Quare Theory

Quare Theory
Quare Theorie
Théorie Quare
Noreen Giffney
Noreen Giffney doceert Vrouwenstudies
aan The School of Social Justice, University College Dublin in Ierland. Ze is co-redactrice van Twenty-First Century Lesbian
Studies (2007), Critical InQueery: A Reader
in Queer Studies (2007) en de reeks Queer
Inventions, uitgegeven bij Ashgate Press.
Samen met Michael O’Rourke richtte ze
in 2001 de Dublin Queer Studies Group op.
Sinds 2003 organiseren ze samen de seminariereeks The(e)ories: Advanced Seminars for Queer Research. Haar boek, Queer
Theory: Key Concepts, wordt weldra uitgegeven bij Berg Press. Haar interesse op
het vlak van onderwijs en onderzoek gaat
vooral uit naar queer theorie, feminisme,
lesbische studies, Middeleeuwse studies
en film.
Noreen Giffney est chargée de cours en Etudes Féministes à la School of Social Justice
de University College de Dublin en Irlande.
Elle est co-éditrice de Twenty-First Century
Lesbian Studies (2007), Critical InQueery:
A Reader in Queer Studies (2007) et de
l’ouvrage Queer Inventions, paru chez Ashgate Press. En collaboration avec Michael
O’Rourke, elle a mis sur pied en 2001 le
Dublin Queer Studies Group. Depuis 2003,
ils organisent les séminaires The(e)ories:
Advanced Seminars for Queer Research.
Son livre, Queer Theory: Key Concepts, paraîtra prochainement chez Berg Press. Ses
domaines de recherche et d’enseignement
sont principalement: la théorie queer, le féminisme, les études lesbiennes, l’étude du
Moyen-Age, le cinéma.
Dit artikel verscheen eerder in… / Cet article est paru précédemment dans…
Wanda Balzano, Anne Mulhall, Moynagh Sullivan (eds.) Irish Postmodernisms and Popular
Culture, 2007, Palgrave Macmillan. Reproduced with permission of Palgrave Macmillan.
7
…we rarely see a glimpse of what queer theory means to those producing and employing it.1
Quare(ly) Lack(ing)
The lack of research into the history of Irish sexuality is puzzling, although it corresponds to a general
lack of interest in sexuality in Irish academia.2
If Tom Inglis is puzzled, then so am I; what we find puzzling differs substantially however. He is puzzled
by what he terms ‘the lack of research into the history of Irish sexuality’ which for him ‘corresponds to a
general lack of interest in sexuality in Irish academia’. I, on the other hand, am puzzled by his ignorance
of the reputation that his own university, more specifically Women’s Studies at University College Dublin,
has attained internationally as an academic site of excellence for the study of sexuality, Irish and otherwise. These statements leave me wondering what Inglis means by the terms ‘sexuality’ and ‘academics’,
what constitutes ‘an interest in sexuality’ for him or indeed what might count as ‘research’. I am curious
about his use of these words and phrases because the study of sexuality has been ongoing in Ireland for
some time.
If I confine myself to the twenty-first century, I can think of a host of conferences, symposia, panel discussions, seminars, publications and specialized courses which deal with sexuality, predominantly from
feminist and lesbian, gay, bisexual, transgender, intersex and queer perspectives.3 These interdisciplinary events have attracted the foremost experts in the field of sexuality to Ireland to discuss their work
“while queer theory might have a tentative home in women’s studies,
…we vangen zelden een glimp op van wat queer theorie
betekent voor zij die ze voortbrengen en gebruiken.1
…nous avons rarement un aperçu de ce que la théorie queer
signifie pour ceux qui la formulent et l’emploient.1
Het vreemd aandoende gebrek aan quare
Het gebrek aan onderzoek naar de geschiedenis van de
Ierse seksualiteit is onbegrijpelijk, ook al stemt het overeen met een algemeen gebrek aan interesse voor seksualiteit in de Ierse academische wereld.2
Ik sta even versteld als Tom Inglis, maar wat we precies onbegrijpelijk vinden, is in wezen verschillend. Hij
verbaast zich over wat hij ‘het gebrek aan onderzoek naar
de geschiedenis van de Ierse seksualiteit’ noemt en wat
voor hem ‘overeenstemt met een algemeen gebrek aan interesse voor seksualiteit in de Ierse academische wereld’.
Ik ben anderzijds verbaasd over het feit dat hij niet op
de hoogte is van de reputatie die zijn eigen universiteit,
meer specifiek de afdeling Vrouwenstudies van het University College Dublin, internationaal verworven heeft als
academische plek bij uitstek voor de studie van seksualiteit zowel in Ierland als elders. Deze uitspraken zetten
me ertoe aan om na te denken over de betekenis die Inglis aan de termen ‘seksualiteit’ en ‘academische wereld’
geeft, wat ‘interesse in seksualiteit’ voor hem inhoudt of
wat werkelijk als ‘onderzoek’ kan worden beschouwd. Ik
ben nieuwsgierig naar zijn gebruik van deze woorden en
zinnen omdat seksualiteit in Ierland al enige tijd wordt
bestudeerd.
Ik hoef niet verder dan de eenentwintigste eeuw te kijken om een hele resem conferenties, symposia, fora, seminaries, publicaties en gespecialiseerde cursussen over
seksualiteit te bedenken, voornamelijk vanuit feministische en lesbische, gay, biseksuele, transgender, interseks
en queer standpunten.3 Deze interdisciplinaire evenementen brachten vooraanstaande deskundigen op het vlak van
seksualiteit naar Ierland om over hun werk te spreken zonder ‘schaamte of verlegenheid’.4 Ze droegen ook bij aan de
vorming van een internationale gemeenschap van wetenschappers en activisten die naar Ierland kwamen om hun
Quare(ly) Lack(ing)
Le manque de recherches sur l’histoire de la sexualité irlandaise laisse perplexe, bien que cela corresponde à un
manque général d’intérêt pour la sexualité dans le monde
universitaire irlandais.2
Si Tom Inglis est perplexe, je le suis tout autant ; cependant, ce qui cause notre perplexité diffère considérablement. Ce qui le rend perplexe est ce qu’il nomme « le
manque de recherches sur l’histoire de la sexualité irlandaise » qui, pour lui, « correspond à un manque général
d’intérêt pour la sexualité dans le monde universitaire
irlandais ». Pour ma part, je suis étonnée qu’il ignore la
réputation que sa propre université, plus particulièrement le Women’s Studies du University College Dublin, a
acquise sur la scène internationale, en tant que site universitaire d’excellence dans l’étude de la sexualité, irlandaise ou autre. Cette déclaration me pose aussi question
quant à l’usage que fait Inglis des termes « sexualité » et
« universitaires » ; qu’entend-il en effet par « un intérêt
pour la sexualité » et que recouvre, selon lui, la notion de
« recherche »? Je serais curieuse de connaître l’acception
qu’il réserve à ces mots et expressions dans la mesure
où les études sur la sexualité ont cours en Irlande depuis
quelque temps.
Si je m’en tiens au vingt-et-unième siècle, je peux citer
toute une série de conférences, de symposiums, de panels,
de séminaires, de publications et de cours spécialisés traitant de la sexualité, essentiellement des points de vue féministe et lesbien, gay, bisexuel, transsexuel, intersexuel
et homosexuel.3 Ces évènements interdisciplinaires ont
attiré en Irlande les experts les plus éminents dans le domaine de la sexualité pour discuter de leur travail sans
« honte ni gêne ».4 Ils ont aussi contribué à la formation
d’une communauté internationale de spécialistes et d’activistes qui se sont rendus en Irlande pour partager leurs
8
without ‘shame or embarrassment’.4 They have also contributed towards the formation of an international
community of scholars and activists who have travelled to Ireland to share their research findings on sexuality.5 Inglis’ silence about this work raises questions relating to visibility, value and respectability. What
academic work is considered worthy enough to mention, or unimportant enough to ignore? What scholarly
activities are legitimated by the academic establishment, and what research is trivialized, dismissed or
silenced? Who, more pointedly, is deemed to be respectable enough to speak on such matters and expert
enough to be listened to? These questions are especially pertinent in light of the theme of this chapter: the
development of queer theory in Ireland and its relationship with lesbian studies and feminism.
This chapter is a genealogical meditation on queer theory in Ireland, what I am terming ‘quare theory’.6
I employ the term ‘quare’ to articulate the specificities, nuances and methodological tensions between expressions of queer theory in an Irish context and theoretical formulations of queer theory originating in
Anglo-North American contexts. Employing ‘quare’ also helps to differentiate the pursuit of queer theory
as an epistemology, ontology, methodology and pedagogy in Ireland from Irish queer studies,7 which is
a loose umbrella term to describe scholarly efforts which concern themselves more specifically with the
connections between Irish studies and queer studies or LGBT8 studies more generally – in other words,
work which has a firm commitment to or engagement with postcolonial theory and makes a concerted effort to think about questions relating to Irish national identity. While queer theory might have a tentative
home in women’s studies, Irish queer studies remains an amorphous shape haunting the contours of Irish
studies and queer studies.
irish queer studies remains an amorphous shape haunting the contours
onderzoeksresultaten over seksualiteit bekend te maken.5
Het feit dat Inglis over dit werk zwijgt, roept vragen op
in verband met zichtbaarheid, waarde en respectabiliteit.
Welk academisch werk wordt als voldoende belangrijk
beschouwd om te worden vermeld, of voldoende onbelangrijk om te worden genegeerd? Welke wetenschappelijke
activiteiten worden door het academische establishment
gelegitimeerd, en welk onderzoek wordt als onbelangrijk
voorgesteld, verworpen of verzwegen? Scherper gesteld,
wie wordt als voldoende respectabel beschouwd om over
dergelijke zaken te spreken en wie wordt voldoende deskundig geacht om te worden aanhoord? Deze vragen zijn
vooral relevant in het licht van het thema van dit hoofdstuk: de ontwikkeling van queer theorie in Ierland en de
verhouding ervan tot lesbische studies en feminisme.
Dit hoofdstuk is een genealogische bespiegeling over
queer theorie in Ierland, wat ik ‘quare theorie’ noem.6 Ik
gebruik de term ‘quare’ om het specifieke karakter, de nuances en methodologische spanningen tussen de uitingen
van queer theorie in een Ierse context en de theoretische
formuleringen van queer theorie die voortkomen uit de
Anglo-Amerikaanse context, te verduidelijken. Het gebruik van ‘quare’ helpt ook om de beschouwing van queer
theorie als een epistemologie, ontologie, methodologie
en pedagogie in Ierland te onderscheiden van Ierse queer
studies.7 Deze laatste is een ruimere, overkoepelende term
om wetenschappelijk onderzoek te omschrijven dat zich
meer specifiek richt op de verbanden tussen Ierse studies
en queer studies of meer in het algemeen LGBT-studies8
– met andere woorden, werk dat sterk is ingebed in of aansluit bij de postkoloniale theorie en een gezamenlijke inspanning levert om over thema’s in verband met de Ierse
nationale identiteit na te denken. Terwijl queer theorie
eventueel bij vrouwenstudies kan worden ondergebracht,
blijven Ierse queer studies vormeloos ronddwalen tussen
Ierse studies en queer studies.
Mijns inziens vindt quare theorie plaats op de raakpunten tussen queer theorie, feminisme en lesbische stu-
découvertes sur la sexualité.5 Le silence d’Inglis à propos
de ce travail soulève des questions par rapport à la visibilité, la valeur et la respectabilité. Quel travail académique
mérite d’être mentionné, et quel autre peut être ignoré par
manque de pertinence ? Quelles sont les activités spécialisées considérées comme légitimes par le monde universitaire, et quelles recherches doivent être banalisées, rejetées ou réduites au silence ? Plus ostensiblement, qui est
jugé suffisamment respectable pour aborder de tels sujets
et suffisamment expert pour être écouté ? Ces questions
sont particulièrement pertinentes à la lumière du sujet
de ce chapitre : le développement d’une théorie queer en
Irlande et sa relation avec les études lesbiennes et le féminisme.
Ce chapitre constitue une méditation généalogique sur
la théorie queer en Irlande, ce que je nomme la « théorie
quare ».6 J’emploie le terme « quare » pour exprimer clairement les particularités, les nuances et les tensions méthodologiques entre les expressions de la théorie queer dans
un contexte irlandais et les formulations théoriques de la
théorie queer provenant de contextes anglais et nord-américains. L’emploi du terme « quare » permet également
de différencier la recherche de la théorie queer en tant
qu’épistémologie, ontologie, méthodologie et pédagogie
en Irlande à partir des études homosexuelles irlandaises,7
qui est un terme générique approximatif pour décrire les
efforts des spécialistes qui s’intéressent plus spécifiquement aux liens entre les études irlandaises et les études
queer ou les études LGBT8 plus généralement – en d’autres
termes, le travail qui s’engage fermement envers ou avec
une théorie postcoloniale et fournit un effort concerté
pour réfléchir aux questions en rapport avec l’identité nationale irlandaise. Alors que la théorie queer trouve peutêtre provisoirement refuge dans les études des femmes,
les études queer irlandaises restent une forme imprécise
qui hante les contours des études irlandaises et des études queer.
9
I argue that quare theory happens at the points of entanglement between queer theory, feminism and lesbian studies in Ireland. Thus, quare theory is useful as a qualifying term to describe a moment in time – a
temporal anomaly – and to point to the cultural context within which this particular genealogy of queer
theory has gestated. I have no investment in seeing quare theory develop as an area of study in its own
right (hence it is not quare studies), but instead cite the term to make visible the ways in which queer/
feminist/lesbian work intersects in Ireland, and as a way to facilitate the interrogation of our collective
investments in such fields of knowledge-production. To suggest that there is no tension between queer
theory and feminism and lesbian studies in Ireland would be inaccurate. What I am suggesting instead is
a concentration on points of connection in spite of the methodological and ideological tensions between
the three fields; an attendance to the contradictory impulses inherent in such interminglings and a commitment to recognizing that these three fields are not mutually exclusive but have shifting boundaries.
In this, quare theory also happens at points of conflict and in the very sites where differences between the
three fields get expressed. And so, I insist that quare theory operates as a methodology rather than as an
identity category or object to be scrutinized, a culturally-situated and historically-contingent analytical
tool for interrogating the potentialities and limits of areas of study founded on the internalization, deconstruction or repudiation of identity categories.
I draw on collaborative queer/feminist/lesbian events I have been involved in (co-)organizing in Ireland,
in an effort to show where and how quare theory comes into being. I focus specifically on the annual Lesbian Lives conference, the formation and development of the Dublin Queer Studies Group, the Certificate
of irish studies and queer studies.”
dies in Ierland. Quare theorie is aldus nuttig als term om
een tijdsmoment te beschrijven – een tijdelijke anomalie
– en om naar de culturele context te verwijzen waarin deze
specifieke genealogie van queer theorie ontstaan is. Het
ligt niet in mijn bedoeling quare theorie naar een op zichzelf staand studiegebied te zien evolueren (vandaar dat
het ook geen quare studies zijn), maar eerder een term
aan te brengen die de raakpunten tussen queer/feministisch/lesbisch werk in Ierland blootlegt, en een manier om
te helpen bij de analyse van onze collectieve inspanningen
in deze kennisproductiegebieden. Het zou onjuist zijn te
stellen dat er geen spanning is tussen queer theorie en feminisme en lesbische studies in Ierland. Ik pleit er echter
voor dat we ons zouden richten op de raakpunten ondanks
de methodologische en ideologische spanningen tussen
de drie onderwerpen; dat we aandacht zouden schenken
aan de tegenstrijdige impulsen die eigen zijn aan dergelijke mengelingen en ons ertoe zouden verbinden te erkennen dat deze drie onderwerpen elkaar niet uitsluiten maar
veranderlijke grenzen hebben. Hierbij vindt quare theorie
ook plaats op conflictpunten en zelfs op plaatsen waar de
verschillen tussen de drie onderwerpen tot uiting komen.
