1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Mercilon 0,150 mg/0,020 mg

Transcription

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Mercilon 0,150 mg/0,020 mg
Samenvatting van de productkenmerken
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mercilon 0,150 mg/0,020 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke tablet bevat 0,150 mg desogestrel en 0,020 mg ethinylestradiol.
Hulpstof met bekend effect: lactose monohydraat < 80 mg.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Tabletten voor oraal gebruik
De tabletten zijn rond met afgeschuinde rand en hebben een diameter van 6 mm.
Aan de ene kant staat “Organon*” en aan de andere kant “TR” boven “4”.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Anticonceptie.
Bij de beslissing om Mercilon voor te schrijven moet rekening worden gehouden met
de huidige risicofactoren van de individuele vrouw, in het bijzonder met de
risicofactoren voor veneuze trombo-embolie (VTE) en hoe het risico op VTE met
Mercilon zich verhoudt tot het risico met andere gecombineerde hormonale
anticonceptiva (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Hoe wordt Mercilon ingenomen
De tabletten moeten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip worden ingenomen
zonodig met wat vloeistof, in de volgorde die op de verpakking staat aangegeven.
Gedurende 21 opeenvolgende dagen moet dagelijks één tablet worden
ingenomen.Elke volgende strip begint na een interval van 7 dagen zonder tabletten.
Tijdens dit interval treedt gewoonlijk een dervingsbloeding op. Deze bloeding begint
meestal op de tweede of derde dag na de laatste tablet en is niet altijd beëindigd op
de dag waarop met de volgende strip wordt begonnen.
Wijze van toediening
Hoe beginnen met Mercilon
Geen voorafgaand hormonaal anticonceptivum (in de vorige maand)
De eerste tablet dient op de eerste dag van de natuurlijke cyclus van de vrouw te
Art 31 referral – labelling update
-1-
Samenvatting van de productkenmerken
worden ingenomen (d.i. op de eerste dag van haar menstruatie). Het is ook
toegestaan om op de tweede tot vijfde dag te beginnen maar tijdens de eerste cyclus
wordt ter aanvulling tevens een barrièremiddel aanbevolen tijdens de eerste 7 dagen
dat tabletten worden ingenomen.
Overschakelen van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum (gecombineerd
oraal anticonceptivum (CHA), een vaginale ring of transdermale pleister)
Bij voorkeur moet Mercilon begonnen worden op de dag na de inname van de
laatste actieve tablet (de laatste tablet met de werkzame bestanddelen) van haar
voorafgaand CHA, maar uiterlijk op de dag die volgt op de gebruikelijke tabletvrije
periode (of de laatste placebotablet) van haar voorafgaand CHA. Wanneer een
vaginale ring of transdermale pleister is gebruikt, moet bij voorkeur met Mercilon
worden begonnen op de dag van verwijdering, maar uiterlijk op de dag dat de
nieuwe ring of pleister geplaatst had moeten worden.
Indien de vrouw haar vorige methode consequent en correct heeft toegepast en het
redelijkerwijs zeker is dat zij niet zwanger is, mag ze bovendien op iedere dag van de
cyclus van haar vorige combinatie hormonaal anticonceptivum overschakelen op
mercilon..
In geen geval mag de hormoon-vrije periode van haar vorige methode verlengd
worden tot voorbij de aanbevolen duur.
Het is mogelijk dat niet alle anticonceptiemethoden (vaginale ring, transdermale
pleister) gecommercialiseerd worden in alle EU-landen.
Overschakelen van een uitsluitend progestageen-methode (minipil,
injectiepreparaat, implantaat) of van een progestageen-afgevend intra-uterien
systeem (IUS)
De vrouw mag overschakelen van een minipil wanneer zij wil (van een implantaat of
een IUS de dag waarop dat verwijderd wordt, van een injectiepreparaat wanneer de
volgende injectie voorzien was), maar in al deze gevallen dient men aan te bevelen
aanvullend een barrièremiddel te gebruiken tijdens de eerste 7 dagen dat tabletten
worden ingenomen.
Na een abortus in het eerste trimester
De vrouw mag direct beginnen. In dit geval moet zij geen aanvullende
anticonceptieve maatregelen nemen.
Na een bevalling of na een abortus in het tweede trimester
Voor vrouwen die borstvoeding geven, zie rubriek 4.6.
Aangeraden wordt om te starten tussen de 21ste en 28ste dag na de bevalling of na de
abortus in het tweede trimester. Als een vrouw later begint, dan wordt aangeraden
om tijdens de eerste 7 dagen van pilinname aanvullend een barrièremiddel te
gebruiken. Mocht reeds de eerste geslachtsgemeenschap hebben plaatsgevonden,
dan moet een eventuele zwangerschap worden uitgesloten vooraleer de vrouw met
het CHA begint of moet de eerste menstruatie worden afgewacht.
Wat te doen na het vergeten van tabletten
Indien de gebruikster minder dan 12 uur te laat is met het innemen van een tablet,
dan is de contraceptieve betrouwbaarheid niet verminderd. De vrouw dient de tablet
in te nemen zodra ze er aan denkt en de volgende tabletten in te nemen op de
gebruikelijke tijden.
Als ze meer dan 12 uur te laat is met het nemen van een tablet, kan de
Art 31 referral – labelling update
-2-
Samenvatting van de productkenmerken
contraceptieve betrouwbaarheid verminderd zijn. In geval van vergeten tabletten
kunnen volgende 2 basisprincipes gevolgd worden:
1. Het innemen van tabletten mag nooit langer dan 7 dagen onderbroken zijn.
2. 7 dagen ononderbroken tablet-inname zijn noodzakelijk om een adequate
onderdrukking van hypothalamus-hypofyse-ovaria-as te bereiken.
Bijgevolg geldt in de dagelijkse praktijk volgend advies:
• Week 1
De gebruikster dient de laatste vergeten tablet in te nemen zodra ze er aan
denkt, ook al zou dit betekenen dat ze twee tabletten terzelfdertijd neemt.
