera 5 fois pour confirmer la saisie d’un nouveau code PIN. (notez celui-ci directement
sur la carte à code PIN)
Tableau 3
Signal diode long Signal diode court
Ligne 1 Mise en marche automatique
Activée
Désactivée
Ligne 2 Remise en marche automatique
Activée
Désactivée
Ligne 3 Commande de verrouillage centralisé en cas de remise en marche automatique
Activée
Désactivée
Ligne 4 Antidémarrage automatique
Activée
Désactivée
Ligne 5 Non utilisée
Activée
Désactivée
Ligne 6 Fonction de protection contre le car-jacking
Activée
Désactivée
48
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
44XX
Tableau 4
Ligne 1 Polarité d’entrée au niveau de la porte conducteur
Ligne 2 Polarité d’entrée au niveau du hayon / capot
Ligne 3 Activation d’une sirène sans batterie de secours ou sortie de klaxon
Ligne 4 Signal d’avertissement sonore continu ou intermittent
Ligne 5 Commande de confort
Ligne 6 Commande de confort manuelle
Tableau 5
Ligne 1 Verrouillage du choix de plateforme
Tableau 6
Non utilisé
Tableau 7 (indique, grâce à une diode clignotante, le module BUS Cobra utilisé)
1 clignotement : Sirène de secours
2 clignotements : Capteurs à ultrasons
3 clignotements : Capteur d’angle d’inclinaison
4 clignotements : Antidémarrage 1
5 clignotements : Antidémarrage 2
6 clignotements : Pavé numérique
7 clignotements : Système de localisation de véhicule ICD
Signal diode long Signal diode court
Positive
Négative
Positive
Négative
Sirène
Klaxon
Continu
Intermittent
Activée
Désactivée
Activée
Désactivée
Signal diode long Signal diode court
Activée
Désactivée
Chaque module est
indiqué par un code de
clignotement spécifique
La pause entre un code
et le suivant est de 2
secondes.
49
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
rev01
14 - CONNEXION DE MODULES SUPPLÉMENTAIRES
Il est possible de connecter au bus Cobra (broche 10 sur le connecteur du faisceau de câbles, fil de couleur blanche) des modules supplémentaires
tels qu’une sirène (supplémentaire), un système de localisation de véhicule GPS/GSM, un capteur d’angle d’inclinaison ou un antidémarrage
externe, à condition que ces modules soient raccordés numériquement au bus Cobra. Veuillez suivre la procédure ci-dessous pour installer un
module supplémentaire et confirmer la programmation correcte des modules supplémentaires raccordés :
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Déconnectez le système d’alarme en retirant le fusible principal de 15A et en détachant le connecteur principal de l’unité centrale.
Raccordez le module supplémentaire selon le manuel d’installation fourni et vérifiez que le raccordement correspond bien au schéma
d’installation de ce manuel. Si cela n’est pas le cas, contactez votre fournisseur.
Reconnectez le système d’alarme en repositionnant le connecteur et le fusible principal de 15A.
Activez le mode de programmation, comme décrit dans le Chapitre 12 – Position de programmation.
Sélectionnez le tableau 2, comme décrit dans le Chapitre 12 – Position de programmation, en coupant le moteur puis en mettant le contact.
Patientez au moins 10 secondes, sans dépasser 25 secondes.
Passez au tableau 7, comme décrit dans le Chapitre 12 – Position de programmation, en coupant le moteur puis en mettant le contact
successivement un certain nombre de fois.
La reconnaissance automatique du module supplémentaire est confirmée dans le tableau de programmation 7 grâce au clignotement de
la diode. Le nombre de clignotements correspond à un module déterminé dont la description est reprise dans le tableau des fonctions du
Chapitre 13.
Nota bene 1 : Si d’autres modules doivent être raccordés, vous devez sortir du mode programmation en fermant le capot. La procédure doit ensuite
être entièrement répétée.
Nota bene 2 : Cette procédure doit également être suivie lors du retrait d’un module, de sorte que le module soit automatiquement déprogrammé.
Nota bene 3 : Une erreur, due au non respect de la procédure de déprogrammation lors du retrait d’un module à apprentissage automatique, est
indiquée par 8 à 12 clignotements en mode désactivé, ou 8 à 12 signaux sonores.
Nota bene 4 : En ce qui concerne la sirène livrée en standard avec le raccordement au bus Cobra et la batterie de secours, cette programmation
n’a pas besoin d’être effectuée puisqu’elle a déjà été réalisée en usine.
50
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
15 - AJOUT DE NOUVEAUX ÉMETTEURS DE POCHE ET / OU DE NOUVELLES DRIVER CARDS
En cas de perte ou de panne d’émetteur de poche ou de Driver Card, il est possible de le/la remplacer sans que cela ne représente un danger en
termes de sécurité :
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Mettez en veille le système (si plus aucun émetteur de poche ne fonctionne, utilisez alors la procédure d’urgence décrite dans le Chapitre 7)
Si possible, retirez l’antenne (l’antenne peut influer sur la programmation et les réactions des clignotants et de la diode)
Activez le mode programmation, comme décrit dans le Chapitre 12 – Position de programmation.
Sélectionnez le tableau 2, comme décrit dans le Chapitre 12 – Position de programmation, en coupant le moteur puis en mettant le contact.