Daarom wil ik erop aandringen dat quare theorie eerder
dient te worden beschouwd als een methodologie dan als
een identiteitscategorie of een in detail te onderzoeken
object, een cultureel gesitueerd en historisch contingent
analytisch instrument om de ontwikkelingsmogelijkheden en beperkingen van studiegebieden gebaseerd op de
internalisatie, deconstructie of afwijzing van identiteitscategorieën, in vraag te stellen.
Ik put uit gezamenlijke queer/feministische/lesbische
evenementen die ik (mede)georganiseerd heb in Ierland,
met de bedoeling aan te tonen waar en hoe quare theorie
ontstaat. Ik richt me specifiek op de jaarlijkse Lesbian
Lives-conferentie, de vorming en ontwikkeling van de Dublin Queer Studies Group (Groep voor Queer studies in Dublin), het Certificate in Lesbian Studies and Queer Culture
(Certificaat in Lesbische Studies en Queer Cultuur) en de
Je soutiens que la théorie quare a lieu aux points d’enchevêtrement entre la théorie queer, le féminisme et les
études lesbiennes en Irlande. Par conséquent, la théorie
quare est utile en tant que terme qualificatif pour décrire
un moment donné dans le temps – une anomalie temporelle – et pour indiquer le contexte culturel dans lequel cette
généalogie particulière de la théorie queer a mûri. Je n’ai
aucun intérêt à voir la théorie quare se développer en tant
que domaine d’étude en tant que tel (il ne s’agit par conséquent pas d’études quare), mais je peux par contre citer le
terme pour rendre visibles les manières dont les travaux
queer/féministes/lesbiens se croisent en Irlande, et en
tant qu’instrument permettant de faciliter l’interrogation
de nos investissements collectifs dans de tels domaines
de production de connaissances. Il serait inexact de suggérer qu’il n’y a aucune tension entre la théorie queer, le
féminisme et les études lesbiennes en Irlande. Ce que je
suggère à la place est une concentration sur des points de
connexion malgré les tensions méthodologiques et idéologiques entre les trois domaines ; une attention accordée
aux impulsions contradictoires inhérentes à de tels entremêlements et un engagement à reconnaître que ces trois
domaines ne sont pas incompatibles, mais ont des frontières mouvantes. En ceci, la théorie quare se présente également à des points de conflit et aux endroits mêmes où les
différences entre les trois domaines s’expriment. Et donc,
j’insiste sur le fait que la théorie quare agit comme une
méthodologie plutôt que comme un objet ou une catégorie
d’identité à examiner minutieusement, un outil analytique avec un rôle culturel et dépendant de l’histoire pour
interroger les potentialités et les limites des domaines
d’étude basés sur l’intériorisation, la déconstruction ou la
condamnation des catégories d’identité.
J’encourage des événements queer/féministes/lesbiens communs dans la (co-)organisation desquels j’ai été
impliquée en Irlande, dans une tentative visant à démontrer où et comment la théorie quare fait son apparition.
Je m’intéresse plus particulièrement à la conférence an-
10
in Lesbian Studies and Queer Culture and the rationale for The(e)ories: Advanced Seminars for Queer Research, all convened at University College Dublin. Originally set up as a community event in 1993, Lesbian
Lives has grown in recent years into an international, interdisciplinary conference which attracts hundreds of delegates from Ireland and around the world. The Dublin Queer Studies Group was established
in 2001 to facilitate informal discussion about topics relating to queer interest. Convened fortnightly, the
group uses a single chapter or article, film or other cultural product to act as a springboard from which to
launch thematic debates.
The Certificate in Lesbian Studies and Queer Culture was launched as an outreach certificate programme in 2000, delivering modules on subjects such as history, film, psychology, politics and literature to interested members of the LGBTQ community in Dublin and Cork. The(e)ories, which
originated as a monthly, interdisciplinary, formal seminar series in 2003, also features occasional
roundtable discussions, symposia and conferences under its rubric, in addition to hosting some of the
world’s leading thinkers in LGBTQ Studies as plenary speakers. As well as exhibiting a commitment
to the formation of an interdisciplinary and multi-theoretical environment for discussions, all four
events operate an inclusive, trans-academic policy, which means that they are attended by academics, activists and non-academics. This also signifies that they often incorporate what are traditionally
considered to be non-academic elements; for example, The(e)ories has featured a performance by a local drag-king troupe, the Shamcocks, in advance of a plenary lecture by Professor Judith Halberstam.
“broadly defined, the term ‘queer theory’ denotes a collection of methods
grondgedachten van The(e)ories: Advanced Seminars for
Queer Research (voortgezette seminaries voor queer onderzoek), die allemaal plaatsvinden aan het University
College Dublin. Lesbian Lives werd in 1993 oorspronkelijk als evenement voor de gemeenschap opgestart, maar
groeide de jongste jaren uit tot een internationale, interdisciplinaire conferentie, die honderden afgevaardigden
uit Ierland en de rest van de wereld aantrekt. De Dublin
Queer Studies Group werd in 2001 opgericht om de informele discussie rond queer gerelateerde thema’s te bevorderen. De groep komt om de veertien dagen bijeen en gaat
uit van een enkel hoofdstuk of artikel, film of ander cultureel product als springplank voor thematische debatten.
Het Certificate in Lesbian Studies and Queer Culture
werd als extern certificeringsprogramma gelanceerd in
2000 en bood geïnteresseerden uit de LGBTQ-gemeenschap in Dublin en Cork modules over onderwerpen als
geschiedenis, film, psychologie, politiek en literatuur
aan. The(e)ories, in 2003 oorspronkelijk ontstaan als een
maandelijkse, interdisciplinaire en formele reeks seminaries, biedt bij gelegenheid ook rondetafelconferenties,
symposia en conferenties, en onthaalt internationaal
toonaangevende denkers op het vlak van LGBTQ-studies
als plenaire sprekers. Deze vier evenementen geven niet
alleen blijk van de bedoeling een interdisciplinaire en
multitheoretische omgeving voor discussies te scheppen, maar brengen ook een inclusief beleid teweeg, dat de
academische wereld overstijgt, d.w.z. waaraan academici,
activisten en niet-academici deelnemen. Dit betekent ook
dat ze vaak traditioneel als niet-academisch beschouwde
elementen inhouden. Bijvoorbeeld, tijdens The(e)ories trad
een lokale drag king groep op, the Shamcocks, op net voor
een plenaire lezing door Professor Judith Halberstam.
nuelle Lesbian Lives, à la formation et au développement
du Dublin Queer Studies Group, au Certificate in Lesbian
Studies and Queer Culture et aux raisons de The(e)ories:
Advanced Seminars for Queer Research, tous ces événements ayant eu lieu au University College Dublin. Constitué à l’origine comme un événement communautaire en
1993, la conférence Lesbian Lives s’est développée au
cours des dernières années pour devenir une conférence
interdisciplinaire internationale qui attire des centaines
de délégués d’Irlande et du monde entier. Le Dublin Queer
Studies Group a été établi en 2001 pour faciliter une discussion informelle sur des sujets en rapport avec l’intérêt
queer. Réuni tous les 15 jours, le groupe utilise un simple
chapitre ou article, un film ou un autre produit culturel
comme tremplin à partir duquel des débats thématiques
sont lancés.
Le Certificate in Lesbian Studies and Queer Culture a
été lancé en 2000 en tant que programme de diplôme destiné aux milieux défavorisés, fournissant des modules
sur des sujets tels que l’histoire, le cinéma, la psychologie, la politique et la littérature à des membres intéressés
de la communauté LGBTQ à Dublin et à Cork. Th(e)ories,
qui était à l’origine une série de séminaires mensuels,
interdisciplinaires et officiels en 2003, fait également figurer des tables rondes occasionnelles, des symposiums
et des conférences sous sa rubrique, en plus d’être l’hôte
de quelques-uns des principaux penseurs mondiaux dans
les études LGBTQ comme orateurs pléniers. Outre qu’ils
affichent un engagement envers la formation d’un environnement interdisciplinaire et multi-théorique pour des
discussions, ces quatre événements ont également de l’effet sur une politique globale et transacadémique, ce qui
signifie que des universitaires, des activistes et des personnes non universitaires y assistent. Cela implique aussi
qu’ils intègrent souvent des éléments traditionnellement
considérés comme non universitaires ; par exemple,
The(e)ories a mis en vedette une représentation effectuée
par une troupe de drag-king locale, les Shamecocks, avant
Quare The(e)ories
Queer pedagogie moet ook proberen te breken met de oedipale impasse die het intergenerationele conflict tot stand
brengt en in stand houdt.9
11
Quare The(e)ories
A queer pedagogy must also try to break with the oedipal deadlock that creates and sustains intergenerational conflict.9
This section begins by introducing some of the key tenets of queer theory, before moving on to analyze
what marks out its trajectory in Ireland as different, while thinking about the ways in which quare theory
comes into being in the gaps between the three discourses and in their enfoldings.
Genealogies of queer theory can be traced through sexology, psychoanalysis, the lesbian and gay liberation movement, the black civil rights movement, (lesbian) feminism, HIV/AIDS activism as well as
postmodernism and poststructuralism.10 Broadly defined, the term ‘queer theory’ denotes a collection of
methods all devoted to examining desire and its relationship to identity. Queer theorists interrogate the
categorisation of desiring subjects (i.e. the creation of identities based on desire), while making visible the
ways in which some desires (and thus identities) are made to pass as normal, at the same time that others
are rendered wrong or evil. Queer theorists depathologise abjected desires (and thus identities), not by attacking or refuting untrue statements but by exercising a poststructuralist approach advocated by Michel
Foucault to the processes through which norms are created.11 Queer theorists refuse to ‘play the game’ of
the dominant culture, and instead of asking what is wrong with queers, turn an interrogative gaze towards
societal norms and the assumptions which underpin those norms.
Using deconstructive logic, queer theorists expose norms for the constructions that they are, and show
how norms define, solidify and defend their shaky self-identities by excluding those (dissident Others)
all devoted to examining desire and its relationship to identity.”
Dit onderdeel start met de voorstelling van een aantal
sleutelprincipes van queer theorie, gaat daarna over tot
de analyse van wat het traject ervan in Ierland net zo verschillend maakt, en onderzoekt de manieren waarop quare
theorie ontstaat in de leemtes tussen de drie discours en
in hun omhulsels.
De genealogieën van queer theorie komen we op het
spoor via de seksuologie, psychoanalyse, lesbische en gay
bevrijdingsbeweging, zwarte burgerrechtenbeweging,
(lesbisch) feminisme, hiv/aids-activisme, postmodernisme en poststructuralisme.10 In de ruime zin verwijst
de term ‘queer theorie’ naar een geheel van methodes die
zich allemaal toeleggen op het onderzoek van de begeerte
en de verhouding ervan tot identiteit. Queer theoretici
stellen de categorisering van begerende subjecten (i.e. de
creatie van identiteiten op basis van begeerte) in vraag,
en leggen de manieren bloot waarop bepaalde begeerten
(en dus ook identiteiten) als normaal worden voorgesteld,
terwijl anderen als fout worden aanzien. Queer theoretici
depathologiseren verworpen begeertes (en dus ook identiteiten), niet door onware beweringen te weerleggen, maar
door een poststructuralistische benadering, zoals Michel
Foucault bepleit, toe te passen op de processen via dewelke normen worden geschapen.11 Queer theoretici weigeren het ‘spelletje’ van de overheersende cultuur ‘mee te
spelen’, en in plaats van te vragen wat fout is aan queers,
richten ze een vragende blik naar de normen in de samenleving en de veronderstellingen waarop deze normen berusten.
Met gebruik van een deconstructieve logica tonen
queer theoretici aan dat normen in se constructies zijn.
Ze tonen eveneens aan hoe normen hun eigen, wankele
identiteiten bepalen, versterken en verdedigen door uitsluiting van zij (de afvallige Anderen) die er niet in slagen
of weigeren zich aan te passen. Queer theoretici tonen aan
dat normen nood hebben aan hun verworpen Anderen, omdat ze niet zouden bestaan als ze niet een of meer Anderen
hadden om zichzelf in functie ervan te definiëren (en te
une conférence plénière donnée par le Professeur Judith
Halberstam.
Quare The(e)ories
Une pédagogie queer doit également essayer de rompre
avec l’impasse œdipienne qui crée et maintient le conflit
intergénérationnel.9
Cette partie débute par l’introduction de quelques-uns
des principes clés de la théorie queer, avant de passer à
l’analyse de ce qui distingue sa trajectoire en Irlande,
en réfléchissant aux manières avec lesquelles la théorie
quare prend naissance dans les vides situés entre les trois
discours et dans ce qu’ils englobent.
Les généalogies de la théorie queer peuvent être retrouvées au travers de la sexologie, la psychanalyse, le
mouvement de libération gay et lesbien, le mouvement des
droits civils, le féminisme (lesbien), l’activisme VIH/SIDA
ainsi que le postmodernisme et le poststructuralisme.10
Dans une définition plus large, le terme « théorie queer »
représente un ensemble de méthodes entièrement consacrées à l’examen du désir et de sa relation à l’identité. Les
théoriciens queer mettent en question la catégorisation
des sujets du désir (c’est-à-dire, la création d’identités basées sur le désir), en rendant visibles les manières dont
certains désirs (et donc certaines identités) sont considérés comme normaux, alors que d’autres sont présentés
comme mauvais ou néfastes. Les théoriciens queer dépathologisent les désirs méprisables (et donc les identités),
non pas en attaquant ou niant de fausses affirmations,
mais en exerçant une approche poststructuraliste, préconisée par Michel Foucault, sur les processus par lesquels
les normes sont créées.11 Les théoriciens queer refusent de
« jouer le jeu » de la culture dominante et, au lieu de demander ce qui ne va pas avec les queers, jettent un regard
interrogateur sur les normes sociétales et les hypothèses
qui les sous-tendent.
À l’aide de la logique déconstructiviste, les théoriciens
queer présentent des normes pour les constructions qu’el-
12
who fail or refuse to conform. Queer theorists show that norms need their abjected Others, because they
would not exist if they did not have one or more Others to define (and protect) themselves against. Queer
theorists also reclaim terms of insult; while brandishing them with pride and not as words of degradation,
theorists (try to) relieve those same terms of their power to hurt or offend. The term ‘queer’ itself is seen
to have a performative power; a power to challenge (if not always successfully subvert) all norms relating
to (desirous) identity.