Daarna gaat zij verder met het nemen van de volgende tabletten op haar
gebruikelijke tijd. Bovendien moet een barrièremethode zoals een condoom
gedurende de volgende 7 dagen toegepast worden. Als tijdens de 7 dagen vóór
het overslaan geslachtsgemeenschap plaats vond, dient de mogelijkheid op
zwangerschap overwogen. Hoe meer tabletten vergeten zijn en hoe dichter bij
het normale pil-vrije interval, hoe hoger het risico van een zwangerschap.
• Week 2
De gebruikster dient de laatste vergeten tablet in te nemen zodra ze er aan
denkt, ook al zou dit betekenen dat ze twee tabletten terzelfdertijd moet
innemen. Daarna gaat zij verder met het nemen van de volgende tabletten op
haar gebruikelijke tijd. Op voorwaarde dat de vrouw haar tabletten gedurende de
7 dagen voor de eerste vergeten tablet, correct heeft ingenomen, is er geen
noodzaak voor aanvullende contraceptieve voorzorgen. Indien dit echter niet het
geval is, of indien ze meer dan 1 tablet vergeten is, dient de vrouw geadviseerd
gedurende 7 dagen aanvullende voorzorgen te nemen.
• Week 3
Het risico van een verminderde betrouwbaarheid is groot door het naderende
tablet-vrije interval. Door aanpassen van het tablet-inname schema kan echter
een vermindering van de contraceptieve bescherming nog voorkomen worden.
Wanneer de vrouw zich aan één van de volgende 2 opties houdt, zijn er bijgevolg
geen aanvullende contraceptieve voorzorgen nodig, op voorwaarde dat de vrouw
7 dagen voor de eerste vergeten tablet alle tabletten correct heeft ingenomen. Is
dit niet het geval dan dient de vrouw geadviseerd de eerste mogelijkheid te
volgen en tevens de volgende 7 dagen aanvullende voorzorgen te nemen.
1. De gebruikster dient de vergeten tablet in te nemen zodra ze er aan denkt,
ook al zou dit betekenen dat ze twee tabletten terzelfdertijd neemt. Daarna
gaat zij verder met het nemen van de volgende tabletten op haar
gebruikelijke tijd. De volgende strip dient begonnen zodra de vorige leeg is,
dus zonder pauze tussen de strips. Wellicht zal de gebruikster geen
dervingsbloeding hebben vóór het einde van de tweede strip, maar ze kan
spotting of doorbraakbloeding hebben tijdens de dagen dat ze tabletten
neemt.
2. De vrouw kan eveneens geadviseerd worden met het innemen van de
tabletten uit de aangebroken strip te stoppen. Daarna dient zij een tablet-vrij
interval van ten hoogste 7 dagen in te lassen (de dagen dat ze tabletten
vergeten is, inbegrepen) en vervolgens verder te gaan met de volgende strip.
Als de vrouw tabletten vergeten heeft en zij vervolgens geen dervingsbloeding heeft
in het eerste normale tablet-vrije interval, dient de mogelijkheid van een
zwangerschap overwogen.
Art 31 referral – labelling update
-3-
Samenvatting van de productkenmerken
Wat te doen bij maag-darmstoornissen
In geval van ernstige maag-darmstoornissen is er kans op onvolledige absorptie, en
moeten aanvullende anticonceptieve maatregelen getroffen worden.
Als braken optreedt binnen 3-4 uur na de inname van een tablet geldt hetzelfde
advies als bij het vergeten van tabletten dat in paragraaf “Wat te doen na het
vergeten van tabletten” is gegeven. Als de vrouw haar normale schema van
tabletinname niet wil veranderen, moet ze de extra tablet(ten) uit een andere strip
nemen.
Uitstellen of verschuiven van de maandelijkse bloeding
Uitstellen van de maandelijkse bloeding is geen indicatie voor het product. Indien de
maandelijkse bloeding in uitzonderlijke gevallen toch dient uitgesteld te worden, dient
de vrouw door te gaan met de volgende strip zonder een tabletvrije periode.
Naargelang haar wens kan zij met deze strip een aantal dagen of tot het einde van
de tweede strip doorgaan.Tijdens de verlenging kan doorbraakbloeding of spotting
optreden. Na de gebruikelijke tabletvrije periode van 7 dagen wordt de normale
inname van Mercilon hervat.
Om de menstruatie te verschuiven naar een andere dag van de week dan de vrouw
gewoon is met het actuele schema, kan men haar aanraden het eerstvolgende
tablet-vrije interval te verkorten met het aantal gewenste dagen. Hoe korter het
interval, hoe groter het risico dat er geen dervingsbloeding optreedt en dat er tijdens
de volgende cyclus doorbraakbloeding en spotting optreedt (net als bij het uitstellen
van een menstruatie).
4.3
•
Contra-indicaties
Gecombineerde hormonale anticonceptiva (CHA) mogen in de volgende situaties
niet worden gebruikt.
Als een van deze toestanden voor het eerst optreedt tijdens het gebruik van het CHA
dan moet het product onmiddellijk gestaakt worden.
Aanwezigheid van of risico op veneuze trombo-embolie (VTE)
o Veneuze trombo-embolie – bestaande VTE (bij antistollingsmiddelen) of eerder
doorgemaakte VTE (bijv. diepe veneuze trombose [DVT] of longembolie [PE])
o Bekende erfelijke of verworven predispositie voor veneuze trombo-embolie,
bijvoorbeeld APC-resistentie, (waaronder factor V-Leiden), antitrombine-IIIdeficiëntie, proteïne C-deficiëntie, proteïne S-deficiëntie
o Zware operatie met langdurige immobilisatie (zie rubriek 4.4)
o
•
Een hoog risico op veneuze trombo-embolie door de aanwezigheid van
meerdere risicofactoren (zie rubriek 4.4)
Aanwezigheid van of risico op arteriële trombo-embolie (ATE)
o Arteriële trombo-embolie – bestaande arteriële trombo-embolie, eerder
doorgemaakte arteriële trombo-embolie (bijv. myocardinfarct) of prodromale
aandoening (bijv. angina pectoris)
o Cerebrovasculaire ziekte – bestaande beroerte, eerder doorgemaakte beroerte
of prodromale aandoening (bijv. transient ischaemic attack (TIA))
Art 31 referral – labelling update
-4-
Samenvatting van de productkenmerken
o
o
o
Bekende erfelijke of verworven predispositie voor arteriële trombo-embolie,
bijvoorbeeld hyperhomocysteïnemie en antifosfolipiden-antistoffen
(anticardiolipine-antistoffen, lupusanticoagulans)
Voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen
Een hoog risico op arteriële trombo-embolie als gevolg van meerdere
risicofactoren (zie rubriek 4.4) of door de aanwezigheid van een ernstige
risicofactor, zoals:
•
diabetes mellitus met vasculaire symptomen
•
ernstige hypertensie
•
ernstige dislipoproteïnemie
• • Pancreatitis of een anamnese hiervan indien geassocieerd met ernstige
hypertriglyceridemie.