Tapez à nouveau le code PIN. Les clignotants s’allumeront alors par intermittence.
Appuyez directement sur un bouton de l’émetteur de poche ou de la Driver Card de sorte qu’il/elle soit automatiquement programmé(e).
Les anciens émetteurs ou les anciennes cartes sont effacé(e)s, et la diode du panneau de contrôle clignotera afin de confirmer
l’apprentissage automatique.
Répétez la procédure prévue au point 6 si plusieurs dispositifs doivent être programmés ou si d’anciens émetteurs ou d’anciennes cartes
sont réutilisé(e)s. Le système peut programmer 4 dispositifs au maximum.
Le système met automatiquement fin à la procédure de programmation après 30 secondes d’inactivité. Ceci est confirmé par l’allumage
des clignotants pendant un long moment.
Afin de clore la procédure définitivement, ou de façon anticipée, il est nécessaire de fermer le capot.
51
4400
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
F
rev01
16 - DONNÉES TECHNIQUES
CARACTÉRISTIQUES TECHNIQUES DU SYSTÈME
Tension nominale
12 VCC
Tension de service
8 ~ 16 VCC
Consommation en configuration standard
En veille, avec 1 module volumétrique et une
CONSOMMATION sirène avec batterie de secours
ÉLECTRIQUE
En fonctionnement, avec 1 module volumétrique et
une sirène avec batterie de secours
2,0 ~ 3,0 mA
5,5 ~ 6,0 mA
Température de fonctionnement
Centrale
Sirène
-40 ~ +85°C
-40 ~ +105°C
Niveau sonore
Sirène avec batterie de secours
Sirène sans batterie de secours
118 dB(A) à 1 mètre
115 dB(A) à 1 mètre
Règlements européens que ce système respecte :
Directive CE 95/56/CE du 8 novembre 1995
Directive CE 2006/28/CE du 6 mars 2006
Directive CE 89/336/CEE du 3 mai 1989
52
F
MANUEL D’UTILISATION ET D’INSTALLATION
4400
rev01
53
4400
rev01
GARANTIE VOORWAARDEN / CONDITIONS DE GARANTIE
GAR
ANT
IE V
OOR
WAA
RDE
N
Dit product heeft een fabrieksgarantie van 24 maanden
vanaf de aankoopdatum. De garantie wordt verleend
door uw leverancier en moet worden aangetoond
middels een origineel aankoopbewijs met
aankoopdatum. Er kan geen garantie worden verleend
indien het product sporen vertoond van sabotage,
onjuiste installatie, nalatigheid, val -of waterschade,
transport -of andersoortige schade niet gerelateerd
aan fabrieksfouten.
Als het systeem niet correct functioneert kan de
fabrikant niet aansprakelijk worden gesteld voor
directe -of indirecte schade aan personen of materiaal.
CON
DITI
ONS
DE G
ARA
NTIE
Ce produit est couvert par une garantie de 24 mois
à compter de la date d’achat certifiée par le ticket de
caisse ou la facture. La garantie ne couvre pas les
produits endommagés par une installation ou une
utilisation non conforme, ou pour toutes autres
causes imputables à un défaut de fabrication. En cas
de mauvaise utilisation ou installation le fabricant
ne pourra être soumis à une indemnisation pour les
dommages provoqués directement ou indirectement
à des personnes ou biens. Pour bénéficier de la
garantie, adressez vous à votre revendeur agrée.
54
4400
DECLARATIONS OF CONFORMITY
1. customer copy
2. installer copy
A/c NO.
A/c NO.
A/c NO.
FITTING
CENTER
FITTING
CENTER
FITTING
CENTER
DATE
DATE
ANNUAL SYSTEM HEALTH CHECK
TEL. NO.
SURNAME
DATE
POSTCODE
ADDRESS
CUSTOMER DETAILS / VEHICLE OWNER
REG. NO.
NAME
CHASSIS NO.
MODEL
VEHICLE DETAILS
TYPE
PRODUCT DESCRIPTION
TEL. NO.
MAKE
SIGNATURE
APPROVAL NUMBER
MAKE
INSTALLATION DATE
POSTCODE
ADDRESS
FITTING CENTER
INSTALLATION DETAILS
DATE
A/c NO.
I undersigned, professional installer, certify that the installation of the vehicle
alarm system described below has been carried out by myself pursuant to the
mounting instruction supplied by the manufacturer of the system.
INSTALLATION CERTIFICATE
"
De fabrikant accepteert geen aansprakelijkheid voor fouten of
defecten in het alarm en/of het voertuig als gevolg van een incorrecte
installatie en/of het niet voldoen aan de gegeven technische
specificaties. Het systeem moet worden beschouwd als een
bescherming tegen diefstalpogingen.
Le fabricant décline toute responsabilité pour les erreurs et pannes
affectant l’alarme et/ou le véhicule et résultant d’une installation
incorrecte et/ou d’un non respect des spécifications techniques
indiquées. Le système doit être considéré comme une protection
contre les tentatives de vol.
Cobra Automotive Technologies
via Astico 41 - 21100 VARESE - ITALY
06DE3193A - 09/ 09 - rev01
www.cobra-at.com