While many queer theorists forward a fluid definition for the term ‘queer’ and boast a capacious understanding of its epistemological and methodological potential, all too often the term is collapsed in its
praxis into a synonym for Lesbian and Gay Studies.12 In addition, a growing body of criticism has developed
around the misrepresentation or silencing of lesbian, gay, bisexual or transgender issues and viewpoints
by certain queer theorists. Many point to queer theorists’ failure to deal adequately with how sexuality
and gender intersect with other facets of our identities: race, ethnicity, nationality, (dis)ability, age, class
and religious affiliation. This has had the positive effect of spurring on intersectional analyses, which attempt to answer E. Patrick Johnson’s call for ‘an epistemology of the body’.13 A variety of people within the
university, in addition to activists and members of the LGBTQ community, have levelled charges of elitism
at some queer theorists who bear the hallmarks of poststructuralism by employing jargon-laden prose in
their explication of ideas. Despite the proliferation of queer theoretical work in places as diverse as Poland and India, an unvoiced assumption circulates within LGBTQ Studies that queer theory is produced
in North America and to a lesser extent Britain, and then exported as a form of neo-imperialist rhetoric to
“quare theory is produced relationally both in the spaces between queer
beschermen). Door deze woorden niet als beledigend maar
met trots te hanteren, trachten theoretici deze termen te
ontkrachten als zijnde beledigend of kwetsend (en al dan
niet succesvol te ondermijnen). Aan de term ‘queer’ op
zich wordt een performatieve kracht toegeschreven; een
kracht om alle normen in verband met (gewenste) identiteit in twijfel te trekken (of vaak ook met succes te ondermijnen).
Ook al staan veel queer theoretici achter een veranderlijke definitie van de term ‘queer’ en beroemen ze zich
op een veelomvattende interpretatie van zijn epistemologisch en methodologisch potentieel, in de praktijk verwordt de term al te vaak tot een synoniem van lesbische
en gay studies.12 Bovendien is er steeds meer kritiek ontstaan omtrent de onjuiste voorstelling of het verzwijgen
van lesbische, gay, biseksuele of transgenderthema’s door
bepaalde queer theoretici. Velen schrijven dit toe aan het
feit dat queer theoretici er niet in geslaagd zijn de snijlijnen van seksualiteit en gender met andere facetten van
onze identiteiten op een adequate manier te benaderen:
ras, etniciteit, nationaliteit, (on)bekwaamheid, leeftijd,
klasse en religieuze overtuiging. Dit had het positieve
effect aan te zetten tot intersectionele analyses, die een
antwoord proberen te vinden op de oproep van E. Patrick
Johnson tot ‘een epistemologie van het lichaam’.13 Allerlei
mensen binnen de universiteit, alsook activisten en leden
van de LGBTQ-gemeenschap, uitten beschuldigingen van
elitarisme aan het adres van sommige queer theoretici
die poststructuralistische kenmerken vertonen door met
jargon doorspekt proza te gebruiken voor de uiteenzetting van hun ideeën. Ondanks de verspreiding van queer
theoretisch werk in uiteenlopende plaatsen als Polen en
India, wordt er in LGBTQ-studies uitgegaan van een onuitgesproken veronderstelling dat queer theorie eerst in
Noord-Amerika en in mindere mate Groot-Brittannië ontstaat, en dan als een vorm van neo-imperialistische retoriek naar andere delen van de wereld wordt uitgevoerd.
Veel queer werken worden nog steeds onderbouwd door
les sont et montrent de quelle manière elles définissent,
solidifient et défendent leurs propres identités incertaines en excluant celles (d’Autres dissidentes) qui ne parviennent pas ou refusent de se conformer. Les théoriciens
queer montrent que les normes ont besoin de leurs Autres
méprisables, parce qu’elles n’existeraient pas si elles
n’avaient pas une ou plusieurs Autres desquelles se détacher (et se protéger). Les théoriciens queer récupèrent également les insultes ; en les brandissant avec fierté et non
comme des termes avilissants, les théoriciens (essayent
de libérer) libèrent ces mêmes termes de leur capacité à
blesser ou à offenser. Le terme « queer » lui-même est vu
comme ayant une capacité performative ; une capacité de
défier (sans toujours bouleverser avec succès) toutes les
normes relatives à l’identité (désireuse).
Tandis que de nombreux théoriciens queer favorisent
une définition fluide du terme « queer » et se glorifient
d’avoir une compréhension vaste de son potentiel épistémologique et méthodologique, le terme se réduit bien
trop souvent dans la pratique à un synonyme désignant
les Lesbian and Gay Studies12. De plus, des critiques grandissantes se sont développées autour de la présentation
déformée ou du passage sous silence des problèmes et
points de vue des lesbiennes, des gays, des bisexuels ou
des transsexuels par certains théoriciens queer. Nombreux sont ceux qui attirent l’attention sur l’incapacité
des théoriciens queer à traiter de manière adéquate la
façon dont la sexualité et le sexe se mêlent à d’autres facettes de nos identités : la race, l’ethnie, la nationalité, la
capacité ou l’incapacité, l’âge, la classe et l’appartenance
religieuse. Ceci a eu l’effet positif d’encourager des analyses intersectionnelles, qui tentent de répondre à la demande de Patrick Johnson d’« une épistémologie du corps ».13
Différentes personnes au sein de l’université, en plus des
activistes et des membres de la communauté LGBTQ, ont
porté des accusations d’élitisme à l’encontre de certains
théoriciens queer qui portent les marques du poststructuralisme en employant une prose chargée de jargon dans
13
other parts of the world. A ‘star system’ continues to underpin many queer writings, with the result that
certain individuals, locations and disciplines have become conflated with producing theory while others
are seen as simply applying it; colonized by its ideological effects.14
Quare theory is produced relationally both in the spaces between queer theory, lesbian studies and feminism, and at their loci of connection. Functioning as a concept like Gloria Anzaldúa’s La Mestiza, quare
theory exhibits ‘a tolerance for contradictions, a tolerance for ambiguity’.15 Certainly queer theory holds
within its expansive rubric the potential to embrace contradictory thoughts and positions and ‘combine
methods that are often cast as being at odds with each other’.16 Having said that, certain works informed
by queer theory follow a linear, developmental trajectory and posit themselves against heteronormative
impulses on the one hand and a so-called normative feminist and/or lesbian discourse on the other.17 This
becomes unhelpful when all feminist and/or lesbian scholarship is ridiculed, misrepresented or ignored,
or else employed as a catchall category for thinking that is reputedly outmoded, conservative or essentialist.18 This is not to say that work sporting ‘lesbian’ and/or ‘feminist’ tags does not distort, resist or discard
‘queer’ insights.19 As Elizabeth Weed puts it, ‘To say that feminism and queer theory share commonalities
and affiliations is not to say they are easy commensurable’.20 This is not to imply that either queer theory
or feminism are monolithic entities; indeed, as Donald E. Hall comments, ‘there is no “queer” theory in the
singular, only many different voices and sometimes overlapping, sometimes divergent perspectives that
can loosely be called “queer theories”’.21
theory, lesbian studies and feminism, and at their loci of connection.”
een star system, zodat bepaalde individuen, plaatsen en
disciplines met het bedenken van theorieën worden geassocieerd, terwijl andere ze eenvoudig zouden toepassen;
gekoloniseerd door de ideologische gevolgen ervan.14
Quare theorie ontstaat in verhouding zowel in de ruimtes binnen queer theorie, lesbische studies en feminisme,
als op de raakpunten. Quare theorie werkt net als een concept als dat van La Mestiza van Gloria Anzaldúa, en geeft
blijk van een ‘tolerantie tegenover contradicties, een tolerantie tegenover ambiguïteit’.15 Queer theorie heeft ongetwijfeld het potentieel om tegenstrijdige gedachten en
standpunten te verzoenen en ‘methodes te combineren die
vaak als onverzoenbaar worden voorgesteld’.16 Dit gezegd
zijnde volgen bepaalde door queer theorie geïnspireerde
werken een lineair ontwikkelingstraject en positioneren
zichzelf tegenover heteronormatieve impulsen enerzijds
en een zogenaamd normatief feministisch en/of lesbisch
discours anderzijds.17 Dit is niet echt behulpzaam wanneer
alle feministische en/of lesbische wetenschap wordt geridiculiseerd, verkeerd voorgesteld of genegeerd, of anders
als een verzamelcategorie wordt gebruikt voor zogenaamd
ouderwets, conservatief of essentialistisch denken.18 Dit
om maar niet te zeggen dat werk dat als ‘lesbisch’ en/of
‘feministisch’ wordt gecatalogeerd, ‘queer’ inzichten niet
verkeerd voorstelt, afwijst of verwerpt.19 Zoals Elizabeth
Weed het stelt, ‘Het is niet omdat het feminisme en queer
theorie gemeenschappelijke kenmerken en verwantschappen vertonen dat ze met dezelfde maatstaf kunnen worden
gemeten’.20 Dit houdt niet in dat hetzij queer theorie hetzij
feminisme monolithische entiteiten zijn; sterker nog, zoals Donald E. Hall opmerkt, ‘er is geen “queer” theorie in
het enkelvoud, maar slechts vele verschillende stemmen
en vaak overlappende en uiteenlopende perspectieven die
vaag “queer theorieën” kunnen worden genoemd’.21
Tijdens mijn queer/lesbische/feministische samenwerkingen in Ierland heb ik niets gemerkt van wat een
queer overgangsrite lijkt te zijn als we de kritische commentaren moeten geloven: te weten de ogenschijnlijke
l’explication de leurs idées. Malgré la prolifération du
travail théorique queer dans des endroits aussi différents
que la Pologne et l’Inde, une hypothèse inexprimée circule
au sein des études LGBTQ et avance que la théorie queer
est issue d’Amérique du Nord et, dans une moindre mesure, de Grande-Bretagne et qu’elle a ensuite été exportée
sous forme d’une rhétorique néo-impérialiste à d’autres
endroits du globe. Un « star-system » continue d’être à la
base de nombreux écrits queer, ce qui explique que certains individus, lieux et disciplines se soient réunis pour
formuler une théorie alors que d’autres se contentent de
l’appliquer; colonisés par ses effets idéologiques.14
La théorie quare est formulée de manière relationnelle,
à la fois dans les espaces situés entre la théorie queer, les
études lesbiennes et le féminisme et aux endroits où ils
se relient. Fonctionnant à la manière d’un concept tel que
La Mestiza de Gloria Anzaldúa, la théorie queer affiche
« une tolérance pour les contradictions, une tolérance
pour l’ambiguïté ».15 La théorie queer contient certainement dans sa vaste rubrique le potentiel d’englober des
pensées et des positions contradictoires et « de combiner
des méthodes souvent présentées comme étant en désaccord les unes avec les autres ».16 Ceci étant dit, certains
travaux influencés par la théorie queer suivent une trajectoire linéaire et expansible et se positionnent contre des
impulsions hétéronormatives d’une part et un prétendu
discours féministe et/ou lesbien normatif d’autre part.17
Ceci devient inutile lorsque tout le savoir féministe et/ou
lesbien est ridiculisé, déformé ou ignoré, ou encore employé comme une catégorie fourre-tout pour une pensée
qui est, à ce qu’on dit, démodée, conventionnelle ou essentialiste.18 Ceci ne veut pas dire que le travail portant les
étiquettes « lesbien » et/ou « féministe » ne déforme pas,
ne résiste pas ou ne renonce pas aux idées « queer ».19 Pour
reprendre les propos d’Elizabeth Weed : « Affirmer que le
féminisme et la théorie queer partagent des composants
communs et des affiliations ne revient pas à dire qu’ils
sont facilement commensurables ».20 Cela n’implique pas
14
In my queer/lesbian/feminist collaborations in Ireland, I have not experienced what appears to be a queer
rite of passage if critical commentaries are to be believed: that is, queer theory’s apparent ritualistic oedipal resistance to feminism and/or lesbian studies or its practitioners’ metaphorical cannibalistic sacrificing of its (M)Others for not being transgressive, subversive, radical or theoretical enough. This ‘collision
model’, as it is referred to by Laura Doan,22 exists within a long series of unhelpful dichotomous stand-offs
prevalent at one time or another in queer theory, lesbian studies and feminism over the past fifteen years:
essentialism/social constructionism, academia/activism and theory/materiality.
I sometimes find it difficult to distinguish between queer theory, lesbian studies and feminism in Ireland for three reasons: firstly, my formal introduction to feminism was through the Certificate in Lesbian
Studies and Queer Culture. In fact, the practise of queer theory has been facilitated, made possible even,
by the earlier gains of feminism and lesbian studies. Secondly, I work in a Women’s Studies department
with a firm commitment to lesbian studies – hosting an annual Lesbian Lives conference, for example
– and exhibiting an active involvement in a variety of LGBTQ organizations and coalitions, such as the
Irish Queer Archive, the Gay and Lesbian Equality Network, the National Lesbian and Gay Federation and
the Queer(y)ing Psychology Collective. Thirdly, many of the events I have organized or participated in
have resulted in a fusion of the three fields, in that they are generally put together by self-identified female, male or transgender feminists with an investment in creating an inclusive environment. This means
that explicitly ‘feminist’ conferences, such as ‘Feminism Contesting Globalisation’ (2004), have included
a number of presentations on lesbian and queer issues, just as the ‘Queer Keywords’ conference (2005)
“it is this methodological eclecticism, this expressed refusal towards
oedipale ritualistische weerstand van queer theorie tegen
het feminisme en/of lesbische studies of de metaforische
kannibalistische slachtoffering door zijn beoefenaars van
de Moeders of Anderen omdat ze niet transgressief, subversief, radicaal of theoretisch genoeg zijn. Dit ‘conflictmodel’, zoals Laura Doan22 het noemt, maakt deel uit van
een lange reeks nutteloze dichotomische impasses die op
het een of andere moment gangbaar waren in queer theorie, lesbische studies en feminisme gedurende de laatste
vijftien jaar: essentialisme/sociaal constructionisme,
academische wereld/activisme en theorie/materialiteit.
Ik vind het soms moeilijk een onderscheid te maken
tussen queer theorie, lesbische studies en feminisme in
Ierland omwille van drie redenen: ten eerste werd ik officieel ingewijd in het feminisme via het Certificate in
Lesbian Studies and Queer Culture. De praktijk van queer
theorie werd in feite bevorderd of zelfs mogelijk gemaakt
door de eerdere verdiensten van het feminisme en lesbische studies. In de tweede plaats werk ik op een Afdeling
Vrouwenstudies die zich sterk concentreert op lesbische
studies – door bijvoorbeeld onderdak te geven aan de jaarlijkse Lesbian Lives-conferentie – en actief betrokken is
bij een hele resem LGBTQ-organisaties en coalities, zoals het Irish Queer Archive, het Gay and Lesbian Equality
Network, de Nationale Lesbische en Gay Federatie en het
Queer(y)ing Psychology Collective. Ten derde mondden
vele van de evenementen die ik georganiseerd heb of waaraan ik heb deelgenomen uit in een fusie van de drie onderwerpen, aangezien ze over het algemeen worden samengesteld door zelfbenoemde vrouwelijke, mannelijke of
transgender feministen met de bedoeling een inclusieve
omgeving te scheppen. Dit betekent dat expliciet ‘feministische’ conferenties, zoals ‘Feminism Contesting Globalisation’ (2004), een aantal presentaties over lesbische en
queer thema’s inhielden, net als de ‘Queer Keywords’-conferentie (2005) een panel over ‘Lesbo Words’ inhield. De
Lesbian Lives-conferenties hebben op dezelfde manier altijd allerhande queer sessies op het programma staan, van
que la théorie queer ou le féminisme soit une entité monolithique ; en fait, selon Donald E. Hall, « il n’y a pas de
“théorie queer” au singulier, seulement plusieurs voix différentes et des points de vue qui tantôt se chevauchent,
tantôt divergent et qui peuvent être appelés librement “les
théories queer” ».21
Au cours de mes collaborations queer/lesbiennes/féministes en Irlande, je n’ai pas connu ce qui semble être
un rite de passage queer à en croire les commentaires critiques : c’est-à-dire, la résistance œdipienne et ritualiste
apparente de la théorie queer au féminisme et/ou aux études lesbiennes ou le sacrifice cannibale et métaphorique
par ses praticiens des Mères des Autres car n’étant pas assez transgressives, subversives, radicales ou théoriques.