• Aanwezigheid of anamnese van ernstige leveraandoening zolang de
leverfunctiewaarden niet genormaliseerd zijn.
• Aanwezigheid of anamnese van levertumoren (goedaardig of kwaadaardig).
• Aanwezigheid of vermoeden van maligne aandoeningen (bijvoorbeeld van de
geslachtsorganen of de mammae) die beïnvloed worden door geslachtssteroïden.
• Endometriumhyperplasie.
• Vaginale bloedingen waarvan de oorzaak niet is vastgesteld.
• Zwangerschap of een vermoeden daarvan.
• Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor één van de in rubriek 6.1
vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Waarschuwingen
Indien één of meer van de hieronder vermelde aandoeningen of risicofactoren
aanwezig zijn, moet met de vrouw besproken worden of Mercilon geschikt is.
In het geval van verergering of eerste optreden van één of meer van deze
aandoeningen of risicofactoren dient de vrouw het advies te krijgen om contact op te
nemen met haar arts, om te bepalen of het gebruik van Mercilon moet worden
gestaakt.
1. Circulatoire aandoeningen
Risico op veneuze trombo-embolie (VTE)
•
Het gebruik van ieder gecombineerd hormonaal anticonceptivum verhoogt
het risico op veneuze trombo-embolie (VTE), in vergelijking met geen
gebruik. Producten die levonorgestrel, norgestimaat of norethisteron
bevatten, zijn geassocieerd met het laagste risico op VTE. Andere
producten, zoals Mercilon, kunnen tot twee keer dit risiconiveau
hebben. De beslissing om een ander product te gebruiken dan een
product met het laagste risico van VTE mag uitsluitend worden
genomen nadat dit met de vrouw besproken is, om te verzekeren dat zij
begrijpt dat zij risico heeft op VTE met Mercilon, hoe haar huidige
risicofactoren dit risico beïnvloeden en dat haar risico op VTE het
Art 31 referral – labelling update
-5-
Samenvatting van de productkenmerken
hoogst is in het allereerste jaar dat zij het product gebruikt. Er zijn ook
enige aanwijzingen dat het risico verhoogd is wanneer opnieuw gestart
wordt met een gecombineerd hormonaal anticonceptivum nadat het
gebruik gedurende 4 weken of langer werd onderbroken.
•
Bij vrouwen die geen gecombineerd hormonaal anticonceptivum gebruiken
en niet zwanger zijn, zullen ongeveer 2 van de 10.000 vrouwen over een
periode van één jaar VTE ontwikkelen. Bij iedere individuele vrouw kan het
risico echter veel hoger zijn, afhankelijk van haar onderliggende
risicofactoren (zie hieronder).
•
Naar schatting1 zullen ongeveer 9 tot 12 van de 10.000 vrouwen die een
desogestrelbevattende gecombineerd hormonaal anticonceptivum gebruiken
over een periode van één jaar een VTE ontwikkelen, vergeleken met
ongeveer 62 vrouwen die een levonorgestrelbevattende gecombineerd
hormonaal anticonceptivum gebruiken.
•
In beide gevallen is het aantal VTE's per jaar kleiner dan het verwachte
aantal bij vrouwen tijdens de zwangerschap of in de periode na de bevalling.
•
VTE kan in 1-2% van de gevallen een dodelijke afloop hebben.
1 Deze incidenties werden geschat op basis van alle epidemiologische onderzoeksgegevens samen, met gebruik van
relatieve risico's voor de verschillende producten, vergeleken met levonorgestrelbevattende gecombineerde
hormonale anticonceptiva.
2 Middelste punt van het bereik ('mid-point of range') van 5-7 per 10.000 vrouwjaren, op basis van een relatief risico
voor levonorgestrelbevattende gecombineerde hormonale anticonceptiva versus niet-gebruik van ongeveer
2,3 tot 3,6
Art 31 referral – labelling update
-6-
Samenvatting van de productkenmerken
Aantal VTE-gevallen per 10.000 vrouwen in één jaar
Aantal VTE-gevallen
Niet- gebruikers van
gecombineerde hormonale anticonceptiva
(2 gevallen)
Levonorgestrelbevattende gecombineerde
hormonale anticonceptiva (5-7 gevallen)
Desogestrelbevattende gecombineerde hormonale
anticonceptiva (9-12 gevallen)
In extreem zelden voorkomende gevallen is het optreden van trombose in andere
bloedvaten gemeld bij gebruiksters van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum, bijv.
in hepatische, mesenteriale, renale of retinale venen en arteriën.
Risicofactoren voor VTE
Het risico op veneuze trombo-embolische complicaties bij gebruiksters van een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum kan substantieel verhoogd zijn bij een vrouw met
additionele risicofactoren, vooral als er sprake is van meerdere risicofactoren (zie de tabel).
Mercilon is gecontra-indiceerd als een vrouw meerdere risicofactoren heeft waardoor zij een
verhoogd risico op veneuze trombose heeft (zie rubriek 4.3). Als een vrouw meer dan één
risicofactor heeft, is het mogelijk dat de stijging van het risico groter is dan de som van de
afzonderlijke factoren – in dit geval dient rekening te worden gehouden met haar totale
risico op VTE. Indien de balans van voordelen en risico’s als negatief wordt beschouwd,
mag een gecombineerd hormonaal anticonceptivum niet worden voorgeschreven (zie
rubriek 4.3).
Tabel: Risicofactoren voor VTE
Risicofactor
Toelichting
Obesitas (BMI hoger dan 30 kg/m²)
Risico stijgt substantieel bij stijging van de BMI.
Het is vooral belangrijk om te overwegen of er ook
andere risicofactoren aanwezig zijn.
