venir = komen revenir = terugkomen devenir = worden le présent

venir
= komen
revenir = terugkomen
devenir = worden
le présent / de tegenwoordige tijd
je
viens
reviens
deviens
tu
viens
reviens
deviens
il / elle /on
vient
revient
devient
nous
venons
revenons
devenons
vous
venez
revenez
devenez
ils/ elles
viennent
reviennent
deviennent
Le passe composé de voltooid verleden tijd
Hulpwerkwoord is altijd “être” (=zijn) !!!!!!!
je
suis
venu(e)
revenu(e)
devenu(e)
tu
es
venu(e)
revenu(e)
devenu(e)
il
est
venu
revenu
devenu
elle est
venue
revenue
devenue
on est
venu(e)(s)
revenu(e)(s)
devenu(e)(s)
nous sommes
venu(e)(s)
revenu(e)(s)
devenu(e)(s)
vous êtes
venu(e)(s)
revenu(e)(s)
devenu(e)(s)
ils sont
venus
revenus
devenus
elles sont
venues
revenues
devenues
LET OP !!!! Het voltooid deelwoord « kijkt” of het onderwerp in de zin mannelijk of vrouwelijk is en
bepaalt dan of er een extra “e”, “es” of een “s” achter het voltooid deelwoord (“venu, revenu of
devenu”) komt.
Onderwerp :
Mannelijk enkelvoud

Vrouwelijk enkelvoud

+e
Vrouwelijk meervoud

+es
Mannelijk meervoud

+s
venu , revenu , devenu