Ce « modèle d’opposition », comme il y est fait allusion par
Laura Doan,22 existe dans une longue série d’impasses dichotomiques répandues à un moment ou à un autre dans
la théorie queer, les études lesbiennes et le féminisme au
cours des quinze dernières années, à savoir l’essentialisme/le constructionnisme social, le monde universitaire/
l’activisme et la théorie/la matérialité.
Selon moi, il est parfois complexe de faire la distinction
entre la théorie queer, les études lesbiennes et le féminisme en Irlande et ceci pour trois raisons : premièrement,
mon introduction officielle au féminisme a été réalisée
par l’intermédiaire du diplôme sur les études lesbiennes
et en culture queer. En fait, la mise en pratique de la théorie queer a été facilitée, et même rendue possible, par les
acquis préalables du féminisme et des études lesbiennes.
Deuxièmement, je travaille dans un département dédié
aux études des femmes avec un engagement solide vis-àvis des études lesbiennes – en accueillant, par exemple, la
conférence annuelle Lesbian Lives – et en participant activement à plusieurs coalitions et organisations LGBTQ,
telles que l’Irish Queer Archive, le Gay and Lesbian Equality Network, la National Lesbian and Gay Federation et
le Queer(y)ing Psychology Collective. Troisièmement, la
plupart des évènements que j’ai organisés ou auxquels j’ai
15
featured a panel on ‘Lesbo Words’. Similarly, the Lesbian Lives conferences have always had queer sessions on their programme, everything from panels on ‘Queering the (Non-) Human’ (2003) to roundtable
discussions on topics such as ‘(Heterosexually) Married and Queer: An Oxymoron?’ (2004).
Thus, my schooling in queer theory/lesbian studies/feminism has never been ‘pure’ or disciplined; rather, I have always been offered a multidisciplinary conglomerate of theories and perspectives – academic
and activist – for the study of sex, gender and sexuality. This has encouraged an appreciation in me of the
ways in which each of the three fields is co-implicated in and enriched by the others. It is this methodological eclecticism, this expressed refusal towards disciplinary coherence, this hybridization of feminist/lesbian/queer theory which gives rise to quare theory. Quare is indispensable here to pinpoint this specific
instance of an alignment between feminist, lesbian and queer perspectives because not all Women’s Studies departments are pro-lesbian or supportive of explicitly queer work. This also means that quare theory
does not recognize queer theory, lesbian studies and feminism as existing in a competitive or evolutionary
relationship with one another. It is the emphasis on fluidity and indeterminacy – where does one discourse
end and another begin? – which encapsulates the sense that quare theory constitutes a collection of moments, a rhizomatic temporal symbiosis without a center or locus of definition.
My concentration on what might appear to be the painless and seamless interconnections between queer
theory, lesbian studies and feminism should not be taken as a call for an all-encompassing eclecticism
which inhibits, according to Joan Wallach Scott, ‘rigorous interrogation’ and results in ‘the coexistence
of conflicting doctrines as if there were no conflict…to ignore or overlook differences, to create balance
disciplinary coherence, this hybridization of feminist/lesbian/queer
panels over ‘Queering the (Non-) Human’ (2003) tot rondetafeldiscussies in verband met onderwerpen als ‘(Heterosexually) Married and Queer: An Oxymoron?’ (2004).
Mijn scholing in queer theorie/lesbische studies/feminisme is dus nooit ‘puur’ of systematisch geweest; ik ben
altijd eerder in contact geweest met een multidisciplinair
conglomeraat van theorieën en perspectieven – academisch en activistisch – voor de studie van geslacht, gender en seksualiteit. Dit zorgde ervoor dat ik de manieren
waarop elk van de drie onderwerpen elkaar impliceren
en verrijken, leerde inzien. Het is dit methodologische
eclecticisme, deze expliciete weigering van disciplinaire
coherentie, deze kruising van feministische/lesbische/
queer theorie die quare theorie doet ontstaan. Quare is
hier essentieel om de nadruk te leggen op dit specifieke
voorbeeld van het op één lijn brengen van feministische,
lesbische en queer perspectieven, omdat niet alle afdelingen Vrouwenstudies pro-lesbisch zijn of expliciet queer
werk steunen. Dit betekent ook dat quare theorie queer
theorie, lesbische studies en feminisme niet erkent als
zich tot elkaar verhoudend op een competitieve of evolutieve wijze. Het is de nadruk op veranderlijkheid en onbepaaldheid – waar eindigt het ene discours en waar begint
het andere? – die de betekenis met zich meebrengt dat
quare theorie een verzameling momenten inhoudt, een
rhizomatische, tijdelijke symbiose zonder kern of definitiepunt.
Mijn nadruk op wat moeiteloze en naadloze onderlinge
verbindingen tussen queer theorie, lesbische studies en
feminisme zouden kunnen lijken, mag niet als een oproep
tot een allesomvattend eclecticisme worden gezien, dat,
volgens Joan Wallach Scott, een ‘nauwgezette bevraging’
in de weg staat en leidt tot ‘het samengaan van tegenstrijdige doctrines alsof er geen conflict was… om verschillen
te negeren of over het hoofd te zien, om evenwicht en harmonie te scheppen, om de opening naar een onbekende
toekomst af te sluiten’.23 Quare theorie is het bewijs van de
creatieve energie die ontstaat uit de confrontaties tussen
pris part se sont soldés par une fusion des trois domaines,
car ils sont généralement mis au point par des femmes,
des hommes ou des féministes transsexuelles qui s’investissent dans la création d’un environnement global. Cela
signifie que les conférences explicitement « féministes »,
telles que « Feminism Contesting Globalisation » (2004),
ont inclus plusieurs présentations des questions lesbiennes et queer, tout comme la conférence « Queer Keywords »
(2005) présentait un panel sur les « Lesbo Words ». De
même, les conférences Lesbian Lives ont toujours intégré
des sessions queer dans leur programme, allant des panels sur « Queering the (Non-) Human » (2003) à des tables
rondes sur des sujets tels que « (Heterosexually) Married
and Queer: An Oxymoron? » (2004).
Donc, mon apprentissage de la théorie queer/des études lesbiennes/du féminisme n’a jamais été « pur » ou
discipliné ; plus exactement, j’ai toujours reçu un conglomérat multidisciplinaire de théories et de points de vue
– universitaires ou activistes – sur l’étude du sexe et de
la sexualité. Cela m’a encouragé à me rendre compte des
manières dont chacun des trois domaines s’implique et
s’enrichit au contact des autres. Ce sont cet éclectisme
méthodologique, ce refus manifeste de la cohérence disciplinaire, cette hybridation de la théorie féministe/lesbienne/queer qui donnent naissance à la théorie quare. Le
terme quare est ici indispensable pour attirer l’attention
sur cet exemple spécifique d’alignement des points de vue
féministes, lesbiens et queer parce que les départements
dédiés à l’étude des femmes ne sont pas tous pro-lesbiens
ou partisans d’un travail explicitement queer. Cela signifie également que la théorie quare ne reconnaît pas la théorie queer, les études lesbiennes et le féminisme comme
existant dans une relation évolutive ou compétitive l’un
envers à l’autre. C’est l’accent mis sur la fluidité et l’indétermination – à quel moment un discours se termine-t-il
et un autre commence-t-il ? – qui entraîne la signification
de la théorie quare comme un ensemble de moments, une
symbiose temporelle et rhizomatique dépourvue de centre
16
and harmony, to close down the opening to unknown futures’.23 Quare theory points to the creative energy
which results from confrontational encounters between queer theory, lesbian studies and feminism. It is
through a discursive process that quare theory comes into being. This process incorporates the points of
disagreement arising when ideological borders between the three fields are drawn and redrawn; when belief systems are reconsidered and new ideas are formed. Thus, quare theory describes the compromises entered into in order to facilitate such productive encounters as well as naming the encounters themselves.
The title of the annual lesbian conference at University College Dublin has been a subject of continued
contention among delegates. Retaining the title ‘Lesbian Lives’ in spite of criticism and calls for a more capacious moniker – ‘Queer Lives’ and/or ‘Lesbian, Bisexual and Transgender Lives’ – the organizers operate
an inclusive policy when it comes to deciding who can attend and the topics that can be presented on. In
this, the title ‘Lesbian Lives’ operates as ‘an anachronism’,24 which is offered up yearly as something to be
debated and is never clearly defined so that it is always open for resignification. This refusal to relinquish
the term ‘lesbian’ while at the same time not feeling the need to own its meaning(s) is reminiscent of Judith
Halberstam’s idea of a queer lesbian studies: ‘“Lesbian” is a term that modifies and qualifies “queer”, and
“queer” is a term capable of challenging the stability of identities subsumed by the label “lesbian”’.25
When choosing a name for the Dublin Queer Studies Group, Michael O’Rourke and I decided on the word
‘queer’ for its use as an umbrella term for people as well as theories and subjects which could be discussed
under that banner. While acting as facilitators of the group’s discussions during 2001–2002, O’Rourke
and I were privy to a number of heated debates as members argued over what ‘queer’ might mean, who or
theory which gives rise to quare theory.”
queer theorie, lesbische studies en feminisme. Het is via
een discursief proces dat quare theorie ontstaat. Dit proces bevat de elementen van onenigheid die ontstaan wanneer de ideologische grenzen tussen de drie onderwerpen
steeds opnieuw worden afgebakend; wanneer geloofssystemen worden heroverwogen en nieuwe ideeën ontstaan.
Zo beschrijft quare theorie de compromissen die worden
aangegaan om dergelijke productieve ontmoetingen mogelijk te maken en benoemt ze die ontmoetingen op zich.
De titel van de jaarlijkse lesbische conferentie aan het
University College Dublin was het voorwerp van voortdurende strijd tussen de afgevaardigden. Door de titel ‘Lesbian Lives’ te behouden ondanks de kritiek en oproepen
tot een ruimere benaming – ‘Queer Lives’ en/of ‘Lesbian,
Bisexual and Transgender Lives’ – voeren de organisatoren een inclusief beleid in verband met de beslissing over
wie kan deelnemen en de onderwerpen die kunnen worden
behandeld. De titel ‘Lesbian Lives’ werkt hier als ‘een anachronisme’,24 dat jaarlijks ter discussie wordt aangeboden
en nooit duidelijk gedefinieerd is, zodat de betekenis ervan altijd opnieuw kan worden ingevuld. Deze weigering
de term ‘lesbisch’ op te geven en tegelijkertijd geen behoefte te voelen om beslag te leggen op de betekenis(sen)
ervan doet denken aan Judith Halberstam’s idee van queer
lesbische studies: ‘”Lesbian” is een term die “queer” wijzigt en beschrijft, en “queer” is een term die in staat is de
stabiliteit van identiteiten die onder het etiket “lesbisch”
worden ondergebracht, in twijfel te trekken.25
Bij het kiezen van een naam voor de Dublin Queer Studies Group, besloten Michael O‘Rourke en ik het woord
‘queer’ te gebruiken omdat het een overkoepelende term
is voor zowel mensen als theorieën en onderwerpen die onder die banier konden worden besproken. Toen we als begeleiders van de groepsdiscussies optraden in 2001-2002,
werden we geconfronteerd met een aantal verhitte debatten toen leden discussieerden over wat ‘queer’ zou kunnen
betekenen, wie of wat ertoe behoorde en wie of wat niet,
wat de praktische toepassingen en materiële effecten er-
ou de point de définition.
Le fait que je me concentre sur ce qui peut sembler être un
ensemble d’interconnexions indolores et homogènes entre la théorie queer, les études lesbiennes et le féminisme
ne doit pas être considéré comme un appel à un éclectisme
global qui, selon Joan Wallach Scott, empêche « l’interrogation rigoureuse » et mène à « la coexistence de doctrines contradictoires comme s’il n’y avait pas de conflit …
pour ignorer ou oublier les différences, pour créer l’équilibre et l’harmonie, pour fermer l’ouverture à des futurs
inconnus ».23 La théorie quare attire l’attention sur l’énergie créative qui est la conséquence de rencontres conflictuelles entre la théorie queer, les études lesbiennes et le
féminisme. C’est par un processus discursif que la théorie
quare prend naissance. Ce processus intègre les points de
désaccords qui apparaissent lorsque les frontières idéologiques entre les trois domaines sont tracées et remaniées;
lorsque les systèmes de croyance sont réexaminés et que
de nouvelles idées se forment. Par conséquent, la théorie
quare décrit les compromis acceptés afin de faciliter de
telles rencontres productives et de nommer les rencontres
elles-mêmes.
Le titre de la conférence lesbienne annuelle de l’University College Dublin a été un sujet de discorde récurrente entre les délégués. En retenant le titre « Lesbian Lives »,
et ce malgré la critique et des demandes visant à donner
un titre plus général – « Queer Lives » et/ou « Lesbian, Bisexual and Transgender Lives » – les organisateurs ont
appliqué une politique globale au moment de décider qui
pouvait ou non être présent et quels sujets pouvaient ou
non être présentés. En ceci, le titre « Lesbian Lives » fait
office d’« anachronisme »24, qui s’offre annuellement comme l’objet d’un débat et n’est jamais clairement défini, en
sorte qu’il soit toujours prêt à recevoir un nouveau sens.
Ce refus de renoncer au terme « lesbian » en ne ressentant pas au même moment le besoin de posséder sa ou ses
significations fait penser à l’idée de Judith Halberstam
concernant les études lesbiennes et queer : « “Lesbian” est
17
what it included and excluded, what its practical uses and material effects were, its relationship to feminism and lesbian and gay studies, in addition to race, class, (dis)ability, age and religion more widely. The
group counted among its members – academics and students from a number of academic disciplines and
social backgrounds, with a range of political affiliations, as well as including activists and non-academics
and people who identified as lesbian, gay, bisexual, transgender, queer and straight. Conversations were
often tense with people staking out particular positions and they often arrived frustrated that the articles
were inaccessibly written. While some members were comfortable with divulging personal details, others
pushed for more abstractly theoretical discussions at the same time that a section of the group insisted
that everything be brought back to the material realities of queers and other disadvantaged groups. This
caused a lot of consternation in the group at first as everyone endeavoured to ‘convert’ other members to
one another’s viewpoints. Those fiery arguments also encouraged dialogue, however, between a diverse
range of people, who sometimes held fundamentally opposing opinions and forced all of us to try to find a
common ground where we could tolerate if not always understand radically different viewpoints.