Langdurige immobilisatie, zware
In deze situaties is het aan te bevelen om het
Art 31 referral – labelling update
-7-
Samenvatting van de productkenmerken
operatie, elke operatie aan benen
of heup, neurochirurgie of groot
trauma
gebruik van de pleister/pil/ring te staken (in geval
van een electieve chirurgische ingreep minimaal
vier weken vóór de ingreep) en het gebruik niet
eerder dan twee weken na volledige remobilisatie
te hervatten. Er dient een andere
anticonceptiemethode te worden gebruikt om
onbedoelde zwangerschap te voorkomen.
Antitrombosebehandeling dient te worden
overwogen als het gebruik van Mercilon niet
vooraf is gestaakt.
Opmerking: tijdelijke immobilisatie
waaronder > 4 uur reizen per
vliegtuig kan ook een risicofactor
voor VTE zijn, vooral bij vrouwen
met andere risicofactoren
Bij een positieve
familiegeschiedenis (ooit
opgetreden veneuze tromboembolie, vooral op relatief jonge
leeftijd, bijvoorbeeld vóór het
50e jaar, bij broers, zussen of
ouders).
Als een erfelijke aanleg wordt vermoed, dient de
vrouw te worden doorverwezen naar een specialist
voor advies voordat zij een besluit neemt over het
gebruik van een gecombineerd hormonaal
anticonceptivum
Andere medische aandoeningen
die geassocieerd zijn met VTE
Kanker, systemische lupus erythematosus,
hemolytisch-uremisch syndroom, chronische
inflammatoire darmziekte (ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa) en sikkelcelziekte
Toenemende leeftijd
Vooral boven de 35 jaar
Er is geen consensus over de mogelijke rol van spataderen en oppervlakkige tromboflebitis
bij het ontstaan of de progressie van veneuze trombose.
Er dient rekening te worden gehouden met het verhoogde risico op trombo-embolie tijdens
de zwangerschap en vooral tijdens de 6 weken durende periode van het puerperium (voor
informatie over “Zwangerschap en borstvoeding” zie rubriek 4.6).
Symptomen van VTE (diepe veneuze trombose en longembolie)
Vrouwen dienen het advies te krijgen om, als er symptomen optreden, met spoed medische
hulp in te roepen en de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te informeren dat zij een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum gebruikt.
De volgende symptomen kunnen wijzen op diepe veneuze trombose (DVT):
- unilaterale zwelling van een been en/of voet of langs een ader in het been;
- pijn of gevoeligheid van een been die mogelijk alleen wordt gevoeld bij het staan of
lopen;
Art 31 referral – labelling update
-8-
Samenvatting van de productkenmerken
- verhoogde temperatuur in het aangetaste been, rode of verkleurde huid op het
been.
De volgende symptomen kunnen wijzen op longembolie (PE):
- plotseling ontstaan van onverklaarde kortademigheid of snelle ademhaling;
- plotseling hoesten, mogelijk geassocieerd met hemoptoë (bloedspuwing);
- scherpe pijn op de borst;
- ernstig licht gevoel in het hoofd of duizeligheid;
- snelle of onregelmatige hartslag.
Sommige van deze symptomen (bijv. "kortademigheid", "hoesten") zijn niet-specifiek en
kunnen ten onrechte worden geïnterpreteerd als gewonere of minder ernstige voorvallen
(bijv. luchtweginfecties).
Andere verschijnselen die kunnen wijzen op vasculaire occlusie zijn: plotselinge pijn,
zwelling en lichte blauwverkleuring van een ledemaat.
Als de occlusie in het oog is gelokaliseerd, kunnen de symptomen variëren van pijnloos
wazig zien tot progressie tot verlies van het gezichtsvermogen. Soms kan verlies van het
gezichtsvermogen bijna onmiddellijk optreden.
Risico op arteriële trombo-embolie (ATE)
In epidemiologisch onderzoek is het gebruik van gecombineerde hormonale anticonceptiva
geassocieerd met een verhoogd risico op arteriële trombo-embolie (myocardinfarct) of
cerebrovasculair accident (bijv. TIA [transiënte ischemische aanval], beroerte). Arteriële
trombo-embolische voorvallen kunnen een dodelijke afloop hebben.
Risicofactoren voor ATE
Het risico op arteriële trombo-embolische complicaties of van een CVA bij gebruiksters van
een gecombineerd hormonaal anticonceptivum is verhoogd bij vrouwen met risicofactoren
(zie de tabel). Mercilon is gecontra-indiceerd als een vrouw één ernstige of meerdere
risicofactoren voor ATE heeft waardoor zij een hoog risico op arteriële trombose heeft (zie
rubriek 4.3). Als een vrouw meer dan één risicofactor heeft, is het mogelijk dat de stijging
van het risico groter is dan de som van de afzonderlijke factoren – in dit geval dient rekening
te worden gehouden met haar totale risico. Indien de balans van voordelen en risico’s als
negatief wordt beschouwd, mag een gecombineerd hormonaal anticonceptivum niet worden
voorgeschreven (zie rubriek 4.3).
Art 31 referral – labelling update
-9-
Samenvatting van de productkenmerken
Tabel: Risicofactoren voor ATE
Risicofactor
Toelichting
Toenemende leeftijd
Vooral boven de 35 jaar
Roken
Vrouwen dienen het advies te krijgen om niet te
roken als zij een gecombineerd hormonaal
anticonceptivum willen gebruiken. Vrouwen die
ouder zijn dan 35 jaar en doorgaan met roken
dienen het dringende advies te krijgen om een
andere anticonceptiemethode toe te passen.
Hypertensie
Obesitas (BMI hoger dan 30 kg/m2)
Het risico stijgt substantieel bij stijging van de BMI.
Vooral belangrijk bij vrouwen met additionele
risicofactoren
Positieve familiegeschiedenis (ooit
opgetreden arteriële tromboembolie, vooral op relatief jonge
leeftijd, bijvoorbeeld vóór het
50e jaar, bij broers, zussen of
ouders).