It was at the Dublin Queer Studies Group that the borders between particular forms of (lesbian) feminism and queer theory became visible, as discussants sometimes put forward opposing thoughts on topics such as transgender, bisexuality, heterosexuality, power and identification. Many of those debates
remained unresolved with participants reaching out across a chasm of assumptions, misunderstandings
and oppositional political persuasions. It is in this chasm, in the borderlands between identities and identifications that quare theory sparks and takes flight. For E. Patrick Johnson ‘quare studies’, as he formulates
“quare theory signifies the self-reflexive interrogation of queer theory
van waren, de verhouding ervan tot het feminisme en lesbische en gay studies, naast ras, klasse, (on)bekwaamheid,
leeftijd en religie in ruimere zin. De leden van de groep
waren onder andere academici en studenten uit verschillende academische disciplines en sociale achtergronden,
met een ruime waaier aan politieke overtuigingen, alsook
activisten en niet-academici en mensen die zichzelf als
lesbisch, gay, biseksueel, transgender, queer en hetero
definieerden. De gesprekken met mensen die er een specifieke mening op nahielden waren vaak gespannen en ze
waren vaak gefrustreerd over het feit dat de artikels op
een ontoegankelijke wijze waren geschreven. Sommige leden hadden er geen probleem mee persoonlijke gegevens
bekend te maken, anderen drongen aan op abstractere
theoretische discussies, terwijl een deel van de groep eerder voorstander was van alles tot de materiële werkelijkheden van queers en andere achtergestelde groepen terug
te brengen. Dit zorgde eerst voor veel consternatie in de
groep omdat iedereen ernaar streefde de andere leden te
‘bekeren’ tot zijn eigen standpunten. Deze vurige discussies stimuleerden echter ook de dialoog tussen een diverse groep mensen, die er soms fundamenteel tegengestelde
meningen op na hielden, en dwongen ons er allemaal toe
een punt van overeenkomst te vinden en radicaal verschillende standpunten te aanvaarden, zonder ze daarom altijd
te begrijpen.
Het was in de Dublin Queer Studies Group dat de grenzen tussen bepaalde vormen van (lesbisch) feminisme en
queer theorie zichtbaar werden, aangezien de deelnemers
aan de discussies vaak tegenovergestelde meningen naar
voren brachten in verband met thema’s als transgender,
biseksualiteit, heteroseksualiteit, macht en identificatie. Vele van deze debatten bleven onopgelost en de deelnemers probeerden aansluiting te vinden ondanks grote
verschillen in veronderstellingen, misverstanden en tegengestelde politieke overtuigingen. Het is precies in dit
verschil, in het grensgebied tussen identiteiten en identificaties, dat quare theorie wordt aangewakkerd en een
un terme qui modifie et qualifie “queer”, et “queer” est un
terme capable de défier la stabilité des identités subsumées par l’étiquette “lesbian” ».25
Au moment de choisir un nom pour le Dublin Queer Studies Group, Michael O’Rourke et moi-même avons convenu du mot « queer » pour son usage générique désignant
des personnes, mais aussi des théories et des sujets qui
pourraient être débattus sous cet étendard. Lorsque nous
jouions le rôle d’animateurs à l’occasion de discussions
de groupes au cours des années 2001–2002, O’Rourke et
moi étions au courant de plusieurs débats passionnés au
cours desquels des membres se disputaient à propos de la
signification du terme « queer », les personnes et les significations qu’il incluait ou excluait, ses utilisations pratiques et ses effets matériels, son rapport au féminisme et
aux études gays et lesbiennes, en plus – dans un sens plus
large – de la race, de la classe, de la capacité ou de l’incapacité, de l’âge et la religion. Le groupe comptait parmi
ses membres des universitaires et des étudiants issus
de plusieurs disciplines académiques et milieux sociaux
aux appartenances politiques variées, mais il comprenait
aussi des activistes et des non-universitaires et des lesbiens, des gays, des bisexuels, des transsexuels, des queer
ou des hétérosexuels. Les conversations étaient souvent
tendues, certaines personnes campant sur des positions
spécifiques et se terminaient souvent sur un sentiment
de frustration étant donné que les articles étaient écrits
de manière inaccessible. Alors que certains membres acceptaient volontiers de divulguer des détails personnels,
d’autres faisaient pression pour mener des discussions
théoriques plus abstraites, et d’autres encore insistaient
sur le fait que les discussions devaient être ramenées aux
réalités matérielles des queer et des autres groupes défavorisés. Ceci a d’abord provoqué une grande consternation au sein du groupe puisque tout le monde s’efforçait
de « convertir » les autres membres aux points de vue des
uns et des autres. Cependant, ces disputes enflammées
ont également encouragé le dialogue entre plusieurs caté-
18
it, ‘is “bi”-directional: it theorizes from bottom to top and top to bottom’.26 This raises the question of the
relationship between ‘queer’ and ‘theory’, especially as it relates to the Dublin Queer Studies Group, many
of whom took issue with what they saw as the exclusionary language and elitist posturing of queer theorists. That is why I use the word ‘quare’ in connection with ‘theory’ because it points to the discussions we
were furiously having early in the new Millennium.27 It is at the point of those unresolved – sometimes irreconcilable – tensions that quare theory can be identified, as well as in the perverse pleasure that we took
in challenging one another’s conceptions of self, desire and identification.
Critically Quare
‘Queer’ is such a simple, unassuming little word. Who ever could have guessed that we would come to saddle it with so much pretentious baggage – so many grandiose theories, political agendas, philosophical
projects, apocalyptic meanings?28
If the term ‘queer’ is to be a site of collective contestation, the point of departure for a set of historical reflections and futural imaginings, it will have to remain that which it is, in the present, never fully
owned.29
This section commences with a consideration of the usefulness of employing the term quare to refer to
an analytical process, after which I briefly offer a few suggestions as to how quare theory might function
as a critical process for examining the affective investment, embodied practices and performative machinations involved in doing queer theory in Ireland.
through a feminist and lesbian studies lens and vice versa.”
hoge vlucht neemt. Volgens de formulering van E. Patrick
Johnson zijn ‘quare studies’ ‘bi’-directioneel: de theorie
wordt opgebouwd van onder naar boven en van boven naar
onder.’26 Dit doet de vraag ontstaan naar de relatie tussen
‘queer’ en ‘theorie’, vooral in verband met de Dublin Queer
Studies Group, waarvan vele leden het oneens waren over
wat ze zagen als de uitsluitende en elitaire stellingname
van queer theoretici. Dat is waarom ik het woord ‘quare’
gebruik in verband met ‘theorie’, omdat het verwijst naar
de vurige discussies die we hebben aan het begin van het
nieuwe millennium.27 Het is op het punt van deze onopgeloste – soms onverzoenbare – spanningen dat quare theorie kan worden geïdentificeerd, alsook in het perverse plezier dat we hadden om de opvattingen die ieder had van
zichzelf, begeerte en identificatie hadden.
gories de personnes, qui affichaient parfois des opinions
fondamentalement opposées et nous obligeaient tous à
essayer de trouver un terrain d’entente commun où nous
pourrions tolérer, sans pouvoir toujours comprendre, des
points de vue radicalement différents.
Ce fut à l’occasion du Dublin Queer Studies Group
qu’apparurent les frontières entre les formes particulières du féminisme (lesbien) et de la théorie queer sont devenues visibles alors que les participants mettaient parfois
en avant des pensées opposées sur des sujets tels que le
transsexualité, la bisexualité, l’hétérosexualité, la capacité et l’identification. De nombreux débats restaient sans
réponse, les participants se confrontant à un gouffre d’hypothèses, d’incompréhensions et de convictions politiques
en opposition. C’est dans ce gouffre, aux frontières entre
les identités et les identifications, que la théorie quare
apparaît et prend son envol. Selon E. Patrick Johnson,
« les études quare », comme il les dénomme, « sont “bi”directionnelles : elles théorisent du bas vers le haut et du
haut vers le bas »26. Ceci soulève la question de la relation
entre « queer » et « théorie », en particulier concernant le
Dublin Queer Studies Group, dont de nombreux membres
étaient en désaccord quant à leur conception de la prise
de position exclusive et élitiste des théoréticiens queer.
C’est pourquoi j’utilise le terme « quare » en rapport avec
« théorie » parce qu’il attire l’attention sur les discussions
houleuses que nous avions précédemment eues au début
de ce nouveau millénaire27. C’est au point culminant de
ces tensions irrésolues – parfois irréconciliables – que la
théorie quare peut être identifiée, mais également dans le
plaisir pervers que nous prenions à défier les conceptions
des uns et des autres du moi, du désir et de l’identification.
Kritisch quare
‘Queer’ is zo’n eenvoudig, bescheiden woordje. Wie had
ooit gedacht dat we het met een dergelijke pretentieuze
betekenis zouden beladen – zo veel grandioze theorieën,
politieke agenda’s, filosofische projecten, apocalyptische
betekenissen?28
Als de term ‘queer’ een plek van collectieve strijd is, het
vertrekpunt voor een aantal historische reflecties en futuristische voorstellingen, zal hij moeten blijven wat hij is,
in het heden, nooit volledig bezeten.29
Dit onderdeel begint met een overweging of het nuttig is de term quare te gebruiken om naar een analytisch
proces te verwijzen, waarna ik kort een aantal suggesties
geef over het gebruik van quare theorie als kritisch proces
om de affectieve investering, belichaamde praktijken en
performatieve machinaties in verband met de uitoefening
van queer theorie in Ierland, te onderzoeken.
William Haver merkt op dat ‘het nuttiger zou zijn om
te vragen wat queer onderzoek doet, te vragen wat er gebeurt in queer onderzoek, dan te vragen wat het is.’30 Dit is
een strategie die in de praktijk wordt gebracht door queer
theoretici die niet graag worden gedefinieerd of gecata-
Critically Quare
« Queer » est un petit mot si simple et si modeste. Qui
aurait pu deviner que nous y accrocherions tant d’appel-
19
William Haver remarks that ‘it would be more useful to ask what queer research does, to ask what happens
in queer research, than to ask what it is’.30 This is a common strategy put into practice by queer theorists
who refuse to be defined or categorized as passive objects of knowledge by the dominant culture and by extension will not define what queer theory ‘is’, by fixing its identity, but concentrate more on writing about
its actions, in the process allowing it to speak on its own behalf. Quare theory doesn’t exist independently
of the inter-relationship between queer theory, lesbian studies and feminism, or indeed as something in
its own right. This chapter is not trying to perform a conjuring act or birth a new field. To clarify: I am not
suggesting that ‘quare theory’ should be used as a so-called advanced replacement for ‘queer theory’, in the
reductive way that the latter has often been operationalized following (but against the wishes of) Teresa de
Lauretis in relation to ‘lesbian and gay studies’.31
Quare is useful as a descriptor for a methodological apparatus in this instance because it does not harbour, like the word ‘queer’ does, as much ideological baggage as an identity category. Certainly quare is
sometimes used in Irish contexts as a colloquial epithet for gay just as it can also be employed to point
to something or someone ‘odd’ or ‘strange’; however, the term does not have the same currency in Ireland
as an identity marker in activist and academic circles. Quare theory signifies the self-reflexive interrogation of queer theory through a feminist and lesbian studies lens and vice versa. It is at the moment that
one field interrupts another that quare becomes manifest.32 Quare theory enumerates the importance of
each field in ensuring the continued relevance of the others and defines, through critique, compromise
and re-evaluation, ‘the adaptability of queer studies to meet the challenges suggested by contexts that are
“in diverging from butler, i would make the point that it is not that queer
logeerd als passieve objecten van kennis door de dominante cultuur en bij uitbreiding niet definiëren wat queer
theorie ‘is’ door de identiteit ervan vast te leggen, maar
zich meer toeleggen op het schrijven over de daden ervan,
en queer theorie voor zich te laten spreken. Quare theorie bestaat niet onafhankelijk van de interrelatie tussen
queer theorie, lesbische studies en feminisme, of sterker
nog als een op zichzelf staand iets. Dit hoofdstuk probeert
geen goochelarij uit te voeren of een nieuw onderwerp tot
leven te wekken. Ter verduidelijking: ik suggereer niet
dat ‘quare theorie’ dient te worden gebruikt als een zogenaamd geavanceerde vervanging van ‘queer theorie’, op de
reducerende wijze waarin deze laatste vaak is gebruikt in
navolging (maar in weerwil) van Teresa de Lauretis in verband met ‘lesbische en gay studies’.31
Quare is in dit geval nuttig als beschrijvende term voor
een methodologisch apparaat omdat het, in tegenstelling
tot het woord ‘queer’, niet zozeer een ideologische bagage
als wel een identiteitscategorie herbergt. Quare wordt
inderdaad in de Ierse context ook soms gebruikt als alledaagse benaming voor gay, net als het ook kan worden
gebruikt om een ‘vreemd’ of ‘raar’ iets of iemand aan te
duiden; de term is echter in Ierland niet zo gangbaar als
identiteitsaanduiding in activistische en academische
kringen. Quare theorie betekent de zelfreflexieve bevraging van queer theorie door de lens van de feministische
en lesbische studies en vice versa. Het is op het moment
dat het ene onderwerp op het andere inbreekt dat quare
zich manifesteert.32 Quare theorie geeft het belang van
elk onderwerp stuk voor stuk aan door de voortdurende
relevantie van de andere te verzekeren en definieert, via
kritiek, overleg en herevaluatie, ‘de geschiktheid van
queer studies om te beantwoorden aan de uitdagingen die
nooit eenvoudigweg reduceerbaar zijn tot onze seksuele
wensen’.33 Dit contrasteert met sommige individuen die
de woorden ‘lesbisch’, ‘queer’ of bij momenten zelfs ‘feministisch’ als een gelegenheid zien om een evenement en
de deelnemers eraan te reduceren tot de seksuele daden
lations prétentieuses – tant de théories grandioses, de
programmes politiques, de projets philosophiques et de
significations apocalyptiques ?28
Si le terme « queer » doit être un lieu de contestation
collective, le point de départ d’un ensemble de réflexions
historiques et de rêves futurs, il doit « rester ce qu’il est,
dans le présent, jamais complètement possédé. »29
Cette partie débute par une analyse de l’utilité d’employer le terme quare pour se référer à un processus analytique. Je ferai ensuite quelques suggestions rapides quant
à la manière avec laquelle la théorie queer peut fonctionner en tant que processus critique pour examiner l’investissement affectif, les pratiques incorporées et les machinations performatives impliqués dans la formulation de
la théorie queer en Irlande.
William Haver fait remarquer « qu’il serait plus utile
de demander ce que la recherche queer réalise, de demander ce qui survient au cours de la recherche queer, plutôt
de demander ce qu’elle est »30. Il s’agit d’une stratégie
commune mise en pratique par les théoriciens queer qui
refusent d’être définis ou catégorisés comme des objets
passifs de connaissances par la culture dominante et, par
extension, ne détermineront pas ce que la théorie queer
« est », en fixant ainsi son identité, mais se concentreront davantage sur les écrits relatifs à ses actions, dans
le processus qui lui permet de parler en son nom propre.
La théorie quare n’existe pas indépendamment de l’interrelation entre la théorie queer, les études lesbiennes et le
féminisme, ou en fait en tant qu’entité propre. Ce chapitre
n’a pas pour but de réaliser un tour de passe-passe ou de
donner naissance à un nouveau domaine. Afin de clarifier
les choses : je ne suis pas en train de suggérer que « la
théorie quare » devrait être utilisée comme un remplaçant
soi-disant sophistiqué de « la théorie queer », en simplifiant cette dernière au fait qu’elle a souvent été opérationnalisée suivant (mais contre les souhaits de) Teresa de
Lauretis par rapport aux « études lesbiennes et gays ».31
20
never simply reducible to our sexual desires’.33 This is in contrast to some individuals who see the words
‘lesbian’, ‘queer’ or at times even ‘feminist’ as an opportunity to reduce an event and its participants to the
sexual acts they think ‘lesbians’, ‘queers’ and/or ‘feminists’ perform. It is a way of dismissing an event and
rendering its participants silent.