Als een erfelijke aanleg wordt vermoed, dient de
vrouw te worden doorverwezen naar een specialist
voor advies voordat zij een besluit neemt over het
gebruik van een gecombineerd hormonaal
anticonceptivum
Migraine
Een verhoging van de frequentie of ernst van
migraine tijdens het gebruik van een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum (die
prodromaal kan zijn voor een CVA) kan een reden
zijn om direct te stoppen
Andere medische aandoeningen
die geassocieerd zijn met
aandoeningen van de bloedvaten
Diabetes mellitus, hyperhomocysteïnemie,
hartklepziekte en atriumfibrilleren,
dislipoproteïnemie en systemische lupus
erythematosus.
Symptomen van ATE
Vrouwen dienen het advies te krijgen om, als er symptomen optreden, met spoed medische
hulp in te roepen en de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te informeren dat zij een
gecombineerd hormonaal anticonceptivum gebruiken.
De volgende symptomen kunnen wijzen op een cerebrovasculair accident (CVA):
- plotseling verdoofd gevoel of zwakte van gezicht, arm of been, vooral aan één zijde
van het lichaam;
- plotselinge moeite met lopen, duizeligheid, verlies van evenwicht of coördinatie;
- plotselinge verwardheid, moeite met praten of begrijpen;
Art 31 referral – labelling update
-10-
Samenvatting van de productkenmerken
- plotselinge moeite met zien in één of beide ogen;
- plotselinge, ernstige of langdurige hoofdpijn zonder bekende oorzaak;
- verminderd bewustzijn, of flauwvallen met of zonder epileptische aanval.
Symptomen van voorbijgaande aard suggereren dat het voorval een transiënte ischemische
aanval (TIA) is.
De volgende symptomen kunnen wijzen op een myocardinfarct (MI):
- pijn, ongemak, druk, of een zwaar, beklemd of vol gevoel in de borst, arm of onder
het borstbeen;
- ongemak dat uitstraalt naar de rug, kaak, keel, arm, maag;
- vol gevoel, indigestie of naar adem snakken;
- transpireren, misselijkheid, braken of duizeligheid;
- extreme zwakte, angst of kortademigheid;
- snelle of onregelmatige hartslag.
2. Tumoren
• Epidemiologische studies tonen aan dat langdurig gebruik van CHA’s een
risicofactor vormt voor de ontwikkeling van cervixcarcinoom bij vrouwen die
geïnfecteerd zijn met het humaan papillomavirus (HPV), maar er blijft
onduidelijkheid over de mate waarin deze bevinding toe te schrijven is aan
verstorende effecten (bv. verschillen in het aantal seksuele partners of het
gebruik van barrièremiddelen).
•
Een meta-analyse van 54 epidemiologische studies heeft gerapporteerd dat
bij vrouwen die een CHA gebruiken een licht verhoogd relatief risico (RR =
1,24) bestaat dat borstkanker wordt gediagnosticeerd. Het verhoogd risico
verdwijnt geleidelijk in de loop van de 10 jaar na het beëindigen van CHAgebruik. Omdat borstkanker zelden voorkomt bij vrouwen onder de 40 jaar,
is het extra aantal borstkankerdiagnoses bij vrouwen die een CHA gebruiken
of in een recent verleden gebruikt hebben, klein ten opzichte van het
levenslange risico voor borstkanker. Deze studies verschaffen geen bewijs
voor een oorzakelijk verband. Het waargenomen verhoogde risicopatroon
zou het gevolg kunnen zijn van een vroegere diagnose van borstkanker bij
CHA-gebruiksters, van de biologische effecten van CHA’s, of van een
combinatie van beide. Er is een tendens dat borstkanker, gediagnosticeerd
bij vrouwen die ooit een CHA hebben gebruikt, zich klinisch in een minder
vergevorderd stadium bevindt dan kanker gediagnosticeerd bij vrouwen die
nooit een CHA hebben gebruikt.
•
In zeldzame gevallen zijn bij gebruiksters van CHA’s goedaardige
levertumoren gerapporteerd, en in nog zeldzamer gevallen kwaadaardige
levertumoren. In geïsoleerde gevallen hebben deze tumoren tot
levensbedreigende abdominale bloedingen geleid. Een levertumor moet in
de differentiële diagnose worden opgenomen als bij vrouwen die CHA’s
gebruiken hevige pijn boven in de buik, leververgroting of verschijnselen die
wijzen op een abdominale bloeding optreden.
Art 31 referral – labelling update
-11-
Samenvatting van de productkenmerken
3. Andere situaties
• Bij vrouwen met hypertriglyceridemie, of een positieve familie-anamnese
hiervan kan een verhoogd risico voor pancreatitis bestaan als zij een CHA
gebruiken.
•
Hoewel in veel vrouwen die CHA’s gebruiken geringe verhogingen van de
bloeddruk gerapporteerd worden, zijn klinisch relevante bloeddrukstijgingen
zeldzaam. Een verband tussen CHA-gebruik en klinische hypertensie is niet
aangetoond. Wanneer echter een aanhoudende klinisch significante
hypertensie tijdens het gebruik van een CHA tot ontwikkeling komt, dan is
het voorzichtig dat de arts het CHA stopt en de hypertensie behandelt. Voor
zover het gepast wordt geacht, kan het CHA hernomen worden indien door
een antihypertensieve behandeling normale bloeddrukwaarden kunnen
bereikt worden.
•
De volgende aandoeningen zijn zowel tijdens de zwangerschap als tijdens
CHA-gebruik gerapporteerd, maar er is geen eenduidig bewijs dat er
verband bestaat met het gebruik van CHA’s: aan cholestase gerelateerde
geelzucht en/of pruritus; galstenen; porfyrie; gegeneraliseerde lupus
erythematodes; het hemolytisch uremisch syndroom; chorea van Sydenham;
herpes gestationis; aan otosclerose gerelateerd gehoorverlies; (erfelijke)
angio-oedeem.
•
Acute of chronische leverfunctiestoornissen kunnen een onderbreking van
het CHA-gebruik noodzakelijk maken totdat de leverfunctiewaarden
genormaliseerd zijn. Als cholestatische geelzucht optreedt nadat deze eerst
is opgetreden tijdens een zwangerschap of tijdens vroeger gebruik van
geslachts-steroïden, moet het CHA-gebruik beëindigd worden.