Judith Butler has discussed what it might mean to ‘come out’ as a ‘lesbian’, professionally (in an academic sense) and otherwise. According to Butler, it is at the moment of coming out, of rendering oneself
intelligible in language, of taking on a term to identify oneself with, that a person becomes complicit with
the technologies of a regulatory regime.34 By extension, what might it mean to ‘out’ oneself as someone
who does queer theory in the university in Ireland? The utterance, ‘My research interests include queer
theory’, is a double coming out of sorts: one is identifying oneself as an academic, a participant in the institutionalization of knowledge, while also professing one’s relation to a subject which many mark out for
ridicule or abjection, when not choosing to ignore it entirely. This pronouncement results in a double bind:
while one is now visible in academic discourse, a subject of one’s own creation, it is at this very moment
that one also becomes an object and is thus subjected to the scrutiny of potentially hostile onlookers. This
also has the potential effect of facilitating the (re-)institutionalization of queer(s) in an alienating academic discourse; a professional pathologizing of those who have always been subjected to pathologization
in medical, legal and religious discourses.
E. Patrick Johnson summons ‘quare studies as an interventional disciplinary project. Quare studies addresses the concerns and needs of gay, lesbian, bisexual, and transgendered people across issues of race,
must not be owned, so much as that it should not be allowed to own us.”
Le terme quare est utile dans le cas présent en tant
que descripteur de l’appareil méthodologique parce qu’il
n’abrite pas, à la manière du mot « queer », autant de charges idéologiques qu’une catégorie d’identité. Le terme
quare est certainement parfois utilisé dans des contextes irlandais comme une épithète familière qualifiant les
gays, tout comme il peut également être employé pour attirer l’attention sur quelque chose ou quelqu’un de « bizarre » ou d’ « étrange » ; cependant, le terme n’est pas aussi
répandu en Irlande en tant que marqueur d’identité dans
les cercles activistes et universitaires. La théorie quare signifie l’interrogation réfléchie de la théorie queer au travers d’un prisme d’études féministes et lesbiennes et vice
versa. C’est au moment où un domaine en interrompt un
autre que le terme quare apparaît32. La théorie quare énumère l’importance de chaque domaine en garantissant la
pertinence des autres et définit, au travers de la critique,
du compromis et de la réévaluation, « l’adaptabilité des
études queer à relever les défis suggérés par des contextes
qui ne peuvent jamais être simplement réduits aux désirs
sexuels »33. Ceux-ci se démarquent de certains individus
qui considèrent les mots « lesbienne », « queer » ou parfois
même « féministe » comme une opportunité de réduire un
événement et ses participants aux actes sexuels qu’ils
pensent que les « lesbiennes », les « queers » et/ou les « féministes » pratiquent. C’est une manière d’écarter un événement et de réduire ses participants au silence.
Judith Butler a examiné ce que pourrait signifier « faire son coming out » en tant que « lesbienne », au niveau
professionnel (au niveau universitaire) et ailleurs. Selon
Butler, c’est au moment du coming out, au moment où
l’on devient intelligible dans le langage, où l’on adopte
un terme pour s’identifier, qu’une personne devient complice des technologies d’un régime réglementaire34. Par
extension, que pourrait signifier « faire son coming out »
pour quelqu’un qui formule de la théorie queer dans le
monde universitaire en Irlande ? Le fait de déclarer : « Les
intérêts de ma recherche comprennent la théorie queer »
waarvan zij denken dat ‘lesbiennes’, ‘queers’ en/of ‘feministen’ deze uitvoeren. Dit is een manier om een evenement te verwerpen en de deelnemers eraan het zwijgen op
te leggen.
Judith Butler besprak wat het zou kunnen betekenen
‘openlijk uit te komen voor’ je ‘lesbische’ geaardheid, beroepsmatig (in een academische betekenis) of niet. Volgens Butler is het op het moment van het openlijk uitkomen voor, van het zichzelf begrijpelijk maken in taal, van
het aannemen van een term om zichzelf mee te identificeren, dat een persoon medeplichtig wordt aan de technologieën van een regulerend regime.34 Wat zou het bij uitbreiding kunnen betekenen om zichzelf te ‘outen’ als iemand
die aan queer theorie doet aan de universiteit in Ierland?
De uiting ‘Mijn onderzoeksinteresse omvat queer theorie’, is een of ander soort dubbel openlijk uitkomen voor:
men identificeert zich als een academicus, een deelnemer
aan de institutionalisering van kennis, en tegelijkertijd
bevestigt men zijn verhouding tot een onderwerp dat velen uitkiezen om belachelijk te maken of af te wijzen, als
ze er al niet voor kiezen het volledig te verwerpen. Deze
verklaring brengt een dubbel probleem met zich mee: ook
al is men nu zichtbaar in het academische discours, een
subject van zijn eigen creatie, het is precies op dat ogenblik dat men ook een object wordt en als dusdanig aan
de kritische blik van mogelijks vijandige toeschouwers
wordt onderworpen. Dit heeft ook het potentiële effect de
(her-)institutionalisering van queer(s) in een vervreemdend academisch discours te vergemakkelijken; het professioneel pathologiseren van zij die altijd onderworpen
geweest zijn aan pathologisering in het medische, juridische en religieuze discours.
E. Patrick Johnson bestempelt ‘quare studies als een
interventioneel disciplinair project. Quare studies behandelen de belangen en behoeften van gay, lesbische, biseksuele en transgender mensen in verband met thema’s
als ras, gender, klasse en andere subjectposities’.35 Voor
hem ‘verbinden quare studies zich ertoe het dagelijkse
21
gender, class, and other subject positions’.35 For him, quare studies ‘is committed to theorizing everyday
life,’36 and offers a critique of identity while recognizing, like Butler does, that terms like ‘lesbian’, ‘gay’,
‘bisexual’ and ‘transgender’ can function as politically efficacious phantasms.37 Johnson is especially insistent that queer theorists concentrate on the specific contexts within which sexualities are produced,
discussing matters pertaining especially to race and class.38 Following on from Johnson, quare theory is especially cognisant of the pleasures and dangers involved in positioning oneself as a practitioner of queer,
lesbian or feminist work, whatever one’s sexual identity might be.
The ‘Historicising the Lesbian’ conference (2006) featured an open forum on ‘Bisexuality and Biphobia’, which was facilitated by two queerly-positioned women, one a self-identified bisexual, the other a
self-identified lesbian. It was set up not to include any academic presentations and the facilitators arrived without a set agenda; rather, the purpose of the forum was to provide time and space in which to
discuss any issues participants felt to be pertinent to the terms ‘bisexuality’ and ‘biphobia’. At the forum,
attendees – particularly self-identified bisexuals – experienced a certain pleasure at being provided with
a space in which to discuss these issues, particularly as ‘lesbian’ spaces have not always been tolerant of
difference when it comes to bisexuality. In addition, the discussion was attended by people with a range
of identifications – bisexual, lesbian, straight and queer – and from a variety of rural and urban locations.
The forum worked so well because it incorporated unconsciously – no trigger papers were used, no advance
preparation was required – the ‘quare’ ideas of Johnson. The discussion concentrated, not on how subversive or transgressive bisexuality can be, but on the day-to-day lives of attendees, and their embodiment of
“this is why the term ‘quare theory’ has proved so useful to me: i neither
constitue un double coming out : on s’identifie en tant
qu’universitaire, en tant que participant à l’institutionnalisation des connaissances, tout en déclarant également
sa relation à un sujet que de nombreuses personnes rejettent comme étant ridicule ou néfaste, quand il ne s’agit
pas de l’ignorer entièrement. Cette déclaration se solde
par une double liaison : alors qu’on est maintenant visible
dans le discours universitaire, un sujet de sa propre création, c’est à ce moment même que l’on devient également
un objet et, par conséquent, que l’on est soumis à l’examen
minutieux des spectateurs potentiellement hostiles. Cela
peut également avoir pour effet de faciliter l’institutionnalisation (la nouvelle institutionnalisation) des queer(s)
dans un discours universitaire aliénant ; une pathologisation professionnelle de ceux qui ont toujours fait l’objet
de pathologisation dans les discours médicaux, juridiques
et religieux.
E. Patrick Johnson qualifie « les études quare de projet
disciplinaire interventionniste. Les études quare abordent les préoccupations et les besoins des gays, des lesbiennes, des bisexuels et des transsexuels au travers des
problèmes de race, de sexe, de classe et d’autres sujets »35.
Pour lui, les études quare « s’engagent à théoriser la vie de
tous les jours »36 et proposent une critique de l’identité en
reconnaissant, à la manière de Butler, que des termes tels
que « lesbienne », « gay », « bisexuel » et « transsexuel »
peuvent fonctionner comme fantasmes politiquement
efficaces37. Johnson insiste particulièrement sur le fait
que les théoriciens queer se concentrent sur les contextes
spécifiques dans lesquels les sexualités apparaissent, discutant de sujets appartenant particulièrement à la race
et à la classe38. Selon Johnson, la théorie quare reconnaît
particulièrement les plaisirs et les dangers impliqués
lorsqu’on se positionne en tant que praticien du travail
queer, lesbien ou féministe, et ce peu importe son identité
sexuelle.
La conférence « Historicising the Lesbian » (2006) a
mis en vedette un forum ouvert sur « La bisexualité et la
leven theoretisch te analyseren,’36, en bekritiseren ze de
identiteit, terwijl ze erkennen, net als Butler, dat termen
als ‘lesbisch’, ‘gay’, ‘biseksueel’ en ‘transgender’ als politiek doeltreffende fantasma’s kunnen werken.37 Johnson
dringt er vooral op aan dat queer theoretici zich concentreren op de specifieke contexten waarin seksualiteiten
ontstaan en thema’s bespreken die specifiek zijn voor ras
en klasse.38 Voortbouwend op Johnson is quare theorie
zich bijzonder bewust van het genot en de gevaren die het
zichzelf positioneren als beoefenaar van queer, lesbische
of feministische activiteiten met zich meebrengt, wat de
seksuele identiteit van iemand ook moge zijn.
Tijdens de conferentie ‘Historicising the Lesbian’
(2006) vond een open forum plaats over ‘biseksualiteit en
bifobie’, georganiseerd door twee als queer gepositioneerde vrouwen, waarvan de ene een zelfbenoemde biseksueel
en de andere een zelfbenoemde lesbienne was. Het was
niet de bedoeling academische presentaties te houden en
de organisatoren hadden geen vaste agenda; het doel van
het forum was eerder tijd en ruimte te verschaffen aan
thema’s die de deelnemers relevant vonden in verband met
de termen ‘biseksualiteit’ en ‘bifobie’. Op het forum ondervonden de deelnemers – vooral zelfbenoemde biseksuelen
– een zeker plezier bij het hebben van een ruimte om deze
thema’s te bespreken, vooral omdat ‘lesbische’ ruimtes
niet altijd verdraagzaam zijn geweest als het op biseksualiteit aankomt. Bovendien namen aan de discussie mensen
deel met een ruime waaier aan identificaties – biseksueel,
lesbisch, hetero en queer – en van uiteenlopende rurale en
urbane herkomst. Het forum werkte zo goed omdat het onbewust – er werden geen papers gebruikt om het op gang
te brengen en er was vooraf geen voorbereiding vereist
– stoelde op de ‘quare’ ideeën van Johnson. De discussie
concentreerde zich niet op hoe subversief of transgressief
biseksualiteit kan zijn, maar op het dagelijkse leven van
de deelnemers, en hun belichaming of afwijzing van identiteitscategorieën. De mensen werden net geïnspireerd
door de discussie omdat het etiket dat ze zichzelf hadden
22
or resistance to identity categories. People left invigorated by the discussion precisely because the taking
on of labels to identify oneself with was respected, at the same time that there was a collective unease expressed at the way those same labels can function as exclusionary and sometimes self-alienating devices.
This discussion made us starkly aware that, when we choose a label to define and make ourselves visible
in the world, this often results in us becoming ‘owned’ by that same label and its attendant meanings, so
much so that our actions, beliefs and practices can become dictated by reductive reasoning.
I would like to return to the two quotations – the first by David Halperin, the second by Judith Butler –
that preface this section. While Halperin ponders how queer, ‘such a simple, unassuming little word’, has
been saddled with ‘so much pretentious baggage,’39 Butler insists that the term must remain forever open
to reinterpretation. Certainly Halperin’s point suggests that it has, in its definitional proliferations, inflated to sometimes grandiose proportions. Let me focus in closer on Butler’s words for a moment, in which
she says that if queer is to be useful, it must ‘remain that which it is, in the present, never fully owned’.40
In diverging from Butler, I would make the point that it is not that queer must not be owned, so much as
that it should not be allowed to own us – those who invest it with meaning, practise it, live it – it must not
become another category for us to ‘come out’ into, castigate ourselves with, disidentify from or fiercely
protect from encroachments by hostile forces. Queer is, of course, all of these things because it has developed simultaneously as an identity category and a methodology among having a host of other meanings.
This is why the term ‘quare theory’ has proved so useful to me: I neither wish to own it nor contemplate a
time when I will become owned by it. It is useful not in itself, but because it has facilitated the discursive
wish to own it nor contemplate a time when i will become owned by it.”
biphobie », rendu possible par deux femmes se positionnant par rapport aux queers, l’une s’identifiant comme
bisexuelle et l’autre comme lesbienne. L’objectif de cette
conférence n’était pas de proposer de présentations académiques, et les organisateurs n’avaient d’ailleurs pas
de programme arrêté ; ce forum devait plutôt fournir le
temps et l’espace afin de débattre des problèmes que les
participants considéraient comme pertinents par rapport
aux termes « bisexualité » et « biphobie ». Au cours de ce
forum, les participants – plus particulièrement ceux qui
s’identifiaient comme bisexuels – ont connu un certain
plaisir à se voir attribuer un espace dans lequel ils pouvaient discuter de ces questions, en particulier parce que
des espaces « lesbiens » n’ont pas toujours toléré la différence lorsqu’il s’agit de bisexualité. De plus, les personnes qui participaient à ce débat s’identifiaient à plusieurs
groupes – bisexuel, lesbien, hétérosexuel et queer – et provenaient d’endroits ruraux et citadins variés. Le succès du
forum s’explique par le fait qu’il intégrait inconsciemment
les idées « quare » de Johnson – aucun document n’avait
été rédigé et le forum n’avait pas été préparé à l’avance.
La discussion se concentrait, non pas sur la manière dont
la bisexualité peut être subversive ou transgressive, mais
sur la vie quotidienne des participants et leur personnification de ou la résistances aux catégories d’identité.
Les participants ont trouvé un certain soutien dans
la discussion, précisément parce que la prise en compte
des étiquettes pour s’identifier était respectée, alors que
l’on ressentait parallèlement un malaise collectif concernant l’effet d’exclusion, et parfois d’aliénation ce peuvent
avoir ces mêmes étiquettes. Ce débat nous a fait prendre
conscience de façon abrupte que le choix d’une étiquette
pour se définir et se rendre visible aux yeux des autres implique souvent que nous devenions « la propriété » de cette
même étiquette et des significations qui l’accompagnent,
à tel point que nos actions, nos croyances et nos pratiques
peuvent être dictées par un raisonnement simplificateur.
opgeplakt werd gerespecteerd, terwijl toch een collectief
ongemak werd uitgedrukt met betrekking tot de manier
waarop diezelfde etiketten als uitsluitend en soms zelfvervreemdend kunnen werken. Deze discussie maakte ons
uiterst bewust van het feit dat, als we een etiket kiezen om
onszelf te definiëren en zichtbaar te maken in de wereld,
we uiteindelijk vaak ‘geclaimd’ worden door datzelfde etiket en de erbij behorende betekenissen, zodanig dat onze
daden, overtuigingen en praktijken door reductief redeneren kunnen worden opgelegd.