•
Hoewel CHA’s een effect kunnen hebben op de perifere insulineresistentie
en glucosetolerantie is er geen bewijs dat dit een verandering van het
therapeutische regime noodzakelijk maakt bij diabetespatiënten die een CHA
gebruiken. Vrouwen met diabetes dienen echter zorgvuldig opgevolgd te
worden tijdens innemen van CHA’s.
•
De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn in verband gebracht met CHAgebruik.
•
Chloasma kan occasioneel optreden, vooral bij vrouwen met chloasma
gravidarum in de anamnese. Vrouwen met een predispositie voor chloasma
dienen blootstelling aan zonlicht of UV-straling te vermijden zolang ze een
CHA gebruiken.
•
Mercilon bevat lactose monohydraat. Bijgevolg dienen patiënten met
zeldzame erfelijke aandoeningen zoals galactose-intolerantie, Lapp
lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie dit geneesmiddel niet te
gebruiken.
Bij het bepalen van de anticonceptiemethode(n) moet met bovenstaande
informatie rekening worden gehouden.
Art 31 referral – labelling update
-12-
Samenvatting van de productkenmerken
Medisch onderzoek/consultatie
Voordat met Mercilon wordt begonnen en ook wanneer het gebruik na een
onderbreking wordt hervat, moet een volledige anamnese (inclusief
familiegeschiedenis) worden afgenomen en moet zwangerschap worden uitgesloten.
De bloeddruk moet worden gemeten en er moet een lichamelijk onderzoek worden
uitgevoerd, op geleide van contra-indicaties (zie rubriek 4.3) en waarschuwingen (zie
rubriek 4.4). Het is belangrijk om de vrouw attent te maken op de informatie over
veneuze en arteriële trombose, met inbegrip van het risico van Mercilon ten opzichte
van andere gecombineerde hormonale anticonceptiva, de symptomen van VTE en
ATE, de bekende risicofactoren en wat zij moet doen in het geval van een vermoede
trombose.
De vrouw moet ook worden geïnstrueerd om de bijsluiter goed te lezen en zich te
houden aan het gegeven advies. De frequentie en aard van de onderzoeken dienen
gebaseerd te zijn op gangbare praktijkrichtlijnen en op individuele basis te worden
aangepast.
Vrouwen dienen erop te worden gewezen dat hormonale anticonceptiva niet
beschermen tegen hiv-infecties (aids) en andere seksueel overdraagbare
aandoeningen.
Verminderde betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van CHA’s kan verminderd zijn bv. bij het vergeten van
tabletten (rubriek “Wat te doen na het vergeten van tabletten”), maagdarmstoornissen (rubriek “Wat te doen bij maag-darmstoornissen”) of het
gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen (rubriek “Interacties”).
Fytotherapeutica die sint-janskruid (Hypericum perforatum) bevatten, mogen niet
gelijktijdig met Mercilon worden gebruikt wegens het risico op verlaagde
plasmaconcentraties en verminderde klinische effecten van Mercilon (zie
rubriek 4.5).
Verminderde cycluscontrole
Bij alle CHA’s kan onregelmatig bloedverlies (spotting of doorbraakbloeding)
optreden, vooral tijdens de eerste maanden van het gebruik. Daarom is een
beoordeling van elk onregelmatig bloedverlies pas zinvol na een aanpassingsperiode
van ongeveer drie cycli.
Als het onregelmatig bloedverlies aanhoudt of pas optreedt nadat eerdere cycli
regelmatig waren, moet rekening gehouden worden met een niet-hormonale oorzaak
en zijn afdoende diagnostische maatregelen geïndiceerd om een maligniteit of een
zwangerschap uit te sluiten. Dit kan curettage betekenen.
Bij sommige vrouwen kan het voorkomen dat er geen dervingsbloeding optreedt
tijdens het tabletvrije interval. Als het CHA volgens de aanwijzingen in rubriek 4.2 is
ingenomen is het onwaarschijnlijk dat de vrouw zwanger is.Als het CHA echter niet
volgens deze aanwijzingen is ingenomen in de periode voorafgaand aan de eerste
uitgebleven dervingsbloeding of als er twee dervingsbloedingen uitblijven, moet
zwangerschap worden uitgesloten voordat het gebruik van het CHA wordt
voortgezet.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Art 31 referral – labelling update
-13-
Samenvatting van de productkenmerken
Interacties
Interacties van OAC’s met andere geneesmiddelen kunnen doorbraakbloeding en/of
falen van de orale anticonceptie tot gevolg hebben. De volgende interacties zijn
bekend uit de literatuur:
Levermetabolisme: er kunnen interacties optreden met geneesmiddelen met
leverinducerende eigenschappen induceren, wat kan leiden tot een verhoogde
klaring van geslachtshormonen (bv. hydantoïnen, barbituraten, primidon, bosentan,
carbamazepine, rifampicine, rifabutine en mogelijk ook voor oxcarbazepine,
modafinil, topiramaat, felbamaat, ritonavir, griseofulvine en voor preparaten die sintjanskruid (Hypericum perforatum) bevatten). Ook hiv-proteaseremmers met een
inducerend vermogen (bv. ritonavir en nelfinavir) en non-nucleoside
reversetranscriptaseremmers (bv. nevirapine en efavirenz) kunnen het
levermetabolisme beïnvloeden. In het algemeen duurt het 2-3 weken voordat de
enzyminductie maximaal is, maar vervolgens kan deze na het stoppen van de
therapie nog wel 4 weken aanhouden.
Het falen van anticonceptie is ook gerapporteerd bij gebruik van CHA's in combinatie
met antibiotica zoals ampicilline en tetracyclines Het mechanisme van dit effect is
nog niet opgehelderd.
Vrouwen onder behandeling met één van deze geneesmiddelen moeten tijdelijk een
barrièremiddel gebruiken als aanvulling op het CHA of een andere methode van
anticonceptie kiezen. Bij leverinducerende geneesmiddelen die dient een
barrièremiddel gebruikt te worden tijdens de behandelingsperiode met het
concomiterend geneesmiddel en nog 28 dagen na stoppen daarvan. In geval van
langdurige behandeling met een leverinducerend geneesmiddel, moet een andere
anticonceptie-methode overwogen worden. Vrouwen onder behandeling met
antibiotica (behalve rifampicine en griseofulvine, die ook een leverenzyminducerende
werking hebben) dienen een barrièremiddel te gebruiken tot 7 dagen na stoppen van
deze behandeling. Als de periode tijdens dewelke het barrièremiddel dient te worden
gebruikt verder reikt dan het einde van de tabletten in de CHA-strip dan moet de
vrouw meteen doorgaan met de volgende CHA-strip, zonder het gebruikelijk
tabletvrije interval.