Ik zou willen terugkomen op de twee citaten – het eerste
van David Halperin, het tweede van Judith Butler – die aan
dit onderdeel voorafgaan. Terwijl Halperin nadenkt over
hoe queer, ‘zo’n eenvoudig, bescheiden woordje’, met ‘een
dergelijke pretentieuze betekenis’ werd beladen39, dringt
Butler erop aan dat de term steeds open moet blijven voor
herinterpretatie. Het punt van Halperin houdt inderdaad
in dat het, in zijn toenemend aantal definities, soms tot
gigantische proporties is opgeblazen. Laten we Butler’s
woorden even van dichterbij bekijken; ze zegt met name
dat als queer nuttig wil zijn, het moet ‘blijven wat het is,
in het heden, nooit volledig bezeten’.40 Afwijkend van Butler zou ik willen stellen dat het niet zozeer gaat over het
niet kennen van queer, maar eerder dat we het niet zouden
mogen toelaten ons te bezitten – wij die er een betekenis
aan geven, het toepassen, het beleven – het moet voor ons
geen andere categorie worden om ‘openlijk uit te komen
voor’, onszelf mee te bestraffen, ons niet mee te vereenzelvigen of vurig te beschermen tegen indringing door vijandige krachten. Queer is natuurlijk elk van deze dingen,
omdat het zich simultaan heeft ontwikkeld als een identiteitscategorie en een methodologie met een massa andere
betekenissen. Dat is precies waarom de term ‘quare theorie’ voor mij zo nuttig is gebleken: ik wens hem noch te
bezitten noch een moment te bedenken waarop ik erdoor
bezeten zal zijn. De term is niet nuttig op zichzelf, maar
omdat hij geholpen heeft bij het discursieve ontstaan (via
dit hoofdstuk en andere gelijkaardige hoofdstukken) van
23
coming into being (through this chapter and others like it) of the presence of queer theory in Ireland and
the specific context within which queer theory has developed here, out of and alongside lesbian studies
and feminism.
de aanwezigheid van queer theorie in Ierland en de specifieke context waarin queer theorie zich hier heeft ontwikkeld, vanuit en naast lesbische studies en feminisme.
Je voudrais revenir sur les deux citations – la première
formulée par David Halperin, la seconde par Judith Butler – qui servent d’introduction à cette partie. Tandis
qu’Halperin réfléchit sur la manière dont le terme queer,
« un petit mot si simple et si modeste », s’est vu attribué
« tant d’appellations prétentieuses »,39 Butler insiste sur
le fait que le terme doit rester à jamais ouvert à la nouvelle interprétation. Le point de vue d’Halperin suggère
certainement qu’il s’est étendu, dans ses proliférations
définitionnelles, dans des proportions parfois grandioses.
Permettez-moi de me concentrer davantage sur les termes
de Butler, avec lesquels elle affirme que si le terme queer
doit être utilisé, il doit « rester ce qu’il est, pour l’instant,
jamais entièrement adopté ».40 En me dissociant de Butler, je voudrais souligner qu’il ne s’agit pas tant de ne pas
prendre possession du terme queer, mais plutôt de ne pas
nous laisser posséder – nous qui lui donnons un sens, le
mettons en pratique, le vivons – il ne doit pas devenir pour
nous une autre catégorie pour laquelle nous ‘devrions
nous battre ouvertement’, avec laquelle nous nous punirions, dont nous nous démarquerions ou contre laquelle
nous nous protégerions vigoureusement contre l’intrusion de forces hostiles. Le terme queer est, bien entendu,
chacune de ces choses, parce qu’il s’est développé simultanément comme une catégorie d’identité et une méthodologie, outre une kyrielle d’autres significations. C’est la
raison pour laquelle le terme « théorie quare » s’est avéré
si utile pour moi : je ne souhaite pas le posséder ou le
considérer avec attention au moment où je serai possédée
par lui. Il est utile non pas en lui-même, mais parce qu’il a
permis la naissance discursive (au travers de ce chapitre
ou d’autres similaires) de la présence de la théorie queer
en Irlande et du contexte spécifique dans lequel la théorie
queer s’est développée ici, en dehors et à côté des études
lesbiennes et du féminisme.
24
This is a revised version of a chapter entitled ‘Quare Theory’, which appears in Irish Postmodernisms and Popular Culture,
edited by Moynagh Sullivan, Anne Mulhall and Wanda Balzano (Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2007), pp. 197–209. ‘Quare
theory’ is reprinted here with the permission of Palgrave Macmillan. I am grateful to Nicole Murray, Katherine O’Donnell
and Michael O’Rourke for their astute suggestions on earlier drafts.
Notes
1
2
3
John P. Elia, Karen E. Lovaas and Gust A. Yep, ‘Reflections on Queer Theory: Disparate Points of View’, Journal of Homosexuality, XLV, 2/3/4 (2003): 335.
Tom Inglis, ‘Origins and Legacies of Irish Prudery: Sexuality and Social Control in Modern Ireland’, Éire-Ireland, XL, 3/4 (2005): 10.
For the purposes of this chapter I will mention just a small sample of the activities I have been involved in either as an organizer or a participant: ‘Queer
Men: Historicising Queer Masculinities, 1550–1800’ (2001) organized by Katherine O’Donnell and Michael O’Rourke; ‘Lesbian Lives, Studies and Activism
since The Lesbian Postmodern’ (2004) organized by Noreen Giffney and Katherine O’Donnell; ‘The Closet in Lesbian Lives, Studies and Activism’ (2005)
organized by Linda Greene, Mary McAuliffe and Sonja Tiernan; ‘Queer Keywords’ organized by Michael O’Rourke; ‘Historicising the Lesbian’ (2006) organized by Mary McAuliffe; ‘Gender, Sexuality and Irish Studies’ (2002) organized by Michael O’Rourke; ‘Queer Studies: Where Have We Been? Where Are We
Going?’ (2002) organized by Noreen Giffney and Michael O’Rourke; ‘Queer Studies: Pros, Cons and “Futural Imaginings”’ (2003) organized by Noreen Giffney and Michael O’Rourke; ‘Freaks of Nature? Queering the (Non-) Human’ (2003) organized by Noreen Giffney; ‘Are We Post-Queer Yet?’ (2005) organized
by Noreen Giffney; ‘Lesbian Studies and Medieval Studies: At the Intersections’ (2006) organized by Noreen Giffney and Diane Watt; ‘Reading Eve Kosofsky
Sedgwick: A Retrospective, 1980–2005’ (2005) organized by Noreen Giffney and Michael O’Rourke; ‘Gender, Sexuality and Horror Cinema’ (2006) organized
by Noreen Giffney; ‘Queering History’ (2006) organized by Michael O’Rourke; and ‘Queer-Straight: An Oxymoron?’ (2006) organized by Noreen Giffney and
Michael O’Rourke.
Dit is een herziene versie van het hoofdstuk getiteld ‘Quare
theorie’, dat opgenomen is in Irish Postmodernisms and
Popular Culture, onder redactie van Moynagh Sullivan,
Anne Mulhall en Wanda Balzano (Basingstoke: Palgrave
Macmillan, 2007), pp. 197–209. ‘Quare theory’ wordt hier
herdrukt met de toelating van Palgrave Macmillan. Ik zou
Nicole Murray, Katherine O’Donnell en Michael O’Rourke
willen bedanken voor hun scherpzinnige suggesties bij
eerdere versies.
Cet article est une version remaniée du chapitre intitulé
‘Quare Theory’, publié initialement dans Irish Postmodernisms and Popular Culture, sous la direction de Moynagh
Sullivan, Anne Mulhall et Wanda Balzano (Basingstoke :
Palgrave Macmillan, 2007), p. 197–209. ‘Quare theory’ est
publié ici avec l’aimable autorisation de Palgrave Macmillan. Je voudrais remercier Nicole Murray, Katherine
O’Donnell et Michael O’Rourke pour leurs suggestions lumineuses concernant les précédentes versions.
Noten
Notes
1
2
3
1
John P. Elia, Karen E. Lovaas en Gust A. Yep, ‘Reflections on Queer Theory: Disparate Points of View’, Journal of Homosexuality, XLV, 2/3/4
(2003): 335.
Tom Inglis, ‘Origins and Legacies of Irish Prudery: Sexuality and Social Control in Modern Ireland’, Éire-Ireland, XL, 3/4 (2005): 10.
In verband met dit hoofdstuk zal ik slechts een klein aantal activiteiten vermelden waarbij ik als organisator of deelnemer betrokken was:
‘Queer Men: Historicising Queer Masculinities, 1550–1800‘ (2001) georganiseerd door Katherine O’Donnell en Michael O’Rourke; ‘Lesbian
Lives, Studies and Activism since The Lesbian Postmodern’ (2004)
georganiseerd door Noreen Giffney en Katherine O’Donnell; ‘The Closet in Lesbian Lives, Studies and Activism’ (2005) georganiseerd door
Linda Greene, Mary McAuliffe en Sonja Tiernan; ‘Queer Keywords’ georganiseerd door Michael O’Rourke; ‘Historicising the Lesbian’ (2006)
georganiseerd door Mary McAuliffe; ‘Gender, Sexuality and Irish Studies’ (2002) georganiseerd door Michael O’Rourke; ‘Queer Studies:
Where Have We Been? Where Are We Going?’ (2002) georganiseerd
door Noreen Giffney en Michael O‘Rourke; ‘Queer Studies: Pros, Cons
and “Futural Imaginings”‘ (2003) georganiseerd door Noreen Giffney
and Michael O’Rourke; ‘Freaks of Nature? Queering the (Non-) Human‘
(2003) georganiseerd door Noreen Giffney; ‘Are We Post-Queer Yet?’
(2005) georganiseerd door Noreen Giffney; ‘Lesbian Studies and Medieval Studies: At the Intersections‘ (2006) georganiseerd door Noreen
Giffney en Diane Watt; ‘Reading Eve Kosofsky Sedgwick: A Retrospective, 1980–2005‘ (2005) georganiseerd door Noreen Giffney en Michael
O’Rourke; ‘Gender, Sexuality and Horror Cinema’ (2006) georganiseerd door Noreen Giffney; ‘Queering History’ (2006) georganiseerd
door Michael O’Rourke; en ‘Queer-Straight: An Oxymoron?’ (2006) ge-
2
3
25
John P. Elia, Karen E. Lovaas et Gust A. Yep, ‘Reflections on Queer Theory: Disparate Points of View’, Journal of Homosexuality, XLV, 2/3/4
(2003): 335.
Tom Inglis, ‘Origins and Legacies of Irish Prudery: Sexuality and Social Control in Modern Ireland’, Éire-Ireland, XL, 3/4 (2005): 10.
A la fin de ce chapitre, je mentionnerai uniquement un petit exemple
des activités dans lesquelles j’ai été impliquée en tant qu’organisatrice
ou participante : ‘Queer Men: Historicising Queer Masculinities, 1550–
1800’ (2001) organisé par Katherine O’Donnell et Michael O’Rourke ;
‘Lesbian Lives, Studies and Activism since The Lesbian Postmodern’
(2004) organisé par Noreen Giffney et Katherine O’Donnell ; ‘The Closet in Lesbian Lives, Studies and Activism’ (2005) organisé par Linda
Greene, Mary McAuliffe et Sonja Tiernan ; ‘Queer Keywords’ organisé
par Michael O’Rourke ; ‘Historicising the Lesbian’ (2006) organisé
par Mary McAuliffe ; ‘Gender, Sexuality and Irish Studies’ (2002) organisé par Michael O’Rourke ; ‘Queer Studies: Where Have We Been?
Where Are We Going?’ (2002) organisé par Noreen Giffney et Michael
O’Rourke; ‘Queer Studies: Pros, Cons and “Futural Imaginings”’ (2003)
organisé par Noreen Giffney et Michael O’Rourke ; ‘Freaks of Nature?
Queering the (Non-) Human’ (2003) organisé par Noreen Giffney ; ‘Are
We Post-Queer Yet?’ (2005) organisé par Noreen Giffney ; ‘Lesbian
Studies and Medieval Studies: At the Intersections’ (2006) organisé
par Noreen Giffney et Diane Watt ; ‘Reading Eve Kosofsky Sedgwick:
A Retrospective, 1980–2005’ (2005) organisé par Noreen Giffney et
Michael O’Rourke ; ‘Gender, Sexuality and Horror Cinema’ (2006)
organisé par Noreen Giffney ; ‘Queering History’ (2006) organisé par
Michael O’Rourke ; et ‘Queer-Straight: An Oxymoron?’ (2006) organisé
par Noreen Giffney et Michael O’Rourke.
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
For example, Judith Butler, Clare Hemmings, Laura Doan, Antke Engel, Garrett P.J. Epp, Lillian Faderman, Judith Halberstam, Myra J. Hird, Morgan Holmes, Sally R. Munt, Joan Nestle (by video-link), Luciana Parisi, Sasha Roseneil, Eve Kosofsky Sedgwick, Nikki Sullivan, Calvin Thomas, Valerie Traub, Del
LaGrace Volcano, Jeffrey Weeks and Bonnie Zimmerman to name but a few.
Delegates and speakers at events and contributors to various LGBTQ publications edited by Irish academics are located in geographical regions as diverse
as: Germany, Sweden, Australia, Italy, the UK, South Africa, the USA, Canada, Thailand, Kenya, Latin America, Belgium, Poland, France, Taiwan, Jamaica,
Japan, Hungary, Portugal, Greece, Austria, India, Finland, Denmark, Norway, Spain and Russia.
Noreen Giffney, ‘Quare Éire’, Journal of Lesbian Studies, XI, 3/4 (2007): 291–305. This is but one genealogy among many.
Quare Joyce, ed Joseph Valente (Ann Arbor: University of Michigan Press, 1998).
LGBTIQQA is an acronym for lesbian, gay, bisexual, transgender, intersex, queer, questioning, affiliated.
Judith Halberstam, ‘Queer Studies, in A Companion to Gender Studies, eds Philomena Essed, David Theo Goldberg and Audrey Kobayashi (Oxford: Blackwell,
2005), p. 69.
Noreen Giffney, Queer Theory [In ‘The Key Concepts’ series] (Oxford: Berg, 2009).
Michel Foucault, The History of Sexuality, Volume 1, trans Robert Hurley (London: Penguin, 1978).
Noreen Giffney, ‘Denormatizing Queer Theory: More than (Simply) Lesbian and Gay Studies’, Feminist Theory, V, 1 (2004): 73–8.
E. Patrick Johnson, ‘“Quare Studies”, or (Almost) Everything I Know About Queer Studies I Learned from My Grandmother’, Text and Performance, XXI, 1
(2001): 9.
Noreen Giffney and Katherine O’Donnell, ‘Twenty-First Century Lesbian Studies’, in Twenty-First Century Lesbian Studies, eds Noreen Giffney and Katherine O’Donnell (Binghampton, New York: Harrington Park Press), pp. 1–18.
Gloria Anzaldúa, ‘La Conciencia de la Mestiza: Towards a New Consciousness’, in Borderlands/La Frontera: The New Mestiza (San Francisco: Aunt Lute
Books, 1991), p. 79.