Orale anticonceptiva kunnen de afbraak van andere geneesmiddelen beïnvloeden.
Hierdoor kunnen de concentraties in plasma en weefsel zowel stijgen (bv.
ciclosporine) als dalen (bv. lamotrigine) waardoor aangepaste dosissen noodzakelijk
kunnen zijn.
Opmerking: de bijsluiter van geneesmiddelen die in dezelfde periode gebruikt
worden als het OAC moet worden geraadpleegd om eventuele interacties te
identificeren.
Laboratoriumbepalingen
Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan een invloed hebben op de resultaten
van bepaalde laboratoriumbepalingen, o.a. biochemische parameters van lever-,
schidlklier-, bijnier-, en nierfunctie, plasmawaarden van (drager) eiwitten,
bv.corticosteroïdbindend globuline en lipiden/lipoproteinefracties, parameters van
koolhydraatmetabolisme, en parameters van bloedstolling en fibrinolyse. In het
algemeen blijven de veranderingen binnen het normaal laboratoriumbereik.
Art 31 referral – labelling update
-14-
Samenvatting van de productkenmerken
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Het gebruik van Mercilon tijdens de zwangerschap is gecontraïndiceerd. Als
zwangerschap optreedt tijdens het gebruik van Mercilon, moet de vrouw verdere
inname hiervan staken. De meeste epidemiologische studies hebben echter noch
een toegenomen risico voor aangeboren afwijkingen aangetoond bij kinderen van
wie de moeder vóór de zwangerschap een CHA had gebruikt, noch een teratogeen
effect wanneer de CHA’s onbedoeld tijdens de vroege zwangerschap waren
gebruikt.
Er moet rekening gehouden worden met het verhoogde risico op VTE in de periode
na de bevalling wanneer het gebruik van Mercilon hervat wordt (zie rubrieken 4.2 en
4.4).
De lactatie kan worden beïnvloed door CHA’s omdat zij de hoeveelheid moedermelk
kunnen verminderen en zijn samenstelling kunnen wijzigen. Daarom wordt het
gebruik van een CHA in het algemeen niet aangeraden voordat de moeder volledig
met borstvoeding is gestopt. Kleine hoeveelheden van de anticonceptieve steroïden
en/of hun metabolieten kunnen met de melk worden uitgescheiden, maar er is geen
bewijs dat dit een nadelige invloed heeft op de gezondheid van het kind.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er zijn geen effecten gezien op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te
bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Er is een verhoogd risico waargenomen op arteriële en veneuze trombotische en
trombo-embolische voorvallen, waaronder myocardinfarct, beroerte, transiënte
ischemische aanvallen, veneuze trombose en longembolie bij vrouwen die
gecombineerde hormonale anticonceptiva gebruikten. Hier wordt in rubriek 4.4
dieper op ingegaan.
Een aantal andere bijwerkingen zijn gemeld bij vrouwen die CHA’s gebruiken. Ze
worden meer in detail uitgelegd in rubriek 4.4.
Zoals met alle gecombineerde orale anticonceptiva kunnen er veranderingen
optreden in het menstruatiepatroon, vooral tijdens de eerste maanden van het
gebruik. Dit kunnen veranderingen zijn in de frequentie (geen, minder frequent, meer
frequent of aanhoudend), de intensiteit (zwakker of heviger) of de duur van de
bloeding.
Mogelijk gerelateerde bijwerkingen die zijn gemeld bij gebruiksters van Mercilon of
een CHA in het algemeen worden weergegeven in onderstaande tabel1.
Alle bijwerkingen zijn gerangschikt volgens systeem/orgaanklasse en frequentie;
vaak (≥1/100 en <1/10), soms (≥1/1.000 tot <1/100) en zelden (≥1/10,000 tot
<1/1,000).
Art 31 referral – labelling update
-15-
Samenvatting van de productkenmerken
Systeem/orgaanklasse
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak (≥ 1/100
en <1/10 )
Soms
(≥ 1/1.000 en
< 100)
Overgevoeligheid
Vochtretentie
Depressieve
stemmingen,
stemmingsveranderingen
Verminderd
libido
Hoofdpijn
Migraine
Oogaandoeningen
Risico voor veneuze
trombo-embolie
Risico voor arteriële
trombo-embolie
Misselijkheid,
abdominale pijn
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Pijn in de
borsten,
gevoelige
borsten
Onderzoeken
Gewichtstoename
1
Verhoogd libido
Intolerantie voor
contactlenzen
Bloedvataandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Zelden
(≥1/10,000 tot <1/1,000))
Braken, diarree
Uitslag,
urticaria
Erythema nodosum
erythema multiforme
Borstvergroting
Vaginale afscheiding,
afscheiding uit de borsten
Gewichtsafname
De meest geschikte MedDRA-term om een bepaalde bijwerking te beschrijven is opgenomen in de tabel. Synoniemen
of verwante aandoeningen zijn niet opgenomen, maar hiermee dient eveneens rekening gehouden te worden.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen
te
melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het
geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via
Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten
Afdeling Vigilantie
EUROSTATION II
Victor Hortaplein, 40/ 40
B-1060 Brussel
Art 31 referral – labelling update
-16-
Samenvatting van de productkenmerken
Website: www.fagg.be
e-mail: [email protected]
4.9
Overdosering
Er zijn geen meldingen van ernstige schadelijke gevolgen van een overdosis.
Symptomen die in dit geval mogelijk kunnen optreden, zijn: misselijkheid, braken, en,
bij jonge meisjes: lichte vaginale bloeding. Er bestaat geen antidota en verdere
behandeling is symptomatisch.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: progestagenen en oestrogenen, vaste
combinatie, ATC-code: G03A A09
Het anticonceptief effect van CHA’s berust op de interacties van verschillende
factoren, waarvan als belangrijkste de ovulatieremming en de veranderingen van het
cervixsecreet moeten beschouwd worden. Naast de bescherming tegen
zwangerschap hebben CHA’s verschillende positieve eigenschappen, die naast de
negatieve eigenschappen (zie ‘Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij
gebruik’ en ‘Bijwerkingen’), nuttig kunnen zijn bij de beslissing aangaande de
methode van geboorteregeling. De cyclus is regelmatiger, de menstruatie is vaak
minder pijnlijk en de bloeding is minder hevig. Dit laatste kan resulteren in een
afname van het optreden van ijzerdeficiëntie. Daarnaast is met de hoger gedoseerde
CHA’s (50 µg ethinylestradiol) een verminderd risico aangetoond van de incidentie
van fybrocystische tumoren in de borsten, ovariumcysten, infecties in het kleine
bekken, ectopische zwangerschap en endometrium- en ovariumkanker. Het blijft nog
te bevestigen of dit eveneens van toepassing is op laag gedoseerde CHA’s.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid bij adolescenten onder de 18 jaar.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Desogestrel
Absorptie
Oraal toegediend desogestrel (DSG) wordt snel en volledig geabsorbeerd en
omgezet in etonogestrel. Piek serumconcentraties van ongeveer 2 ng/ml worden
ongeveer 1,5 uur na inname van een eenmalige dosis bereikt. De
biobeschikbaarheid van etonogestrel is 62-81%.
Distributie
Etonogestrel wordt gebonden aan serumalbumine en aan sexhormoonbindend
globuline (SHBG). Slechts 2-4% van de totale serumconcentraties zijn aanwezig als
vrij steroïd, 40-70% worden specifiek gebonden aan SHBG. De door ethinylestradiol
veroorzaakte toename in SHBG beïnvloedt de distributie over de serumeiwitten en
veroorzaakt een toename van de aan SHBG-gebonden fractie en een afname van
Art 31 referral – labelling update
-17-
Samenvatting van de productkenmerken
de aan albumine gebonden fractie. Het schijnbaar distributievolume van etonogestrel
is 1,5 l/kg.
Biotransformatie
Desogestrel wordt volledig gemetaboliseerd langs de voor het metabolisme van
steroïden bekende wegen. De metabolische klaringsnelheid uit het serum bedraagt
ongeveer 2 ml/min/kg. Men heeft geen interactie gevonden met het gelijktijdig
toegediend ethinylestradiol.
Eliminatie
De serumspiegels van etonogestrel nemen af in twee fasen. De terminale
dispositiefase wordt gekenmerkt door een halfwaardetijd van ongeveer 30 uur.
Desogestrel en metabolieten worden uitgescheiden in een urinaire / biliaire
verhouding van ongeveer 6:4.
Steady-state
De farmacokinetiek van etonogestel wordt beïnvloed door de SHBG-spiegels die
door ethinylestradiol met een factor 3 toenemen. Na dagelijks toedienen per os
nemen de serumspiegels van etonogestrel toe met een factor 2-3 en bereiken een
evenwichtsconcentratie (steady-state) tijdens de tweede helft van een
behandelingscyclus.
Ethinylestradiol
Absorptie
Per os toegediend ethinylestradiol wordt snel en volledig geabsorbeerd. Piek
serumconcentraties van ongeveer 80 pg/ml worden bereikt binnen de 1-2 uur. De
absolute biobeschikbaarheid als gevolg van een presystemische conjugatie en een
first-pass metabolisme bedraagt ongeveer 60%.
Distributie
Ethinylestradiol wordt sterk maar niet specifiek gebonden aan serumalbumine
(ongeveer 98,5%) en veroorzaakt een toename van de serumconcentraties van
SHBG. Men heeft een schijnbaar distributievolume van ongeveer 5 l/kg bepaald.
Biotransformatie
Ethinylestradiol is onderhevig aan presystemische conjugatie, zowel in de mucosa
van de dunne darm als in de lever. Ethinylestradiol wordt voornamelijk
gemetaboliseerd door aromatische hydroxylatie, maar er wordt een grote
verscheidenheid van gehydroxyleerde en gemethyleerde metabolieten gevormd en
deze zijn aanwezig als vrije metabolieten en als conjugaten met glucuroïdes en
sulfaatDe metabole klaringsnelheid bedraagt ongeveer 5 ml/min/kg.
Eliminatie
De ethinylestradiol serumspiegels nemen af in 2 dispositiefasen; de terminale
dispositiefase wordt gekenmerkt door een halfwaardetijd van ongeveer 24 uur.
Onveranderd ethinylestradiol wordt niet uitgescheiden; de
ethinylestradiolmetabolieten worden uitgescheiden in een urinaire/biliaire verhouding
van 4:6. De halfwaardetijd van de metabolietuitscheiding bedraagt ongeveer 1 dag.
Steady-state
De evenwichtsconcentratie wordt bereikt na 3-4 dagen wanneer de serumspiegels
van ethinylestradiol 30-40 % hoger liggen in vergelijking tot de enkelvoudige dosis.
Art 31 referral – labelling update
-18-
Samenvatting van de productkenmerken
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze
gegevens zijn afkomstig van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij
herhaalde dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel en reproductietoxiciteit.
Echter men dient te bedenken dat geslachtshormonen de groei van bepaalde
hormoonafhankelijke weefsels en tumoren bevorderen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
colloïdaal anhydrisch siliciumdioxyde
lactose monohydraat
aardappelzetmeel
polyvidon
stearinezuur
all-rac-α-tocoferol
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
PVC/aluminium blisterverpakking verpakt in een met aluminium gelamineerd zakje.
Verpakkingsgrootten: 21, 3 x 21, 6 x 21 en 13 x 21 tabletten.
Elke blisterverpakking bevat 21 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
N.V. Organon, Kloosterstraat 6, 5349 AB Oss – Nederland
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Art 31 referral – labelling update
-19-
Samenvatting van de productkenmerken
BE 141425
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING / HERNIEUWING
VAN DE VERGUNNING
A. Datum van eerste vergunning: 11 april 1988
B. Datum van de hernieuwing van de vergunning: 21 februari 2005
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
04/2014
Goedkeuringsdatum: 05/2014
Art 31 referral – labelling update
-20-

Documents pareils