Judith Halberstam, In a Queer Time and Place: Transgender Bodies, Subcultural Lives (New York: New York University Press, 2005), p. 13.
Ellis Hanson, ‘Lesbians Who Bite’, in Out Takes: Essays on Queer Theory and Film, ed Ellis Hanson (Durham: Duke University Press, 1999), pp. 183–222.
Susan Fraiman, ‘Queer Theory and the Second Sex’, in Cool Men and the Second Sex (New York: Columbia University Press, 2003), pp. 122–55.
Sheila Jeffreys, Unpacking Queer Politics: A Lesbian Feminist Perspective (London: Polity Press, 2003).
Elizabeth Weed, ‘Introduction’, in Feminism Meets Queer Theory, eds Elizabeth Weed and Naomi Schor (Bloomington and Indianapolis: Indiana University
Press, 1997), p. vii.
Donald E. Hall, Queer Theories (Basingstoke: Palgrave Macmillan), p. 5.
Laura Doan, ‘Lesbian Studies After The Lesbian Postmodern: Toward a New Genealogy’, in Twenty-First Century Lesbian Studies, pp. 19–35.
Joan Wallach Scott, ‘Against Eclecticism’, differences: A Journal of Feminist Cultural Studies, XVI, 3 (2005): 116.
4
organiseerd door Noreen Giffney en Michael O’Rourke.
Bijvoorbeeld: Judith Butler, Clare Hemmings, Laura Doan, Antke Engel, Garrett P.J. Epp, Lillian Faderman, Judith Halberstam, Myra J.
Hird, Morgan Holmes, Sally R. Munt, Joan Nestle (via videolink), Luciana Parisi, Sasha Roseneil, Eve Kosofsky Sedgwick, Nikki Sullivan,
Calvin Thomas, Valerie Traub, Del LaGrace Volcano, Jeffrey Weeks en
Bonnie Zimmerman, om er slechts enkelen op te noemen.
Afgevaardigden en sprekers op evenementen en medewerkers aan
verschillende LGBTQ-publicaties onder redactie van Ierse academici
komen uit verschillende geografische regio’s, waaronder Duitsland,
Zweden, Australië, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika, de V.S.,
Canada, Thailand, Kenia, Latijns-Amerika, België, Polen, Frankrijk,
Taiwan, Jamaica, Japan, Hongarije, Portugal, Griekenland, Oostenrijk,
India, Finland, Denemarken, Noorwegen, Spanje en Rusland.
Noreen Giffney, ‘Quare Éire’, Journal of Lesbian Studies, XI, 3/4 (2007):
291–305. Dit is slechts een van de vele genealogieën.
Quare Joyce, onder redactie van Joseph Valente (Ann Arbor: University
of Michigan Press, 1998).
LGBTIQQA is een letterwoord voor lesbisch, gay, biseksueel, transgender, interseks, queer, questioning (nog vraagtekens hebbend), affiliated (erbij aansluitend).
Judith Halberstam, ‘Queer Studies, in A Companion to Gender Studies,
onder redactie van Philomena Essed, David Theo Goldberg en Audrey
Kobayashi (Oxford: Blackwell, 2005), p. 69.
Noreen Giffney, Queer Theory [In ‘The Key Concepts’ series] (Oxford:
Berg, 2009).
Michel Foucault, The History of Sexuality, Volume 1, vertaald door Robert Hurley (London: Penguin, 1978).
Noreen Giffney, ‘Denormatizing Queer Theory: More than (Simply)
Lesbian and Gay Studies’, Feminist Theory, V, 1 (2004): 73–8.
E. Patrick Johnson, ‘“Quare Studies”, or (Almost) Everything I Know
About Queer Studies I Learned from My Grandmother’, Text and Performance, XXI, 1 (2001): 9.
Noreen Giffney en Katherine O‘Donnell, ‘Twenty-First Century Lesbian
Studies’, in Twenty-First Century Lesbian Studies, onder redactie van
Noreen Giffney en Katherine O’Donnell (Binghampton, New York: Harrington Park Press), pp. 1–18.
Gloria Anzaldúa, ‘La Conciencia de la Mestiza: Towards a New Consciousness’, in Borderlands/La Frontera: The New Mestiza (San Francisco: Aunt Lute Books, 1991), p. 79.
Judith Halberstam, In a Queer Time and Place: Transgender Bodies,
Subcultural Lives (New York: New York University Press, 2005), p. 13.
Ellis Hanson, ‘Lesbians Who Bite’, in Out Takes: Essays on Queer Theory and Film, onder redactie van Ellis Hanson (Durham: Duke University Press, 1999), pp. 183–222.
Susan Fraiman, ‘Queer Theory and the Second Sex’, in Cool Men and the
Second Sex (New York: Columbia University Press, 2003), pp. 122–55.
Sheila Jeffreys, Unpacking Queer Politics: A Lesbian Feminist Perspective (London: Polity Press, 2003).
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
26
Par exemple, Judith Butler, Clare Hemmings, Laura Doan, Antke Engel,
Garrett P.J. Epp, Lillian Faderman, Judith Halberstam, Myra J. Hird,
Morgan Holmes, Sally R. Munt, Joan Nestle (par lien vidéo), Luciana
Parisi, Sasha Roseneil, Eve Kosofsky Sedgwick, Nikki Sullivan, Calvin
Thomas, Valerie Traub, Del LaGrace Volcano, Jeffrey Weeks et Bonnie
Zimmerman pour n’en citer que quelques-uns.
Délégués et orateurs lors d’évènements et personnes qui ont contribué
à de nombreuses publications LGBTQ éditées par des universitaires
irlandais et situés dans des régions géographiques aussi diverses que :
l’Allemangue, la Suède, l’Australie, l’Italie, le Royaume-Uni, l’Afrique
du Sud, les Etats-Unis, le Canada, la Thailande, l’Amérique latine, la
Belgique, la Pologne, la France, Taiwan, la Jamaïque, le Japon, la Hongrie, le Portugal, la Grèce, l’Autriche, l’Inde, la Finlande, le Danemark, la
Norvège, l’Espagne et la Russie.
Noreen Giffney, ‘Quare Éire’, Journal of Lesbian Studies, XI, 3/4 (2007):
291–305. Il s’agit d’une généalogie parmi d’autres.
Quare Joyce, ed Joseph Valente (Ann Arbor: University of Michigan
Press, 1998).
LGBTIQQA est un acronyme pour lesbien, gay, bisexuel, transsexuel,
intersex, queer, en question.
Judith Halberstam, ‘Queer Studies, dans A Companion to Gender Studies, eds Philomena Essed, David Theo Goldberg et Audrey Kobayashi
(Oxford: Blackwell, 2005), p. 69.
Noreen Giffney, Queer Theory [Dans la série ‘The Key Concepts’] (Oxford: Berg, 2009).
Michel Foucault, The History of Sexuality, Volume 1, trans Robert Hurley (London: Penguin, 1978).
Noreen Giffney, ‘Denormatizing Queer Theory: More than (Simply)
Lesbian and Gay Studies’, Feminist Theory, V, 1 (2004): 73–8.
E. Patrick Johnson, ‘“Quare Studies”, or (Almost) Everything I Know
About Queer Studies I Learned from My Grandmother’, Text and Performance, XXI, 1 (2001): 9
Noreen Giffney et Katherine O’Donnell, ‘Twenty-First Century Lesbian
Studies’, dans Twenty-First Century Lesbian Studies, eds Noreen Giffney and Katherine O’Donnell (Binghampton, New York: Harrington
Park Press), p. 1–18
Gloria Anzaldúa, ‘La Conciencia de la Mestiza: Towards a New Consciousness’, dans Borderlands/La Frontera: The New Mestiza (San Francisco: Aunt Lute Books, 1991), p. 79
Judith Halberstam, In a Queer Time and Place: Transgender Bodies,
Subcultural Lives (New York: New York University Press, 2005), p. 13.
Ellis Hanson, ‘Lesbians Who Bite’, dans Out Takes: Essays on Queer
Theory and Film, ed Ellis Hanson (Durham: Duke University Press,
1999), p. 183–222.
Susan Fraiman, ‘Queer Theory and the Second Sex’, dans Cool Men
and the Second Sex (New York: Columbia University Press, 2003), p.
122–55.
Sheila Jeffreys, Unpacking Queer Politics: A Lesbian Feminist Perspective (London: Polity Press, 2003).
24 Katherine O’Donnell, closing address, ‘Historicising the Lesbian’ (2006).
25 Judith Halberstam, ‘Queering Lesbian Studies’, in The New Lesbian Studies: Into the Twenty-First Century, eds Bonnie Zimmerman and Toni A.H. McNaron
(New York: The Feminist Press, 1996), p. 259.
26 Johnson, ‘Quare’, p. 19.
27 Kath Weston, ‘Theory, Theory, Who’s Got the Theory? Or, Why I’m Tired of that Tired Debate’, GLQ: A Journal of Lesbian and Gay Studies, II (1995): 347–9.
28 David M. Halperin, ‘The Normalization of Queer Theory’, Journal of Homosexuality, XLV, 2/3/4 (2003): 339.
29 Judith Butler, Bodies that Matter: On the Discursive Limits of ‘Sex’ (New York and London: Routledge, 1993), p. 228.
30 William Haver, ‘Queer Research; Or, How to Practise Invention to the Brink of Intelligibility’, in Eight Technologies of Otherness, ed Sue Golding (London
and New York: Routledge, 1997), p. 284.
31 Teresa de Lauretis, ‘Introduction’, differences: A Journal of Feminist and Cultural Studies, III, 2 (1991): iii–xviii.
32 Haver, ‘Queer Research’, p. 284.
33 Clare Hemmings and Felicity Grace, ‘Stretching Queer Boundaries: An Introduction’, Sexualities, II, 4 (1999): 394.
34 Judith Butler, ‘Imitation and Gender Insubordination’, in inside/out: Lesbian Theories, Gay Theories, ed, Diana Fuss (New York and London: Routledge,
1991), pp. 13–4.
35 Johnson, ‘Quare’, p. 20.
36 Johnson, ‘Quare’ p. 20.
37 Butler, ‘Imitation’, p. 13.
38 Johnson, ‘Quare’, p. 13.
39 Halperin, ‘Normalization’: 339.
40 Butler, Bodies, p. 228.
20 Elizabeth Weed, ‘Introduction’, in Feminism Meets Queer Theory, onder redactie van Elizabeth Weed en Naomi Schor (Bloomington and
Indianapolis: Indiana University Press, 1997), p. vii.
21 Donald E. Hall, Queer Theories (Basingstoke: Palgrave Macmillan), p.
5.
22 Laura Doan, ‘Lesbian Studies After The Lesbian Postmodern: Toward a
New Genealogy’, in Twenty-First Century Lesbian Studies, pp. 19–35.
23 Joan Wallach Scott, ‘Against Eclecticism’, differences: A Journal of Feminist Cultural Studies, XVI, 3 (2005): 116.
24 Katherine O’Donnell, afsluitende lezing, ‘Historicising the Lesbian’
(2006).
25 Judith Halberstam, ‘Queering Lesbian Studies’, in The New Lesbian
Studies: Into the Twenty-First Century, onder redactie van Bonnie Zimmerman en Toni A.H. McNaron (New York: The Feminist Press, 1996),
p. 259.
26 Johnson, ‘Quare’, p. 19.
27 Kath Weston, ‘Theory, Theory, Who’s Got the Theory? Or, Why I’m Tired of that Tired Debate’, GLQ: A Journal of Lesbian and Gay Studies,
II (1995): 347–9.
28 David M. Halperin, ‘The Normalization of Queer Theory’, Journal of Homosexuality, XLV, 2/3/4 (2003): 339.
29 Judith Butler, Bodies that Matter: On the Discursive Limits of ‘Sex’
(New York and London: Routledge, 1993), p. 228.
30 William Haver, ‘Queer Research; Or, How to Practise Invention to the
Brink of Intelligibility’, in Eight Technologies of Otherness, onder redactie van Sue Golding (London and New York: Routledge, 1997), p.
284.
31 Teresa de Lauretis, ‘Introduction’, differences: A Journal of Feminist
and Cultural Studies, III, 2 (1991): iii–xviii.
32 Haver, ‘Queer Research’, p. 284.
33 Clare Hemmings en Felicity Grace, ‘Stretching Queer Boundaries: An
Introduction’, Sexualities, II, 4 (1999): 394.
34 Judith Butler, ‘Imitation and Gender Insubordination’, in inside/out:
Lesbian Theories, Gay Theories, onder redactie van Diana Fuss (New
York and London: Routledge, 1991), pp. 13–4.
35 Johnson, ‘Quare’, p. 20.
36 Johnson, ‘Quare’ p. 20.
37 Butler, ‘Imitation’, p. 13.
38 Johnson, ‘Quare’, p. 13.
39 Halperin, ‘Normalization’: 339.
40 Butler, Bodies, p. 228.
20 Elizabeth Weed, ‘Introduction’, dans Feminism Meets Queer Theory,
eds Elizabeth Weed et Naomi Schor (Bloomington et Indianapolis: Indiana University Press, 1997), p. vii.
21 Donald E. Hall, Queer Theories (Basingstoke: Palgrave Macmillan), p.
5.
22 Laura Doan, ‘Lesbian Studies After The Lesbian Postmodern: Toward a
New Genealogy’, dans Twenty-First Century Lesbian Studies, p. 19–35.
23 Joan Wallach Scott, ‘Against Eclecticism’, differences: A Journal of Feminist Cultural Studies, XVI, 3 (2005): 116
24 Katherine O’Donnell, discours de clôture ‘Historicising the Lesbian’
(2006).
25 Judith Halberstam, ‘Queering Lesbian Studies’, dans The New Lesbian
Studies: Into the Twenty-First Century, eds Bonnie Zimmerman et Toni
A.H. McNaron (New York: The Feminist Press, 1996), p. 259.
26 Johnson, ‘Quare’, p. 19
27 Kath Weston, ‘Theory, Theory, Who’s Got the Theory? Or, Why I’m Tired of that Tired Debate’, GLQ: A Journal of Lesbian and Gay Studies,
II (1995): 347–9
28 David M. Halperin, ‘The Normalization of Queer Theory’, Journal of Homosexuality, XLV, 2/3/4 (2003): 339.
29 Judith Butler, Bodies that Matter: On the Discursive Limits of ‘Sex’
(New York et London: Routledge, 1993), p. 228.
30 William Haver, ‘Queer Research; Or, How to Practise Invention to the
Brink of Intelligibility’, dans Eight Technologies of Otherness, ed Sue
Golding (London et New York: Routledge, 1997), p. 284
31 Teresa de Lauretis, ‘Introduction’, differences: A Journal of Feminist
and Cultural Studies, III, 2 (1991): iii–xviii.
32 Haver, ‘Queer Research’, p. 284
33 Clare Hemmings et Felicity Grace, ‘Stretching Queer Boundaries: An
Introduction’, Sexualities, II, 4 (1999): 394
34 Judith Butler, ‘Imitation and Gender Insubordination’, dans inside/
out: Lesbian Theories, Gay Theories, ed, Diana Fuss (New York et London: Routledge, 1991), p. 13–4
35 Johnson, ‘Quare’, p. 20
36 Johnson, ‘Quare’ p. 20
37 Butler, ‘Imitation’, p. 13
38 Johnson, ‘Quare’, p. 13
39 Halperin, ‘Normalization’: 339.
40 Butler, Bodies, p. 228.
27
Q